[Ik ga op reis, ik weet niets van mijn terugkeer af]
Ik ga op reis, ik weet niets van mijn terugkeer af
Misschien kom ik niet weer, geen mens kan zeggen:
tot morgen, want de dood kan dat weerleggen.
Spreek dit niet tegen, zwijg, want ieder vindt zijn graf.
Als ik moet sterven op mijn dagretour
denk aan de vleugels waarmee vogels vliegen
aan 't diepe blauw waarin de wolken wiegen
en aan de hemel boven deze vloer.
En niet aan mij, nimmer aan mij, die onverzoend
met 't leven en de dood, en in zichzelf verloren
de stemmen van het nabestaande niet kon horen
hoezeer hij zuchtte naar een woord van...
(15 november 1965. Dit is het laatste gedicht van Keekstra. I.t.t. de andere gedichten, bevat dit gedicht géén enkele doorhaling, of verbetering. Slechts het laatste woord van dit gedicht bleef openstaan).