Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Deel 3
(2002)–Michiel van Kempen– Auteursrechtelijk beschermdDe geschreven literatuur van 1596 tot 1923
[pagina 171]
| |
4.1 Privé-collectiesDe frequent terugkerende boekenveilingen maken duidelijk dat het boekenbezit in de negentiende-eeuwse kolonie aanzienlijk geweest moet zijn. Natuurlijk tekende slechts een gering aantal ingezetenen voor dat bezit. Zo kwam na het overlijden van gouverneur De Friderici diens inboedel onder de hamer: ten Sterfhuize van Wylen den Hoog Edele Gestrenge Heer J.F. Friderici, werden verkogt, Eerstelyk de Bebliotheek [sic] door Zyn Hoog Edele Gestrenge nagelaaten, bestaande in een Collectie van Engelsche, Fransche, Hoog en Nederduitsche Boeken, als meede nog eenige Meubilaire Goederen. Tweedens eene Verzameling van Boeken in Onderscheidener Taalen beneevens eenige Musiek werken behoorende aan J.E. van Onna qq. zynde van deeze Verkooping de gedrukte Catalogues te bekoomen by G.C. Weygandt.Ga naar voetnoot207 Blijkens een bericht van twee weken later, was de belangstelling voor de boekencollectie goed, want er werd nog een verkoping gehouden van resterende meubelen; van boeken was geen sprake meer.Ga naar voetnoot208 Dat een gouverneur een privé-bibliotheek bezat, lag nog wel voor de hand, maar ook vele andere vooraanstaanden binnen de koloniale maatschappij beschikten over hun eigen collecties die vaak na hun overlijden onder de hamer kwamen, al dan niet gelijktijdig met slaven of een trekpaard (zie bijlage III). C.J. Karsseboom, overleden in 1811, moet een belangwekkende collectie gehad hebben, evenals H.C. Focke & G.C.B. Gravenhorst en H.K. Goudman (van wie in 1837 ‘een party Welgeconditioneerde Boeken, zoo wetenschappelijke als Reisbeschrijvingen, Romans en Dichtwerken’ geveild werd).Ga naar voetnoot209 W. Boekhoudt maakt melding van een predikant, de vader van een Engelse directeur op de plantage Kleinhoop aan de Beneden-Cottica, die een bibliotheek bezat.Ga naar voetnoot210 Dit soort vermeldingen van collecties buiten de stad zijn hoogst zeldzaam. Een belangrijke collectie werken over de kolonie bezat E.A. van Emden, planter en ‘gequalificeerd lid van het Geregtshof’. Dankzij C. van Sijpesteijn weten we welke werken van deze boekerij deel uitmaakten.Ga naar voetnoot211 Het ging om boekwerken verschenen tussen 1662 en 1852. De collectie bevatte veel reis- en landbeschrijvingen, als die van Warren (1667) tot en met Halberstadt (1838) en voorts alle titels van M.D. Teenstra.Ga naar voetnoot212 Ook bevatte de boekerij alle achttiende-eeuwse geschriften die in het vorige hoofdstuk ter sprake werden gebracht: het Recueil van echte stukken en bewijzen, door Salomon Duples- | |
[pagina 172]
| |
sis en anderen, tegen Mr. Jan Jacob Mauricius... (1752), de verhandeling over de landbouw van Blom (1786), Jubelfeest: beschrijving van de plegtigheden... synagoge der Portugeesche gemeente (1784), De Surinaamsche artz (1788) en de Lettre politico... (1791). Bellettrie in de collectie was schaars, maar Van Emden had wel verschillende werken van Paul François Roos in zijn bezit: de Eerstelingen van Surinaamsche mengelpoëzij (1789), Eene redevoering over het verval van Suriname en de middelen van opbeuring (1784), de Surinaamsche buurtpraatjes (ca. 1785) en de Verzameling van losse stukjes... (1801). Verder de vertelling Outalissi (1826) van C.E. Lefroy en de Surinaamsche schetsen en typen (1850) van Theodore Bray. Het aandeel