Aenleiding tot de kennisse van het verhevene deel der Nederduitsche sprake. Tweede deel
(2001)–Lambert ten Kate Hz.– Auteursrechtelijk beschermdWA. | |
De Wortel- en Zaek-deelen.WAED en WOED, &c, in 't H-D, waden / wud (en wadete) / gewadet / vadare; Onregelm: No. I. en als van de I. CL:. En Ysl: bada / in Praet: vob of ood / en volgens de anderen van die Class: in Praet: Parf: badenn / III. CL: 2, vadere, in Praes: eg bed: en Ki: bada / vadere, in Praet: od. In 't A-S, ook wadan / vadare, vadum transire; dog of dit Gelijk- of Ongelijkvloeijend komt, is my nog niet gebleken. Deze Wortel-takken in onze Dialect over-gebragt zijnde, leveren uit ons WAED en WOED. Tot het Wortel-deel met A behoort ons Wadde, † Wade, f: en Wad, n: A-S, wad / Ysl: vad / N, vadum, Hisp: vado, Ital: guado; waer van ons Waden, Doorwaden, I. CL: ook † Wadden, I. CL: Angl: wade / H-D, waden / I. CL: vadare, unde ltal: guadare, Hisp: vadear, Gall: † guayer, guéer; de gelijkheid tussichen dezen van Keltischen en Duitschen stamme, zou ik aen de oude Gemeenschap toeschrijven. Voorts met S of Z voorop, ons Zwadderen, I. CL: fluctuare, turbare aquas; en Gezwadder, colluvies; dog zonder S of Z schijnt ook tot dezen stam te behooren het M-G, grundu-waddjus / fundamentum; als het wel- en waed-zand, gelijk ook het A-S, grundweall / Luc: VI. 48, en XIV. 29, daer tegen zig vertoont. Daerenboven het H-D, wade / F, tragula, sagena; een treknet, waer mede men langs den grond wadende, visch vangt; en mooglijk het Geldersche | |
[pagina 719]
| |
Wade, Waye, f: AL: wado / H-D, waye / F, sura; alzoo in waedbaer water gewoonlijk de kuit even bevogtigt word; en 't Geldersche Wade, Waye, f: Brab: Wóuwer H-D, weyer en zwette / ook Geld: Zwétte, f: piscina; als van waedbare diepte; als mede het H-D, en Geld: Wétte, f: by ons mede met T, volgens de H-D Dialect, Wét, n: aquarium; hoewel ik twijffel of dit Wétte, Wét niet gelijkstammig zy met ons Water, 't gene ik ter zake van de T onder dezen stam niet durf plaetsen, vermits by dit woord, zo in 't. M-G, als 't F-TH, A-S, en H-D &c; geen D maer T (of ZZ volgens de F-TH en H-D Dialect) gevonden word. In tegendeel voegt hier by, het oude Vlaemschef † Waden, I. CL: als mede uit het Praeter: † Woeden, I. CL: fluere, effluere; waer toe het Geld: Waddeke, serum lactis. Dog van een ander WAED, zie by WAEY in de I. Proeve, en hier nae in deze zelsde II. Proeve by WEED; en van een ander WOED, by WOED, mede in deze Pr. | |
De Wortel- en Zaek-deelen.WAEK en WÉK &c, in het F-TH, wechen / wachta / giwechit / V. CL: suscitare; en AL: erwehchan / erwechan / suscitare; en fora-erwechan / promovere; zijn-de van de vermengde Classis, welker oude Ongelijkvloeijendheid slegts ten deele zig in de e en a vertoont; maer vollediger oudheid is 'er overig in het A-S, wacan(en waecan) woc / gewacen of wacen / III. CL: 2, ex-pergisci; waer mede in 't Praeter: en in den Infin: overeenstemt het Engelsche to wake / woke / waked / expergisci, & virgilare. Wijders Ysl: bek / excito; in Praet: bakte / IV. CL: I, welk Ysl: het zelsde verloop als het F-TH geleden heeft. Ondertusschen, deze Wortel- of Zaek-deelen, in onze Dialect overgebragt zijnde, leveren ons wederom uit ons Waek (of ook met E), en † Woek, of † Wok. De grondbeteekenis is wakker maken, of wakker zyn, of zig wakker houden.
