| |
| |
| |
Siegfried Werners
De keuze
Ondanks een gure, snerpende wind was Harley reeds uren onderweg. Eerst had hij een vriend uit Suriname opgezocht, die hij echter niet op zijn kamer aantrof. Hierna besloot hij de verdere middag in een café door te brengen. Daar hoopte hij enkele landgenoten aan te treffen die goed ingelicht waren over de recente toestanden in Suriname. Het was een buurtcafé, dat enkele jaren geleden een duidelijk Surinaams karakter verkregen had. De tegenwoordige eigenaar was een oudere Surinamer. Hij stond zelf achter de tapkast, en had veel belangstelling voor het gebeuren in zijn land van geboorte, ofschoon hij reeds een mensenleeftijd in Europa woonde en werkte. Het was ongeveer drie uur 's middags, en bijzonder rustig, of liever, er was niemand, behalve de kastelein. Hij begroette Harley uitbundig. Deze had echter meer belangstelling voor de Surinaamse kranten op de leestafel. Het was een voortreffelijk idee van de kastelein om zich te abonneren op de dagbladen uit Suriname. Zo bleven zijn landgenoten op de hoogte van de gebeurtenissen in dit deel van Zuid-Amerika. Vooral na de militaire staatsgreep van februari 1980 er waren veel veranderingen in het verre vaderland. Harley was zelf ook militair in Suriname, zodat de ontwikkelingen vanzelfsprekend zijn grote belangstelling hadden. Eigenlijk was hij nog steeds actief dienend militair. Bij de dood van zijn moeder, die in Amsterdam woonde, had hij toestemming van de militaire autoriteiten gekregen om de begrafenis bij te wonen. Daarna besloot hij nog enkele weken in Nederland te blijven.
Merkwaardig: op de leestafel lag ook het militaire tijdschrift Makandra, dat onder de manschappen in Suriname verspreid werd. Er stonden foto's in van jonge Surinamers die in de rimboe gesneuveld waren voor land en volk. Een overlijdensadvertentie gaf de leuze: ‘Sterven voor het vaderland. Dat is echt leven.’ Harley had dergelijke advertenties nooit helemaal begrepen, omdat hij zich weinig betrokken voelde bij deze kleine oorlog, vooral nadat het hem duidelijk was geworden dat de militaire top in Suriname bepaald anders leefde dan om te sterven voor het vaderland.
Toch had Harley weinig reden om zich te keren tegen de nieuwe elite die sinds 1980 de dienst in het vaderland uitmaakte. Conchita,
| |
| |
zijn nicht, die vanaf de lagere school zijn klasgenote was geweest, had hem nog enkele maanden voor de dood van zijn moeder uitgenodigd op haar verjaardagsfeest, dat zelfs voor Surinaamse begrippen uitbundig gevierd was. Zij was twintig geworden, en kon zich sinds kort de vriendin noemen van een militair, die deel uitmaakte van de nieuwe elite. Deze, John, was een vooraanstaand man bij de militaire inlichtingendienst. Sociaal voelend als hij was, liet hij ook zijn vrienden delen in zijn nieuwe status. Conchita had slechts de Mulo bezocht. Haar neef Harley had reeds op jeugdige leeftijd het einddiploma van de middelbare school behaald. Vóór de vervulling van zijn dienstplicht was hij enkele maanden ingeschreven geweest op de faculteit de maatschappijwetenschappen aan de Universiteit van Suriname.
‘Voor Harley zijn er vele mogelijkheden weggelegd in het Surinaamse leger,’ was een opmerking die John vaker maakte als hij het had over de neef van Conchita, die overeenkomstig een dienstorder onmiddellijk na de begrafenis van zijn moeder naar Suriname had moeten terugkeren.
