Huis van Nobi(1967)–Ido Keekstra– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 81] [p. 81] Toen ik nog klein was Toen ik nog klein was bracht men mij in donkere lanen naar een ander huis. De bomen spraken ongehoord geruis. De klank van vaders stem was daar niet bij. Ik zag het bed waarin ik slapen zou. De kamer met het onbekend behang. De huisdeur en de schemerende gang met overal de handen van een vrouw. Nu ik na jaren moe en onverzoend mij voor de nacht gereed maak tot verblijf, ruk ik mijn kleren angstig van het lijf. 't Zijn niet alleen mijn handen die dit doen. Het is nog steeds de weigering van toen: te rusten in een bed dat ik niet ken waardoor ik slapeloos geworden ben. Te vroeg gedwongen tot een doodsfatsoen. (18 augustus 1965) Vorige Volgende