Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Deel 3
(2002)–Michiel van Kempen– Auteursrechtelijk beschermdDe geschreven literatuur van 1596 tot 1923
[pagina 76]
| |
3. Boek en boekhandelOp 3 januari 1776 vraagt de heer W.G. Jutting per advertentie in de Weekelijksche Woensdaagsche Surinaamsche Courant (nr. 74) om teruggave van uitgeleende boeken. Het is het vroegst bekende bericht, dat betrekking heeft op het boekwezen in Suriname. Het oudst bewaard gebleven bericht van een boekverkoop staat in dezelfde krant in editie 140 van 3 maart 1776, een historisch interessante editie vanwege het bericht van overlijden van gouverneur Jan Nepveu. De advertentietekst luidt: J.E. Hafftenberger q.q. Adverteert, dat hy op den aanstaande Maandag zynde de 9 Maart 's Nademiddags ten zynen Huyze, Publicq aan de Meestbiedende zal verkoopen, Een fraaye verzaameling van Historisch, Juristisch en Medicinische Boeken, alle wel geconditioneert en in Frans- en Jugtleer gebonden, Als meede een Atlas van Land-Caarten, [enz.]. De Cathalogus drie daagen te vooren ten zynen Huyze als meede ten Comptoire van de Heer J. Mourgues te zien. Hafftenbergers boekenverzameling was dus blijkbaar zo groot dat het de moeite loonde er een catalogus van te maken. Dergelijke berichten verschenen vanaf dat moment geregeld (zie bijlage III). In de ‘Voorreede’ tot de Letterkundige Uitspanningen van het Genootschap De Surinaamsche Lettervrinden (1785, p. [IX]) werd opgemerkt dat er jaarlijks een schat van boeken de kolonie binnenkwam. Ook uit het aantal publieke verkopingen is af te leiden dat er een flink aantal boekencollecties geweest moet zijn, sommige daarvan aanzienlijk van omvang: een veiling in 1792 meldde vier verkoopdagen met een totaal van circa 800 boeken.Ga naar voetnoot45 Er was in ieder geval emplooi voor een boekbinder: De Surinaamsche Nieuwsvertelder meldt op 9 oktober 1788 (nr. 175) het overlijden van boekbinder L'Hallette. Hoe de eigenaren met hun boeken omsprongen, is moeilijk te reconstrueren. Adriaan François Lammens, rechter te Paramaribo en auteur van belangrijke aantekeningen over het leven in de kolonie, was er sceptisch over toen hij over particuliere boekenverzamelaars noteerde: ‘veel van hun beschouwen hunne boeken, omtrent, als oude kleren, die men in een kist of koffer wegsluit, tot dat die door motten, kakkerlakken of houtluizen verteert worden.’Ga naar voetnoot46 Niettemin: boeken waren een kostbaar goed in die dagen en de veronderstelling van Peter Gay dat boekwerken die achttiende-eeuwers in hun bezit hadden dus niet voor de sier, maar ter daadwerkelijke lezing werden aangeschaft, lijkt gewettigd.Ga naar voetnoot47 Intussen blijft de vraag hoe men die boeken dan tegen het verwoestende klimaat en de Periplaneta americana, de Amerikaanse kakkerlak of in goed Surinaams: de kakalaka, heeft weten te beschermen.Ga naar voetnoot48 Wat las men in die tijd? De veilingadvertenties maakten meestal melding van Nederduitse (i.e. Nederlandse) en Franse boeken, iets minder frequent ook wel van Hoogduitse en Latijnse. Lammens meldt dat men meestal romans las en dat de wetenschappelijke | |
[pagina 77]
| |
boeken veelal van ‘medicinale en chirurgicale’ aard waren, omdat de plantagedirecteuren zelf de geneeskunde moesten uitoefenen, aangezien de dokter soms drie tot vier uren varen van de plantage woonde.Ga naar voetnoot49 Maar er waren ook intellectuelen met goed voorziene boekenkasten. Om zicht te krijgen op wat zo'n privébibliotheek inhield en langs die weg op het denken van hun eigenaren - ‘the furniture of their minds’ om met Peter Gay te spreken - beschikken we over de 433 nummers (522 werken) omvattende inventaris uit 1782 van de bibliotheek van David Nassy. Portret van een 18de eeuws intellectueel: | |