In een brief die Harley enkele dagen geleden uit Suriname had ontvangen, werd hij er nogmaals aan herinnerd dat na de gebeurtenissen van 1980 het oude kader van officieren het vaderland voorgoed had verlaten, omdat het samen met de toenmalige Surinaamse regering verantwoordelijk werd gesteld voor de chaos en de incompetentie die de grote ingreep veroorzaakt hadden. In deze lacune moest nodig voorzien worden. De handen wrijvend van de vrieskou, waaraan hij nog steeds niet kon wennen, dacht Harley vaak terug aan wat hij in Suriname had moeten achterlaten, ook toen hij deze middag werd aangesproken door de kastelein, die in een ver verleden militair geweest was. Deze oudere man sprak graag met Harley, vooral op rustige momenten, als er weinig te doen was in het door hem met zorg beheerde café. Eerst had de kastelein Harley een vreemde jongen gevonden die hij maar liever op een afstand hield. Later verklaarde hij zijn aanvankelijke weerzin tegen een andere vaste bezoeker van het café: ‘Ik moest nog wennen aan die jongen die zich soms met oorringen tooide, een manier van opmaak, waarvan in mijn jonge jaren uitsluitend de vrouwen gebruik maakten. Toen ik echter enkele weken geleden in flarden van een gesprek vernam, dat Harley militair was in het leger dat Suriname een ander gezicht gegeven heeft, voelde ik plotseling sympathie voor hem.’ En hij voegde hieraan toe: ‘Vanaf die dag had ik vaker het gevoel dat mijn jongste zoon het café betrad, telkens wanneer Harley met zijn oorknoppen op de kruk aan de bar plaatsnam.’
| |
| |
De neerslachtige stemming waarin Harley deze middag verkeerde, werd niet alleen veroorzaakt door het weer dat de laatste dagen geheel in het teken van de winter stond. Enkele dagen geleden had hij een brief van Conchita ontvangen, waarvan de laatste bladzijde geschreven was door haar vriend, die vanwege zijn werkzaamheden op de hoogte was van de desertie die Harley in de schoenen geschoven werd door de militaire leiding van Suriname. Harley had enkele weken geleden in Paramaribo terug moeten zijn. De ceremoniën rond de begrafenis van zijn moeder waren reeds lang voorbij. Daarna hadden zijn superieuren taal noch teken van hem vernomen. Voordat Conchita verkering had met de militair van de inlichtingendienst, gingen zij en haar neef vaker dansen in discotheek Touché in Paramaribo, waar zij opvielen in Zuidamerikaanse dansen, vooral de salsa, soms de meer ouderwetse samba.
‘Die tijd in Touché is voor mij zo goed als voorbij,’ schreef Conchita. ‘Nu gaan we naar Miami en Belèm om inkopen te doen,’ er daarbij op wijzend dat ze sedert zijn vertrek vrije tijd in overvloed had. ‘Het is prettig leven in Suriname, zonovergoten, zonder grote milieuvervuiling and what have you!’ Ze vervolgde met uitvoerig te schrijven over de vele feesten in het kampement en in de officiersclub, waar zij elk weekend met haar vriend naar toe ging.
‘Kom terug,’ eindigde Conchita, ‘en als je daarenboven zorg draagt voor een doktersattest, maakt John het wel in orde, dat je over enkele maanden bij de officiersopleiding wordt ingedeeld. Zo niet, dan...’
Ondanks de zonnige toon wierp haar schrijven gedurende enkele dagen een schaduw over de aanwezigheid van Harley in Nederland. Vol van zorgen nam hij de oudere kastelein deze middag in vertrouwen. Oom Jules, zoals de kastelein door zijn klanten werd genoemd, trachtte Harley ervan te overtuigen, dat de beste weg in dit geval de terugkeer naar Paramaribo was. Oom Jules was jaren geleden - om precies te zijn in het jaar 1942 - met een lichting militairen uit Suriname via de Verenigde Staten naar Azië vertrokken, waar hij deel uitmaakte van een compagnie, die moest meehelpen om Oost Indië te bevrijden.
‘Het was een periode vol gevaren, maar achteraf ben ik heel blij dat ik deze fase van mijn leven zonder een enkele schram ben doorgekomen.’
‘Voor veel van onze jongens begon de ellende later,’ vervolgde de oude kastelein. ‘We hadden bij het afzwaaien de keus om in Nederland te blijven of naar Suriname terug te keren. Het was kiezen tussen het
| |
| |
doodarme Suriname en het ontredderde Nederland. Ik maakte mijn keus dank zij een hulpvaardige luitenant die ik in het oosten had leren kennen. Deze officier, die het bijzonder waardeerde dat wij Surinamers helemaal van de andere zijde van de oceaan naar Indië waren getogen om de Jappen te verslaan, was een familielid van de eigenaren van de Philipsfabrieken in Nederland. Hij zorgde ervoor dat ik portier werd in Eindhoven. Daar heb ik, met een korte onderbreking in Londen, tot mijn pensionering gewerkt. Om mijn tijd daarna te doden, bracht ik dit café in Amsterdam weer tot leven met een clientèle die bijna uitsluitend uit Surinamers bestaat.
