Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Deel 4
(2002)–Michiel van Kempen– Auteursrechtelijk beschermdDe geschreven literatuur van 1923 tot 1975
[pagina 215]
| |
De waterval en de kolibri de nationalistische generatie en haar critici 1957-1975 | |
[pagina 217]
| |
Als Trefossa in 1957 zijn dichtbundel Trotji publiceert, lijkt dat het startsein te zijn voor een hectische literaire activiteit die geen geïsoleerd verschijnsel is: Suriname bruist in alle kunstsectoren. Nederland maakt als oriëntatiepunt plaats voor het eigen land. De ene na de andere dichtbundel verschijnt van auteurs als Eugène Rellum, Michaël Slory, Johanna Schouten-Elsenhout, Shrinivási. Het talent toont zich in de tijdschriften Tongoni en Soela . De kranten maken ruim baan voor literaire bijdragen en literatuurkritiek, boekenvak en bibliotheekwezen worden uitgebouwd. Op de nieuwe radiostations zijn uitzendingen in de volkstalen en hoorspelen van eigen bodem te horen. Het Sranan floreert als literaire taal, werk in andere volkstalen verschijnt slechts mondjesmaat, al schrijft Shrinivási wel het eerste gedicht in het Sarnami. Proza blijft schaarser dan poëzie. In de toneelwereld bewerken Thalia en Mamio westerse stukken voor het Surinaamse publiek, maar nieuw Surinaams toneel wordt slechts door weinigen geschreven. De maatschappelijke beroering neemt gaandeweg de jaren '60 toe. Schrijvers kiezen voor een radicale politieke weg. De jonge nationalisten groeperen zich in de Moetete-groep met het gelijknamige tijdschrift: R. Dobru, Thea Doelwijt, Jozef Slagveer, Benny Ooft, Ruud Mungroo. Rond 1970 zorgen jonge regisseurs voor nieuw toneelwerk van eigen bodem; het Doe-theater is er de belangrijkste exponent van. Eenheid en onafhankelijkheid zijn de vaste thema's en de jonge generatie zoekt de geschiedenis te herschrijven. Maar er zijn ook sceptische geluiden te horen. In Nederland kruisen John Leefmans en Rudi Kross in het tijdschrift Mamjo de degens over de richting van de Surinaamse letteren. Met zijn scherpe pen betoont Rodney Russel zich een Surinaams existentialist; hij publiceert in het tijdschrift Kolibri waarvan Paul Marlee, auteur van de modernistische roman Proefkonijn , de redacteur is. Leo Ferrier en Bea Vianen vinden in Nederland onderdak bij toonaangevende uitgeverijen en schrijven de eerste psychologische romans. Altijd zijn er ook auteurs die zich buiten elke groepsvorming houden: Bernardo Ashetu, Trudi Guda, Julius Defares. |
|