Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Deel 3
(2002)–Michiel van Kempen– Auteursrechtelijk beschermdDe geschreven literatuur van 1596 tot 1923
[pagina 73]
| |
2. DrukkerijenAl in de tijd van Mauricius was erover gesproken om een drukkerij in Suriname van de grond te krijgen en de gouverneur had daartoe een afzonderlijke kas gevormd. Of deze drukkerij er ook inderdaad was gekomen, toen hij in 1751 de kolonie verliet, is twijfelachtig. Het oudst bekende drukwerk uit Suriname is een plakaat van 1764 gedrukt bij de Weduwe N[icolaas] Vlier, Geprivilegeerde Drukkerij der Edele Directie en het Land. Met het plakaat gelastte gouverneur Wigbold Crommelin dat op elke twintig slaven van elke plantage minstens één blanke in dienst moest zijn.Ga naar voetnoot35 Later richtten ook andere belanghebbenden verzoeken tot Crommelin om een drukkerij op te zetten, maar pas in 1772, toen Nepveu aan het bewind was, werd door de directeuren van de Sociëteit van Suriname voor de tijd van 23 jaren ‘een privilegie van de drukperse’ verleend aan Mr. Wolphert Jacob Beeldsnyder Matroos.Ga naar voetnoot36 In de Encyclopædie van Nederlandsch West-Indië en de Encyclopedie van Suriname , en in hun kielzog bijna alle andere bronnen, wordt zijn drukkerij de eerste van Suriname genoemd. Dat is dus niet correct, maar hij was wél de eerste krantenuitgever. Wolphert Jacob Beeldsnyder Matroos was geboren te Utrecht op 22 april 1742 als zoon van mr. Tiberius Beeldsnyder Matroos en Catharina Margaretha, baronesse de Petersen. Tiberius was o.m. kanunnik van het kapittel van Sint Jan te Utrecht, gerechtssecretaris, koopman en bankier. Hij was gedoopt op 9 juli 1694 te Amsterdam als zoon van Wolphert Beeldsnyder en Jacoba Matroos en verkreeg toen zijn dubbele naam. Wolphert Jacob werd in 1762 ingeschreven aan de Universiteit van Utrecht. Hij verwierf zich een positie in de Sociëteit van Suriname, en in Suriname dook hij voor het eerst op als secretaris van het collegie van kleine (rechts)zaken. Hij werd gouverneur ad interim in 1783, een ambt dat hij voortreffelijk vervuld schijnt te hebben tot 24 december 1784. Hij werd het jaar daarop ontvanger der In- en Uitgaande Rechten, maar vertrok in 1790 uit Suriname om er nooit meer weer te keren. Drie jaar later, in 1793, overleed hij in Den Haag. Beeldsnyder Matroos verkreeg in 1772 het exclusieve recht op het drukken van alle stukken van de Hoven van Politie en Crimineele Justitie - waarmee zijn zaak dus de facto de status van staatsdrukkerij verwierf. In 1774 zou hij de eerste Surinaamse krant van de drukpers laten lopen en vanaf dat jaar kreeg hij ook toestemming om een jaarlijks Heerenboekje te laten drukken, een soort naamwijzer die gegevens bevat over allen werkzaam bij de koloniale overheid en de Sociëteit van Suriname.Ga naar voetnoot37 Het is niet erg waarschijnlijk dat hij zijn drukkerij bleef beheren nadat hij in 1783 gouverneur van de kolonie was geworden, want dat zou een ontoelaatbare vermenging van functies hebben betekend. Het was namelijk aan de gouverneurs om te beslissen wat wel en niet gedrukt kon worden. Het is mogelijk dat hij zijn drukpers overdeed aan de | |
[pagina 74]
| |