Profiel: David NassyLeven. David de Isac Cohen Nassy werd in februari 1747 geboren in Suriname. Door zijn vader werd hij opgeleid in het notariaat en hij vervulde de functie van adjutante-gabay (assistent-penningmeester) bij de joods-Sefardische gemeenschap ‘Beracha Ve-Shalom’ (Zegen en vrede) te Jodensavanna.Ga naar voetnoot50 In 1770 kocht hij de koffieplantage Tulpenburg, maar hij was weinig succesvol, en de Amsterdamse beurscrisis van 1772-73 zou zijn onderneming de genadestoot geven. Hij volgde zijn vader op als jurator (gezworene) van de Joodse gemeenschap, maar vluchtte in 1776 voor zijn schuldeisers naar Jodensavanna. Hij zou een vooraanstaande rol spelen bij de hervorming van de askamoth (de joodse regelgeving) en nadat zijn crediteuren hem in 1782 van rechtsvervolging hadden ontslagen, zou hij in het culturele leven van Paramaribo een belangrijke rol vervullen. In 1786-7 schaart hij zich bij het genootschap De Surinaamsche Lettervrinden, met enkele opmerkelijke bijdragen aan de Letterkundige Uitspanningen van het gezelschap. Hij was de belangrijkste auteur van het Essai historique sur la colonie de Surinam (1788) In 1792 vertrok Nassy naar Noord-Amerika (Philadelphia), hij keerde in 1795 via de Deense kolonie St. Thomas terug en werd door de mahamad tot Doctor benoemd. Hij bleef als publicist actief en schreef onder meer de tegen een Dordts anti-joods pamflet gerichte Lettre politico-theologico-morale die op 10 december 1798 te Paramaribo verscheen.Ga naar voetnoot51 Hij overleed op 23 maart 1806 in Suriname en werd begraven op de Jodensavanne.
Werk. In 1788 voltooide David Nassy het bekende Essai historique sur la colonie de Surinam (1788) waarvan S.H. Brandon, M.P. de Leon, S.J.V. de la Parra en J. de la Parra de mede-auteurs waren.Ga naar voetnoot52 Het Essai werd voorgelegd aan de Mahamad (de Joodse Raad) en vervolgens aan de directeuren van de Sociëteit van Suriname die bezwaar maakten tegen verschillende passages. Het manuscript werd in Holland op nogal klungelige wijze geredigeerd en ging in het voorjaar 1789 ter perse. Het Essai is nog altijd een van de belangrijkste bronnen voor de geschiedenis van Suriname. Het is, zoals Ineke Phaf heeft laten zien, geschreven vanuit een joodse minderheidsgroep die constant probeert respect af te dwingen van een christelijke overheid, maar slaat tegelijkertijd een hymne op een kolonie van zelfbewuste planters. In het Essai historique sur la colonie de Surinam wordt enige malen gerefereerd aan de Spaans-joodse dichter Miguel de Barrions. Hij gaf stem aan een beweging die de panegyriek hoog in het vaandel had geschreven: | |
[pagina 78]
| |
vleiende, om niet te zeggen hypocriete lofredes die de Amsterdamse Sefardische joden van de 17de eeuw inzetten om hun internationale contacten goed te houden. Panegyriek was een vorm van literaire camouflage als deel van de politieke strategie van een minderheidscultuur.Ga naar voetnoot53 Robert Cohen heeft de bibliotheekinventaris gepubliceerd, plus een lijst van nog eens 90 nummers van alle werken die David Nassy ooit heeft geciteerd en die niet in de lijst van 1782 werden teruggevonden.Ga naar voetnoot54 Deze bibliotheek analyserend heeft Cohen becijferd dat 31,4% van de titels betrekking had op de schone letteren, 27,8% op geschiedenis en geografie, 23,9% op kunsten en wetenschappen, 8,6% op theologie en 8,2% op recht en jurisprudentie. Onder schone letteren vallen dan 26 boeken onder de linguïstiek, 20 onder retorica, er zijn 30 poëzie-uitgaven, 11 theaterteksten, 4 filologische en 12 brievenboekenGa naar voetnoot55, 31 verzamelbundels met miscellanea en 26 romans. Opvallend in de collectie is het aantal woordenboeken en grote naslagwerken: de Dictionnaire historique et critique (1720) van Pierre Bayle en Dictionnaire universel des sciences