Mijn laatste bezoek aan Suriname was enkele jaren na de onafhankelijkheidsfeesten in 1975,’ vervolgde oom Jules. ‘Het viel bitter tegen. Suriname leek wel een schip dat zonder kapitein de reis van de onafhankelijkheid begonnen was. En de volksvertegenwoordiging was een duidelijke weerspiegeling van deze situatie.
Het heeft mij in het geheel niet verwonderd toen op een avond in de maand februari 1980 de televisie van Nederland beelden vertoonde van een tiental jongere sergeanten die de macht in het vaderland hadden overgenomen van een weinig daadkrachtige burgerlijke elite, to say the least. Ik had mijn café al enkele jaren, maar sedertdien heb ik mij geabonneerd op enkele Surinaamse bladen, zodat mijn bezoekers konden lezen hoe het in het nieuwe Suriname onder de militairen verder reilde en zeilde.’ Oom Jules schonk nog enkele glazen in. Hij had alle tijd om zijn verhaal te voltooien. Buiten was het een krijtwitte wereld. De sneeuw wist van geen ophouden. Al rokend en drinkend vervolgde hij zijn betoog, twijfel zaaiend in het gemoed van Harley, die zijn desertie uit het Surinaamse leger op deze ogenblikken moeilijk van zich kon afschuiven. De kastelein was dankzij de kranten uit Suriname goed op de hoogte geweest van de handelingen van de militairen, vooral gedurende de eerste maanden na de staatsgreep. Hij gaf enkele sprekende voorbeelden uit deze periode om de twijfelende Harley erop te wijzen dat de jonge sergeanten en hun medewerkers gedurende deze maanden baanbrekend werk verricht hadden in het ingeslapen Suriname.
Oom Jules legde de feiten op tafel: De nieuwe heersers hadden de goed georganiseerde vereniging van medici in Suriname weerstaan. Binnen enkele maanden na de staatsgreep werd er een staatsziekenfonds in het leven geroepen, dat in de jaren daarvoor langzaam maar zeker op de lange baan was geschoven, omdat door deze verzekering de miljoenen aan honoraria van de artsen aanzienlijk zouden verminderen.
| |
| |
De militairen hadden het staatspensioen van de ouden van dagen fors verhoogd; een daad die nimmer verwezenlijkt zou zijn onder de politici van de oude orde. Ze hadden eigenhandig meegeholpen om 's lands weldadigheidsgesticht in Paramaribo te liquideren, een tehuis voor ouden van dagen dat vanwege de stank omringd was door aasgieren. Kort daarna werd huize Ashiana geopend, dat de bejaarden van Suriname een waardige levensavond garandeerde. Kortom, de militairen hadden vooral in de eerste maanden na de staatsgreep meer daadkracht getoond dan de democratisch gekozen heren, aldus de conclusie van oom Jules. Harley luisterde aandachtig, nippend aan zijn zesde glas bier na de cognac, die oom Jules hem namens de zaak had aangeboden. De tapkast werd hoe langer hoe meer vervormd, geprojecteerd tegen een schuine achtergrond, met daarachter een winterlandschap, waar fietsen en auto's bedolven waren onder een dikke sneeuwmassa.
Met het intreden van de schemering nam de sneeuwbui af in kracht, en Harley besloot van de gelegenheid gebruik te maken om afscheid te nemen van de kastelein, met wie hij gedurende enkele uren de enige bezoeker in het café was geweest. Ofschoon licht beneveld, was hij na het lange overtuigende betoog van oom Jules duidelijk tot andere inzichten gebracht. Terwijl hij de sneeuw van zijn fiets verwijderde, waren zijn gedachten opnieuw bij zijn kameraden in Suriname, met wie hij zoveel gezellige en spannende momenten beleefd had. Deze gedachten namen hem zozeer in beslag, dat het fietsen naar huis, ondanks de stuwende sneeuw en de onbegaanbaarheid van de Amsterdamse wegen, hem geen enkel probleem opleverde. Hij was vastbesloten naar Suriname terug te keren, de ellendige kou ontvluchtend, in de zekerheid, dat dankzij de medewerking van de vriend van Conchita, hem geen enkel verwijt over zijn kortstondige desertie gemaakt zou worden. Deze zou volkomen worden schoongewassen door een dokterattest, dat hij na aankomst in Suriname aan de commandant van zijn compagnie zou overleggen.