schone letteren in de boekerij was overigens aanzienlijk geringer dan dat in de collectie van Nassy, een halve eeuw eerder. Dat Van Emden als planter en lid van het gerechtshof veel titels over de landbouw en de slavenemancipatie bezat, verwondert natuurlijk niet: het waren zo ongeveer de enige boeken die tot 1863 regelmatig door boekverkopers werden aangeboden. Hoe hij zijn boekerij heeft opgebouwd, is onbekend; mogelijk heeft hij veel oudere titels middels de aankoop van een grote privé-bibliotheek of door erfenis weten te verwerven. In de verhouding van het aandeel titels over landbouw en slavernij, afgezet tegen resp. land- en volkenkunde en schone letteren moet zijn collectie een goede afspiegeling hebben gegeven van wat zich in de meeste negentiende-eeuwse privé-verzamelingen bevond. Maar omvang en rijkdom van Van Emdens collectie waren exceptioneel. | |
4.2 Openbare bibliothekenSuriname heeft in de 19de eeuw nogal wat openbare leesbibliotheken gekend die op particulier initiatief waren opgezet. Tot 1815 kende de kolonie de bibliotheek van C.F. Steinhard die in dat jaar de bibliotheek ten verkoop aanbood.Ga naar voetnoot213 Sinds 1818 heeft Suriname een boekhandel gekend met een tamelijk goede leesbibliotheek, maar deze ging bij de brand van 1821 verloren.Ga naar voetnoot214 Daarna heeft een twintigtal leesbibliotheken bestaan, sommige slechts enkele jaren, andere decennialang, zoals die van L.J. Marcus die werd opgericht in 1834, die in 1848 in eigendom overging aan zijn weduwe en in 1886 werd overgenomen door J.J. Bloemendaal; overname was een veel voorkomend verschijnsel (zie bijlage II). Frequent ging de exploitatie van een leesbibliotheek samen met die van een boekhandel of kantoorboekhandel, zoals dat het geval was met die van W.E.H. Winkels, Van Borcharen en J.W.J. Buttner. Voor het abonnement moest bij Winkels in 1853 ƒ14,- voor twaalf maanden betaald wordenGa naar voetnoot215, bij Buttner in 1891 ƒ10,-, of ƒ1,- per maand.Ga naar voetnoot216 De meeste leesbibliotheken brachten een gedrukte catalogus uit en de abonnees kregen de supplementen gratis ter hand gesteld. Leden konden opgave doen van werken die zij graag in de collectie opgenomen zagen.Ga naar voetnoot217 De beheerders streefden ernaar het aanbod actueel te houden. Het spreekt voor zich dat de leesbibliotheken het leesminnend publiek naar zich toe probeer- | |
[pagina 173]
| |
den te lokken door te adverteren dat de collectie verrijkt was met de ‘nieuwst uitgekomene werken’. Het aanbod moet niet gering zijn geweest. De supplementscatalogus van M.M. Bromet bevatte maar liefst 820 nummers.Ga naar voetnoot218 Verschillende bibliotheken beschikten over tijdschriften als de Vaderlandsche Letteroefeningen en de Indische Mercuur en Nederlandse kranten als de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Er zijn geen sporen van teruggevonden dat ook De Gids ruim voorhanden is geweest, hoewel in dit, sinds 1837 in Nederland toonaangevende tijdschrift debatten werden gevoerd die voor Suriname hoogst belangwekkend waren, zoals beschreven in § 1.6.3. Van de bibliotheekcatalogi is geen enkele bewaard gebleven. Uit enkele advertenties kunnen we niettemin afleiden wat de lezers geboden werd. In 1832 ontvangen Salomon del Castilho & Co. ‘per den Eerzamen Kapitein R.C. Stada’ hun tweede supplementscatalogus. De dertien titels die zij in hun advertentie opnemen, hebben alle betrekking op de Napoleontische schermutselingen in