Tot den zin van wakker maken behoort het M-G, wak / A-S, wac en wec / en 't H-D, en ons Wek, waer uit gevormt is het M-G, wakjan / gawakan / I. CL: I, by ons Wékken, Op-wékken, en Verwékken, I. CL: A-S, wacian / wacigan / waeccan en wecean / I. CL: H-D, wecken / aufwecken / er-wecken / I. CL: suscitare, excitare; en ons Wékker, m: suscitator; & hologium excitatorium. En, in den zin van wakker zyn of zig wakker houden, ook met A, ons Wake, f: A-S, waeca / waecce / wigiliae, excubiae; waer van ons Waken, I. CL: M-G, wakan / gawakan / en thairhwakan / I. CL: 2 F-TH, wachan / wachon / wahhan / I. CL: A-S, wacian / wacigan en waeccean / I. CL: H-D, wachen / I. CL: vigilare, excubare; en M-G, gawaknan / I. CL: 2, evigilare; als mede onze: spreekwijze van Waken en braKen, frangerefe se vigiliis; dog van een ander Zakelijk Deel WAEK, zie by WY, in de Proeve. Wijders met de ingekorte A, ons Wakker, A-S, wacul / wocol / wacor / eu wacorlice / vigilans, insomnis; & tr: gnavus, strenuus;. vegetus, vividus; en daer van weder Verwakkeren, I. GL: excitare; evigilare; & motu accrescere; en Wakkerheid, f: vigilantia & agilitas. En, met den uitgang ta / past ook hier toe het F-TH, en AL: wahta / wahto / vigiliae; gelijk mede. in dezelfde Dialect van h of CH of G voor K, het M-G, wahts / vigiliae; en ons Wachte, Wagte, f: H-D, wachte / custodia; vigiliae; & statio, locus ad excubias agendas designatus; en De wagt, m: & f: alicujus Urbis vel Vici nocturni vigiles; waer van ons † Wagten, I. CL: De Wacht hóuden, H-D wachten / I. CL: ANGL: watche / excubare, custodire; on overdragtelijk Zig wagten, I. CL: se cavere, continere, & abstinere; en Wagten, Inwagten, en Verwagten, I. CL: exspectare, morari; even gelijk ook het Latijnsche exspectare van 't uitzien der wachters ontleent is. De schippers zijn te scheep gewoon; het etmael van 24 ueren 6 in Wachten te verdeelen yder van 4 ueren; als van 's avonds ten 4 ueren af tot 8 ueren de Platvoet-wagt, om dat alles dan nog op de been en aen 't drentelen is; van 8 tot 12 uren de Voornacht-wacht; van 's middernagts tot 4 ueren, de Naenagts-wacht; van 4 tot 8 | |
[pagina 720]
| |
ueren des morgens Hondewagt, om dat dan de honden aen 't blaffen raken, en de overige 8 ueren worden ten halve gedeelt in in Voor-en NAE-Middag-wacht.
Tot het Praeter: met O het A-S, woeorlice / vigilanter. Maer, overmits, in steê van E by ons Weke, f: septimana, de O en U komt by 't H-D, woche / en 't A-S, wuce / wuca / en uca; hoewel ook A-S, wice / en Kimbr: biku / en Sax: en Angl: weke / septimana; zo past deze verandering van e en o niet gualijk op dezen stam, esi, ten dezen opzigte, ruim zo wel als by 't vorige WYK, in de I. Proeve, alwaer we onze gifsing over dit woord hebben ingebragt; in welken gevalle wel schijnen zou of deze naem van ouds uit een zekere afdeeling van waektijd of wacht-houding, of een wektijd of inluiding van gemeene markdagen (gelijk nu nog de groote jaermarkten ingeluid worden) mogte ontleent geweest zijn; dog by dezen stam voegt wederom de i niet, die by 't voorgemelde A-S, wice / en Kimbr: viku / septimana, als mede by het gelijkstammige M-G, wiko / ordorerum vicibus suis recurrentium, zig vertoont; waecrom we ook deze onze gissing, zo wel als de vorige by WYK, daer we breeder over dit woord, en over de oudheid en namen der Weekdagen gesproken hebben, na een zekerder Afleiding laten wagten. | |
Het Wortel-deel.WAET, &c, in te Oud-Vlaemsche † Verwaten, relinquere, deserere, & interdicere sacris; dat by Kiliaen nog te vinden is; waer van het Praeter: Part: Verwaten, infamis, excommunicatus, cui sacris interdictum est, nog heden by ons en anderen niet gantschelijk buiten gebruik is: uit welk Praet: Part: blijkt, dat het Weleer tot zulk een Ongelijkvloeijende Ciassis behoorde, die alleen in Imperf: van vocael verwisselde, namelijk tot onze III. CL.2 of 3, en derhalven in Imperf: met IE of OE. Dog onder de Oudheid en de Taelverwantten ken ik geene andere Takken hier toe, dan het gemeld Adject: Verwaten, infamis; en 't verdere Qud-Vlaemsche † Verwaet en † Verwatenisse, ban, anathema, excommunicatio; & relictio, defercia. | |
WE. | |
De Wortel- of Zaek-deelen.WEED en WAD of WAED, &c,in het M-G, ga-withan / ga-wath / ga-withans / III. CL: 3, conjungere, copulare; 't gene in, onze Dialect zou maken † Weden, † Wad, † Geweden, III. CL: I. Maer, het eenige waer uit dit Verbum word opgemaekt, is het Praet: gawath / conjunxit, copulavit, dat by Marc: X, 9. gevonden word; het gene ook genoeg daer toe is; dog vermits eenigetakken hier toe passende, in 't H-D, met ei / en by ons met Y zig vertoonen, zo zou men. vermoeden mogen, of niet, by een misslag van pen of letterzetting, alhier gawath voor gawaith mogte gestelt geweest zijn, als wanneer de Infin: gaweithan / II. CL: I, zou moeten wezen, en gevolglijk daer tegen in onze Dialect † Wyden, † Weed, † Ge-weden. Egter, deze gissing overslaende, zullen we ons voor als nog by het eerste houden.