In zijn steenkoude kamer voelde Harley zich rustiger dan enkele dagen tevoren. De zuster van zijn overleden moeder, bij wie hij inwoonde, had zijn kamer keurig verzorgd, zijn bed opgemaakt, en de brieven uit Suriname die met twee waren vermeerderd op een kleine stapel vlak bij het bed gelegd. De brief die Harley het eerst opende met zijn nog steeds koude handen, was van een goede vriend, een buurjongen, die ook bij de militaire politie diende. Frits deed zijn werk altijd heel opgewekt, hetgeen weinig verwondering wekte bij zijn buurtgenoten.
| |
| |
Het milieu waaruit hij voortkwam, had hem goed voorbereid voor zijn taken bij dit onderdeel van de krijgsmacht. Zijn vader was een bekend rechercheur in Paramaribo, van wie verteld werd dat hij de bekentenissen van de verdachten vooral loskreeg door af en toe hardnekkig tegen de gevoelige delen van de jongens te schoppen. Doorslaan was dan vaak verzekerd. In de buurt had deze rechercheur dan ook de bijnaam van tijger. Als kind was Frits vaak vol lof over zijn verdiensten die hij zeer kleurrijk aan zijn vrienden vertelde.
Na de staatsgreep had hij met vreugde dienst genomen bij de militaire politie.
‘De corruptie was verschrikkelijk,’ schreef Frits in zijn lange brief van enkele bladzijden. ‘Ik heb één van die uitbuiters bij een verhoor in zijn cel enkele doeltreffende stompen toegebracht, waarmee hij enkele maanden zoet zal zijn. Wij hadden laatst ook een jongedame, die jarenlang meeprofiteerde van de situatie. Je moest erbij zijn, Harley, om te weten wat wij met dat wijf uithaalden. Zij heeft nu de tijd om aan die voorbije periode te denken, en haar zonden te overdenken.’ Harley voelde zich vermoeid. Het sabelgerinkel van de militairen vond hij afschuwelijk. Hun gedragingen hadden hem met diepe weerzin vervuld.
Gelukkig was de andere brief veel opgewekter. Hij was van Annelies in Paramaribo, die hem dringend schreef om snel-snel naar Suriname terug te keren. Harley stond, voordat hij zich te ruste begaf, nog even voor de spiegel. Sedert hij enkele maanden geleden in Nederland arriveerde, was het de eerste maal dat hij zichzelf zo aandachtig beschouwde. Terwijl hij zijn oorknoppen losschroefde, viel het hem op dat zijn zwarte huid verbleekt was door de hevige vrieskou. Het acclimatiseringsproces schrikte hem enigszins af. Het was alsof hij in twee werelden leefde.
Het was hem duidelijk dat hij beland was in een onevenwichtige fase van zijn leven, waar langer uitstel de desertie uit het Surinaamse leger definitief zou maken. Daarbij zag hij ook zonneklaar de andere zijde: Nederland, studeren, cafébezoek - waarbij hij dacht aan zijn vader, een kunstschilder in Suriname, die hem verteld had dat hij als student aan de kunstacademie in de jaren vijftig een dagelijkse gast was van bekende cafés op het Leidseplein in Amsterdam. Zijn gedachten bleven dwalen. Nu eens naar Annelies en Conchita in Paramaribo, dan weer naar de vorige week zaterdag, toen hij met een Surinaamse vriend een oude club bezocht had, vlakbij één der Amsterdamse grachten. Tot diep in de nacht hadden de jongens met elkaar gedanst, waarbij zij als jonge
| |
| |
soldaten, vrolijk en blij, de oorlog verklaarden aan het eigentijdse aids met zoveel slachtoffers over de gehele wereld.
Er was meer afwisseling in Amsterdam. In tegenstelling tot het tamelijk geïsoleerde vaderland, waar hetzelfde zich gedurig herhaalde. Suriname, zon en zonnebloemen, het gemoedelijke leven, bomen en bladeren in felle kleuren. Langzaam schoof Harley onder de dekens, koud en toch warm, vastbesloten dat hij morgen eindelijk eens een keuze zou maken.
|
|