Europa en de scheiding van Holland en België, zoals De Triomf der Reuzen van het Zuiden, Belgische Beurtzang, na den Tiendaagschen Strijd, door H[endricus] J[ohannes] F[oppe].Ga naar voetnoot219 Bellettrie wordt voor het eerst aangeboden door de leesbibliotheek van N.J. Kelk in een advertentie van 1853. Vermeld worden onder meer: De Negerhut, 2 deelen, gr. 8o, door Harriet Beecher Stowe In welke mate de leesbibliotheken voorzagen in een behoefte binnen de kolonie, valt af te leiden uit de schaarse rendementsgegevens. Toen L.J. Marcus in 1844 zijn bibliotheek ter overname aanbood, vermeldde hij dat deze ‘sedert ruim 10 jaren, met goed succes is gecontinueerd’.Ga naar voetnoot221 Maar dat kon natuurlijk ook nog een verkoopslogan zijn. Duidelijker was het al eerder vermelde cijfer toen W.E.H. Winkels in 1862 zijn leesbibliotheek van de hand deed en meldde dat die hem, tezamen met zijn kantoorboekhandel en boekbinderij, het forse jaarlijkse inkomen van ƒ3000 had opgeleverd.Ga naar voetnoot222 Naast de leesbibliotheken opgezet op commerciële grondslag, waren er verschillende bibliotheken van niet-commerciële instellingen. De boekerij van het Departement Paramaribo van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen ging bij de brand van 1821 in vlammen op, maar werd opnieuw opgezet en functioneerde tot 1847.Ga naar voetnoot223 Haar vernieuwende belang heeft ongetwijfeld gelegen in het feit dat zij, zoals de bibliotheken van de | |
[pagina 174]
| |
Maatschappij in Nederland, haar boeken gratis aan belangstellenden uitleende. De Loge Concordia beschikte over een zeer goede bibliotheek die vanaf 1860 gevestigd was in het logegebouw aan de Gravenstraat. Veruit de belangrijkste boekencollectie was die van de Koloniale Bibliotheek die heeft bestaan van 1857 tot 1957 en die mede de basis vormde voor de belangrijkste latere openbare bibliotheken. | |
Profiel: De Surinaamsche Koloniale BibliotheekDe Koloniale Bibliotheek te Paramaribo werd geboren uit het particuliere initiatief van dr Ch. Landré, stadsgeneesheer, en dr F.A.C. Dumontier, geneesheer van de schutterij, beiden redacteuren van het tijdschrift West-Indië .Ga naar voetnoot224 In een rondschrijven onder de hoofdstedelijke ingezetenen dd. 15 september 1856, verzochten zij om door schenking van een geldsom of een jaarlijkse bijdrage van ƒ2,50 de realisering van een openbare bibliotheek mogelijk te maken. In 1857 werd deze bibliotheek aangeboden aan het koloniaal gouvernement die haar de naam gaf: Surinaamsche Koloniale Bibliotheek; Landré werd de eerste bestuursvoorzitter. In het bibliotheekreglement werd bepaald dat de bibliotheek woensdags en zaterdags van 9 tot 12 uur open zou zijn voor alle personen die zich jaarlijks hadden verbonden tot een bijdrage van ƒ2,50 of die boeken ter waarde van dat bedrag aan de bibliotheek hadden geschonken. Eind 1859 verscheen een Catalogus in druk die ruim 500 titels bevatte.Ga naar voetnoot225 De boekerij was gehuisvest in een lokaal van het stadhuis aan het Gouvernementsplein. In 1863 verhuisde de bibliotheek naar het gebouw van het Wees-Departement, waar ook vanaf 1864 een leeszaal beschikbaar kwam. Drie jaar later werd de bibliotheek ondergebracht in een pand aan de Gravenstraat, samen met een museum waarvoor de basis gevormd was door een verzameling opgezette dieren en voorwerpen van natuurlijke historie van de heer J.M. Janssen Eyken Sluyters. Toen in mei van dat jaar het reglement werd ingediend voor