10. Conclusie
Met de Verlichting was de slavernij een belangwekkend thema binnen de
Nederlandstalige literatuur geworden, voor het eerst ook in de letteren die in
de kolonie zelf geschreven werden. De laatste decennia van de 18de eeuw brachten
het historische traject van de geschreven literatuur over Suriname op een
belangrijke splitsing. De culturele opleving die de kolonie doormaakte, bracht
een aantal belangrijke instituties voort: de eerste drukkerijen en boekhandels,
kranten en periodieken, loges en genootschappen. Ook de eerste aanzetten tot een
autochtoon Surinaamse literatuur kunnen in die tijd worden waargenomen, al
blijft Nederland nog lang een belangrijk referentiepunt voor de verbeelding en
het culturele leven. Er worden belangwekkende linguïstische
resultaten geboekt op het gebied van de inheemse en creooltalen, maar afgezien
van een curieuze tekst van Hendrik Schouten in het
‘Neger-Engelsch’ (Sranan), zijn al die teksten vastgelegd
met het oog op zending en missie.
In het laatste kwart van de eeuw is Suriname als wingewest zijn hoogtijdagen
voorbij. Dat er dan toch sprake was van een culturele opbloei, kan verklaard
worden uit verschillende factoren: het ontstaan van een permanente
landsbevolking, de toenemende interraciale contacten, de sterkere beheersing van
de plantage-economie vanuit Paramaribo, en de sterke oriëntatie op
Europa waar de Verlichting stuwende impulsen gaf aan de interesse voor het
intellectuele leven. Vooral dit laatste trok zijn sporen door de kolonie, waar
het met name de joden waren die aan het culturele leven bijdroegen; zij zetten
hun eigen organisaties op, maar maakten opmerkelijk genoeg ook deel uit van alle
niet-joodse dichtgenootschappen. Van de joden speelde David Nassy de
belangrijkste rol.
Uit advertenties voor boekenveilingen kan worden opgemaakt dat velen die tot de
bovenste klassen behoorden, over uitgebreide boekencollecties beschikten. De
mogelijkheden tot onderwijs groeiden, zij het nog niet spectaculair. W.J. Beeldsnyder Matroos begon de eerste drukkerij in
1772 en begon twee jaar later met de uitgave van de eerste krant, de Weekelyksche Woensdaagsche Surinaamse Courant. Deze zou
gevolgd worden door verschillende andere, waarvan De Surinaamsche
Nieuwsvertelder (1785-1793) opviel door zijn scherpe, satirische
stukken. De Surinaamsche Courant, die voor het eerst verscheen
in 1790, zou in allerlei edities tot 1883 blijven bestaan. Echte boekhandels
waren er nog niet, maar in 1783 kwam er wel een eerste openbare bibliotheek. De
vroegste berichten over toneelvoorstellingen dateren van het begin van de jaren
'70 van de 18de eeuw. Christenen en joden speelden overwegend dezelfde Europese
drama's en kluchten, maar hadden ieder hun eigen schouwburg en toneelgroep, met
als meest illuster gezelschap het joodse De Verreezene Phoenix. Het
genootschapsleven bloeide als nooit te voren: vrijmetselaarsloges schoten als
paddestoelen uit de grond, er werden wetenschappelijke
‘collegies’ en verschillende literaire genootschappen
opgericht, onder meer De Surinaamsche Lettervrinden die vier bundels
Letterkundige Uitspanningen
uitbracht. In kringen van dit laatste genootschap vinden we de drie
markantste persoonlijkheden: de arts Jacob Voegen van
Engelen die ook het tijdschrift
De Surinaamsche Artz
uitbracht, klerk en boekhouder Hendrik
Schouten die een klein aantal satirische verzen schreef, en de man met
het grootste oeuvre: de planter Paul François
Roos. Vrouwen werden in deze mannenwereld niet aangetroffen.
De literatuurgeschiedschrijving - met aan het einde van de 19de eeuw S. Kalff voorop - heeft voor het werk van de
Surinaamsche lettervrinden waardering op kunnen brengen,