Tot het Wortel-deel met E (of ook wel met I of IE, of Y) vertoonen zig ons † Wede, † Wyde, † Weid-bóóm, en in 't Geld: en Saxon: † Wiede, Angl: withie / AL: wide / A-S withig / H-D, weide en weide Dan: bidde / salix, vimen, virga: Ysl: bida-dal / vallie salicum en ons Wied-, Weed- of Wyd-hamme, salicetum; als ziende voornaemlijk op Wilgen en ander hout, welks dunne takjes en uit-fcheuten tot bind-tienen gebruikt worden; gelijk dan ook) Dan: bidde / copula viminea; en AL: with / torta; en Ysl: bidur / arbor, lignum; en ons Wederik, Weiderik en Wyderik, salicar; een kruid wiens bladen aen die van de wilgen gelijkt: en, nadermael men van het, bind-hout kransen maekt, zoo mede A-S, withthe / circulus: en cune-withthe / diadema; als eene Koninklijke hoofdkrans; en ons Wedewinde, baedera als zig overal om-en aen- | |
[pagina 721]
| |
vlegtende. Maer, als zinspelende op het krom- en rontom-ombuigen der kransen, hoepels, en bind-tienen, past ook hier toe ons Weder, Weder om, contr: Weêrom, iterum, denuò (gelijk ook 't Latijnsche iterum tot het Latijnsche itare behoort), als mede het M-G, withra / circa, & ad; en A-S, with / pro, circa, in, super, cum & apud; als by-om-of-aen-gevoegt; en, toepasselijk op het twijffelkeurige omtrent twee by-een-gevoegde zaken, het H-D, weder / utrum; en, ziende op de tegenkeerige en strijdige samenvoeging der enden van gevlogtene tien-kransen voegt hier by het M-G, withra / AL: en F-TH, widra / with / A-S, wither / with / en ons Weder, contr: Weêr, contra, adversus; en AL: widarwarti / contrario; en widar diu / è diverso; waer van het A-S, widerian / witherian / I. CL: by ons † Wederen, I. CL: nu contr: Weêren of Wêren, I. CL: resistere, certare; en F-TH, widaran / I. CL: avertere, resistere; en A-S, wider-stal / by ons Weder-stand, m: re-sistentia; waer van het A-S, wither-standan / by ons Wederstaen, † Wederstanden, resisitere; en Wederparty, adversarius, & pars adversa; en † Weder-raeden, dissuadere; en Weder-woord, responsio; & contradictio; en † Wederschap, contrarietas; waer by men voegen mag het Kimbr: Didar / Odinus, vel Filius O dini, Deus vindictae; en Kimbr: Didris vondur / Othini virgam, poët: pro gladio. Daerenboven, om het wederstand bieden met zijne horens, terwijl het schaep gantsch weerloos is, ons † Weder, contr: WeêR, m: aries, vervex, & aries castratus; A-S, wether / H-D, wider / widder / Sax: weder / Angl: wether / weder / Zweedsch wädder / aries; en gelijk de weêr-lammetjes meest ter slagt-bankgaen, zo komt hier van ons Weêren-Vléésch, n: caro vervecina & ovilla; en Weêr-nat, n: en Weérnat-sóp, n: jus carnis vervecinae & ovillae; en Weêrs-Hóód, n: turbo; een kort in-een-gedraeid wolkje, van form omtrent als een ramshoofd, dat een voorteeken van onweêr geschat word. Dog van een ander WEER zie ook by ons Wortel-deel WEEZ, in de I. Proeve, en by 't volgende WEER, in deze Proeve; en van een ander Zakelijk deel WEED, zie by WAEY en by WEET in de I. Proeve, en by WOED in deze Proeve. Maer, wederom ziende op de eerste grondbeteekenis van verbinden, past mede tot dezen stam het Geld: en Sax: Wiede, funis, restis; of ook uit het Praet: het Ysl: vadur / funis; en A-S, waeder- en weder-rapie / rudens; gelijk op een woordelijke of wettige verbintenisse ziet het A-S, weddung / matrimonium; en A-S, wede / wed / wedde / foedus; en ons † Wédde, fides data, sponsio; & dos, unde vulgò