morale, économique, politique et diplomatique (1777-1783) van Robinet bijvoorbeeld, getuigen van de vorsende nieuwsgierigheid van Nassy's eeuw. Een groot deel van alle boeken is gesteld in het Frans, de taal van de intelligentsia van zijn tijd.Ga naar voetnoot56 Hij las zijn klassieken vaak in Franse vertaling (Demosthenes, Plutarchus, Homeros), soms in Nederlandse zoals de Leviathan van Thomas Hobbes, en uiteraard waren de belangrijkste van zijn tijdgenoten - Molière, Rousseau, Montesquieu - in zijn bibliotheek vertegenwoordigd: Cohen heeft nagetrokken dat negen werken van de top-10 van de Parijse bestsellerslijst van die tijd in Nassy's bezit waren. Voltaire is met het grootste aantal werken aanwezig, niettegenstaande het feit dat Nassy sterk gekant was tegen de anti-joodse tendenties in het werk van de libertijnse Fransman. Opvallend is voorts zijn collectie Iberische auteurs: Góngora y Argote, Luiz Vaz de Camöens, Lope de Vega, Miguel de Cervantes en anderen. Cultureel ziet Cohen hierin een sterke geworteldheid in de Spaanse traditie, al nam Nassy historisch afstand van Spanje en Portugal die de joden de diaspora in hadden gedreven.Ga naar voetnoot57 Ook in de royale aanwezigheid van historische werken - maar liefst 142 - betoonde Nassy zich een man van zijn eeuw. Die belangstelling, zo stelt Robert Cohen, was een functionele: hij studeerde geschiedenis om zijn eigen geschiedenis en die van zijn omgeving te kennen.Ga naar voetnoot58 In de lijst duiken bekende werken over de West op als die van Fermin, Huet, La Condamine en Raynal. Als kenmerkend voor de tijd stelt Cohen vast dat Nassy zijn bronnen niet zocht onder joodse schrijvers, maar juist onder de christelijke die hij als objectiever beschouwde. Als man van de wereld las hij boeken en reisverslagen over de Chinezen en Tartaren. Cohen wijst erop met hoeveel acribie Nassy onjuiste feiten naar boven haalde als het ging om de wereld die voor Europa ver en vreemd was: die uit de reisverslagen over Nassy's eigen wereld, de West. Een belangrijke bron van informatie voor de mens in een uithoek van het koloniale rijk waren voorts de kranten: Nassy bezat 72 delen van de Journal des sçavanGa naar voetnoot59 en 31 van de Mercure de France. Tenslotte had hij een grote collectie medische werken, want Nassy beschouwde zichzelf allereerst | |
[pagina 79]
| |
als medicus. Al met al lijkt de conclusie van Cohen gerechtvaardigd: ‘In its totality, his library taught him to be an enlightened man.’Ga naar voetnoot60 Opvallend is overigens hoe weinig er van de bellettrie over de West aanwezig is - Behn, Mauricius, Post: geen van allen bevinden zich in zijn collectie. Daarin kan toch een aanwijzing worden gezien dat hun in Europa gedrukte werken Suriname hoogstwaarschijnlijk slechts mondjesmaat hebben bereikt.
David Nassy was ongetwijfeld geen doorsnee bewoner van de kolonie Suriname. Om het beeld van het boekwezen aan het einde van de 18de eeuw nog iets scherper te krijgen, kunnen de boekadvertenties erbij worden betrokken die verschenen tussen 1776 en 1797 - vroegste en laatst bekende exemplaar van een bewaard gebleven Surinaamse, achttiende-eeuwse krant. De oogst is niet groot: in 1787 biedt Capitein Reyndert Luytjes de Verhandeling over den landbouw, in de Colonie Suriname van Anthonie Blom aanGa naar voetnoot61, de auteur van Tafereel van het Schadelijke der Buitengewoone Sequestratien van Plantagien in deze Volkplanting meldt dat zijn tractaatje spoedig zal verschijnenGa naar voetnoot62, J.G. Schreiber adverteert met Luthersche Psalm- en Gezang Boeken, Hartog Wegwijzer der Eenvoudigen Doctor Martin Luther Klijne Catechismus en A, B, C, Boeken met Gebeeden.Ga naar voetnoot63 Op 19 maart 1788 meldt P.F. Roos dat de dag erna zal uitkomen Vaderlands Kabinet 2 deelen met fijne plaatenGa naar