Weduwe Vlier. Van haar kocht namelijk een andere belangrijke drukker, Willem Hendrik Poppelmann, rond 1785 een drukpers voor 5700 gulden. Dat blijkt uit een request dat deze indiende bij gouverneur Wichers en waarin hij ervoor pleitte meer personen het recht om te drukken te verlenen ter bevordering van de leesvaardigheid en het opdoen van kennis.Ga naar voetnoot38 Opvallend is dat dit verzoek in de boeken van de Sociëteit van Suriname geboekt staat op 26 augustus 1786, toen Poppelmann al een en ander gedrukt had, onder meer vanaf 1785 het weekblad De Surinaamsche Nieuwsvertelder. Ook in 1785 was bij W.H. Poppelmann het eerste deel verschenen van de Letterkundige Uitspanningen van het Genootschap De Surinaamsche Lettervrinden, met daarin een versje dat enige beroering gaf.Ga naar voetnoot39 De drukkerij werd overigens in dat jaar al ‘Gepriviligeerde Drukkerij der Edele Directie en 't Land’ genoemd. Zij moet dus al toestemming hebben gekregen om te drukken; mogelijk dat daar later van de zijde van een andere drukker bezwaar tegen is gerezen en dat het gewraakte versje een stok was om de hond te slaan. Poppelmann drukte het tijdschrift De Surinaamsche Artz (1786-1788) en de eerste in Suriname uitgekomen almanak, de Surinaamsche almanach op het jaar Onzes Heere Jesu Christi Anno 1789 (1788).Ga naar voetnoot40 In 1792 nam Wolphert Weijer Beeldsnyder de drukkerij van W.H. Poppelmann over.Ga naar voetnoot41 Hij zette het weekblad voort (zij het vanaf 4 juli 1793 onder de naam Weeklyksche Surinaamsche Courant) en drukte onder de Bataafse Republiek de Surinaamsche Courant en Algemeene Nieuwstijdingen, die verscheen onder het devies ‘Vrijheid en gelijkheid’. Maar hij drukte ook boeken, zoals in 1792 een verhandeling over rum en in 1798 de Gemeenzaame leerwyze om het Basterd of Neger-Engelsch op een gemakkelyke wyze te leeren verstaan en spreeken van G.C. Weygandt. Tot 1800 duiken nog de namen van Jul. Engelbrecht (en Comp.) en W[ilco] P[ieter] Wilkens op als namen van drukkerijen. Als uitgevers van kranten en almanakken zijn voorts de weduwe Nicolaas Vlier, de weduwe Tresfon, J.P. Lemmers, Charles Brouwn en Hendrik Schouten bekend (zie de Lijst van boekhandels enz., bijlage II).Ga naar voetnoot42 Het maakt inzichtelijk waarom Paul François Roos in zijn ‘Redevoering over den tegenswoordigen staat van Konsten en Weetenschappen In de Volkplanting van Suriname’ in 1786 kon zeggen dat er in de afgelopen honderd jaar niet zoveel gedrukte en geschreven werken ‘dan alleen in deeze vier afgeloopene jaren door, uit en in ons Wingewest zijn te voorschijn gekoomen’ [curs. van mij - MvK] en: beschouwen wij de tegenswoordige toestand onzer Inlandsche Drukperssen, zoo zullen wij, zoo klaar als de Zon op den helderen middag, beoogen, dat de verbetering der | |
[pagina 75]
| |
Drukkonst, bij die van voorige jaaren vergeleken, Hemels breedte verschillende is.Ga naar voetnoot43 Het gaat met de planterij en de koophandel een stuk beter dan in de tijd van de Amsterdamse beurscrisis dertien jaar eerder en de drukkerijen profiteren van het betere economische klimaat. Op zijn beurt profiteert het culturele klimaat van de aanwezigheid van drukkerijen. Op de lange duur, de héél lange duur, zou ook het grootste bevolkingssegment van de kolonie daarvan gaan profiteren. Vooralsnog blijft de zwarte mens in deze culturele wereld zo goed als onzichtbaar. Of toch niet helemaal: op 6 maart 1789 verkoopt H. Stenhuys uit de boedel van Sara Johanna de Beer en J. Tresfon junior een aantal slaven, onder wie: ‘Jauw, Letterzetter, Drukker, kan Lezen en Schryven.’Ga naar voetnoot44 |
|