Huis van Nobi(1967)–Ido Keekstra– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] Voortgaande in Espenschied [pagina 50] [p. 50] Voortgaande in Espenschied 1 Alle geheimen kennend maar niet meer genegen ze uit te spreken, ga ik door de herfst. Een wandelaar aan 't einde van zijn wegen, richt niet het woord terzijde tot wat sterft. Of spilt zijn uren die na dit herkennen hem resten, aan een ijdel zelfbeklag. Hij zwijgt geduldig, luisterend naar de dennen rondom, herinnerend de lange dag. Wie zover heeft gereisd is bijna thuisgekomen. En doodsnabij wordt hem het leven lief. Niet als bezit, maar als een reeds ontnomen toekomstig heden, morgenrood motief. [pagina 51] [p. 51] 2 De dennebossen ruisen ja en nee. Gesprekken met de wind en mij. Daartussen als toevallige logé loop ik verdwaald uit aardse maatschappij. Ik heb geen houvast meer aan wat ik ben tussen de stenen van mijn dagverblijf. En hoor, tijdens dit ander tijdverdrijf, geruchten die ik tot voor kort ontken. [pagina 52] [p. 52] 3 Aan de rivier en in het klein gras, bij glinsterend grind en mos ertussen, leg ik mijn hoofd op 't minerale kussen en word nog kleiner dan ik vroeger was. Want meegenomen door het waterbed, bewegend met het gras, als doodstil mos, ben ik, verbaasd, van mijn bedenksels los, met alle dingen in een kring gezet. (gepubliceerd in ‘Kentering’, 4e jg.: sept. 1962). Vorige Volgende