een Surinaamsch Genootschap Tot Bevordering van Kennis, werden bibliotheek en museum onder het beheer van dit genootschap gebracht.Ga naar voetnoot226 Het Genootschap richtte zich op ‘het bevorderen van kennis van alle zaken die in verband staan met landbouw, handel, nijverheid en de natuurlijke gesteldheid dezer Kolonie’ en zou zich voornamelijk toeleggen op natuurwetenschappelijke activiteiten. Met regelmaat werden lezingen georganiseerd. In 1868 hield de heer Determan een voordracht ‘over eene nieuwe inrigting van suikerplantages’Ga naar voetnoot227, later gevolgd door verschillende andere over landbouw, zijdeteelt enz. Sporadisch kwamen ook andere onderwerpen aan bod: in 1869 een voorlezing over de geschiedenis der Europese kolonisatie aan de Saramacca, een van Ds. van Dissel over een reis naar Venezuela en de Verenigde Staten van Columbia in 1860 en 1861, in 1870 sprak de heer N. van Meerten over De Huishoudkunde toegelicht door Nederlandsche spreekwoorden en in 1874 gaf de heer Henri Muller een kunstbeschouwing.Ga naar voetnoot228 Het Genootschap was een herenaangelegenheid; elk lid | |
[pagina 175]
| |
had wel het recht een dame mee te brengen, later zelfs twee dames (in Suriname geen luxe).Ga naar voetnoot229 Het ledental van het genootschap, dat aanvankelijk bijna tweehonderd bedroeg, was in 1872 gedaald tot negentig.Ga naar voetnoot230 Toen het Genootschap in 1875 werd ontbonden, werden bibliotheek en museum onder het beheer van de gouvernementssecretaris geplaatst in het zogenaamde ‘Logeergebouw’ aan de Grote Combéweg, een weinig uitnodigende omgeving om de 20ste eeuw in te gaan. Er waren lieden die beide instellingen sowieso een luxe vonden voor Suriname: ‘zoowel het museum [...] als de bibliotheek [...] zijn misplaatst in een stad als Paramaribo,’ schreef H.F.C. ten Kate jr. in De Gids.Ga naar voetnoot231 Nog de gehele eerste helft van de 20ste eeuw zou de collectie veruit de belangrijkste blijven in Suriname.
Verschillende kerkgenootschappen hadden hun eigen lectuurvoorziening. De herrnhutters hebben ongetwijfeld hun eigen collectie van voornamelijk religieuze literatuur gehad, al was het alleen maar om het eigen drukwerk aan een zo groot mogelijke groep ter beschikking te stellen. Zeker toen ‘Foto’ (Sranan voor: de stad) zich in de eerste helft van de 19de eeuw een onwrikbare positie als moedergemeente verwierf vanwaaruit de zendingsactiviteiten plaatsvondenGa naar voetnoot232 en toen vanaf 1825 het onderwijs krachtdadig ter hand werd genomen, moet de noodzaak van een boekerij zich hebben doen voelen. Onduidelijk is echter of de Stadszending in de 19de eeuw ook al over een publieksinstelling beschikte. De katholieken streken met verschillende religieuze ordes in Suriname neer: de zusters van Roosendaal in 1856, de redemptoristen in 1866 en de zusters van Tilburg in 1894. Zij zullen traditiegetrouw hun eigen huisbibliotheken gehad hebben, naast collecties die voor ruimer gebruik toegankelijk waren voor hun onderwijsinstellingen. Een andere niet-commerciële bibliotheek was de Garnizoensbibliotheek in het Fort Zeelandia, die in ieder geval al in 1858 bestond.Ga naar voetnoot233 Zij was opgezet voor gebruik door militairen, maar zette bijvoorbeeld in 1906 haar deuren ook open voor leden van het Algemeen Nederlandsch Verbond.Ga naar voetnoot234 Mogelijk is zij al eerder voor het publiek toegankelijk geweest, zoals ook de militaire toneelvoorstellingen publiek toegankelijk waren. |
|