voetnoot64, een maand later biedt dezelfde aan: wijnen, azijn, pijpen, tabak, schrijfpapier, maar ook: ‘nieuwe uitgekomen Boeken, Toneelen en Vaderlandsche schilderijen’.Ga naar voetnoot65 In De Surinaamsche Nieuwsvertelder van 9 oktober 1788 verscheen een grote advertentie van Leonhard Letsch voor boeken ‘in het vaderland gedrukt in 1786, 87 en 88’. Deze advertentie is zo uitgebreid en geeft zo'n uniek inzicht in de leesstof van die dagen, dat de tekst ervan in zijn geheel is opgenomen als bijlage IV. Letsch noemt maar liefst 76 titels, waaronder Julia van Feith, van Wolff en Deken Gesprekken met Emilia, Historie van Willem Leevend en Historie van Sara Mejufvrouw Burgerhart en voorts o.m. La Fontaine, Flavius Josephus, Goethe, Mirabeau en Gellert. Hoe actueel het aanbod was laat de aanwezigheid van bijvoorbeeld Het land van Elisabeth Maria Post zien, een uitgave van datzelfde jaar 1788.Ga naar voetnoot66 Moses Abraham Levy biedt aan het Heereboekje (tevens Almanach 1789).Ga naar voetnoot67 Tenslotte wordt in 1792 gemeld dat ter drukkerij van W.W. Beeldsnyder zal worden gedrukt Verhandeling over de Voordeelen welke de Inwoonders der Hollandsche Coloniën kunnen genieten met rhum te maaken in Plaats van Dram, en over de Konst om den Lekker te bereyden, vertaald uit het Engels en het Frans, mits er op 200 van de 300 exemplaren wordt ingetekend.Ga naar voetnoot68 Vanzelfsprekend moeten er meer boekadvertenties zijn geweest, maar er zijn nu een- | |
[pagina 80]
| |
maal niet méér krantenedities bewaard gebleven. Ten opzichte van de bibliotheek van David Nassy geeft dit overzichtje als belangrijkste aanvulling op het boekenspectrum enkele landbouwkundige titels.Ga naar voetnoot69 Die zouden, tezamen met de religieuze literatuur zoals Schreiber die aanbiedt, nog tot aan het begin van de 20ste eeuw een belangrijk deel van het boekenassortiment blijven uitmaken. Uit het overzichtje blijkt ook dat auteurs vaak zelf hun boeken aan de man brachten, een praktijk die in Suriname altijd levend is gebleven. Àls er al een boekhandelaar was, dan moeten dat Moses Abraham Levy, Leonhard Letsch en J.G. Schreiber geweest zijn - en die moeten hun nering dan begonnen zijn in of ná 1786 toen Roos nog vaststelde dat er geen boekhandelaar in de kolonie was.Ga naar voetnoot70 Letsch was ook vendumeester, de laatste adverteert echter zo schaars, dat de veronderstelling gewettigd lijkt dat hij handelaar of kruidenier was en in zijn assortiment ook bij gelegenheid wat boeken opnam - zoals in de 19de eeuw zeer gebruikelijk zou zijn. Voor het overige waren degenen die een boek wilden kopen aangewezen op hun eigen contacten in Europa, of op iemand als de welgestelde heer De Montel, lid van de Portugees-Israëlitische Gemeente en liefhebber van de Franse letterkunde, die in geregeld contact stond met de Amsterdamse boekverkoper Marc. Michaël Rey en als tussenpersoon veel werken aan Surinaamse boekenliefhebbers bezorgde.Ga naar voetnoot71 De oudst bewaard gebleven advertentie waarin ook een boektitel vermeld wordt, ging direct gepaard met een schandaal. In De Surinaamsche Nieuwsvertelder van 18 januari 1787 (nr. 85) distantieert F.V. Heshuijsen zich van een bericht gelanceerd door Anthonie Blom. Deze Blom was op 24 januari 1766 in Suriname gearriveerd (hij zou in 1808 in Paramaribo overlijden), had er eerst gewerkt als ‘tuinier en officier’ en later als ‘directeur of bestuurder’ op een plantage, een ervaring die hem zette tot het schrijven van zijn Verhandeling van den landbouw in de Colonie Suriname.Ga naar voetnoot72 Blom had Heshuijsen blijkbaar beticht van ‘eene verminkte en op eene sinistere wijze gedaane Uijtgaven’ van zijn Verhandeling, maar de laatste ontkende dat. De kwestie markeerde het begin van een lange traditie in dit soort geschillen. |
|