Guadia, wadia, wadium;. waer toe het A-S, weddian / I. CL: pacisci, spondere; en 't oüde Vlaemsche † Wédden, I. CL: spondere, & vadimonium constituere, unde vulgò Guadiare, & wadiare; gelijk ook nog by Ons geld de bewoording van Eene jaerlyksche wédde, f: annuum praemium, merces; als eene vaste belofte van premie ofinkomsten, waer tegens wederom ymands jaerlijksche dienst verbonden is; Voeg hier by ons † Wédde, mulcta; 't gene ymand verbonden is te betalen tot boete van eenige misdaed; en † Wédde-bode, m: exactor rei judicatae; en † Wédde, m: fidejussor, vas; als die voor eenen ander instaet en verbonden is; dog, het zy op de onderlinge verbintenis en verpandinge, of op de tegenpartyschap ziende, ook hier toe het Sax: Wédde, curriculum, stadium; en ons Wédlóóp, m: cursus in stadio; en Wéd-spél, n: certamen; waer van ons Wédden, I. CL: decertare pretio, deposito pignore certare; en, zinspelende op den verzamelden hoop, onder eene zelsde verbintenis zijnde, voegt mede hier by het M-G, wethi / grex, ovile. En mooglijk ook hier toe met EI, ons Weide, Wey, f: F-TH, weithe / F, H-D, weid / F, pascua, pratum; vermits door groeven of waterslooten gewoonlijk afgeperkt, om, zonder veehoeder daer by noodig te hebben, het vee byeen geschaert te houden; waer van wederom ons Weiden en † Weeden, I. CL: F-TH, weithenan /I. CL: H-D, weiden / I. CL: pascere, & pasci, pratis; en † Weider, pastor; waer op ook zien kan het reedsgenoemde † Weid-bóóm, H-D, weid-baum / salix; vermits men in de hoo- | |
[pagina 722]
| |
ge landen veeltijds wilgen langs de groefscheidingen of staketsels der weiden plant: en † Weid-huis, magnificum aedificium in rusticis praediis, & villa urbana. Nog ook past niet qualijk op den zin van verbinden ons Weide, f: Geweide, In-geweide, n: animalium exta; vermits deverbondene omwinding, gelijk ook het gedarmte tot-bindsels dient; waer van weder ons Weiden, Uit-weiden, Ont-weiden, l. CL: exenterare. Wijders, aengezien het meeste onkruid, ten minste het voornaemste, waer onder is het zoogenaemde Duivels-naeijgaren, gantsch wijd en zijd en kronkelig langs den grond groeit, met eene omslingering zig aen de andere gewassèn verbindende, zo fchijnt ook tot dezen stam te passen het A-S, weod / herba noxia; waer van het A-S, weodian / I. CL: Angl: weede / Sax: weden / en ons Weiden, contr: Wiên, I. CL; eruncare, & purgare; overmits men het onkruid, dat de goede gewassen in den groeij verstikt, verplicht is uit te roeijen; waer toe verder ons Wiede-maend, † Weid-maend en † Wede-maend, Junius mensis; en A-S, weod-monath / Augustus mensis; om dat 'er in die beide maenden veel te wieden valt, hoewel ook 't A-S voor hooimaend kan gerekent worden, vermits ook in 't A-S, weod / foenum; 't gene insgelijks tot dezen stam betreklijk is, gemerkt het hooi, voornamelijk in den krijg, ook in bundels gebonden word.
Tot het Praeter: met A,of volgens de A-S, Dialect met ae / betrek ik het A-S, waede / gewaede / en wede; AL: watt / ka-wati / ki-wati / gewede / vestis, vestitus, indumentum; als ziende op alle kleeding of stoffe, die gebonden word of om het lijf geslagen; waer van het AL: of F-TH, watan / giwatan / en inwatan en watten / I. CL: vestire, induere; en waer toe verder het AL: wathhufe / vestiarium; het A-S, waed-braec / perizomata; en A-S, waeda-leas / nudus; en ons Wadding, f: sepimentum aggeris, litoris, sive ripae. Desgelijks ook by ons † Wade, nu Gewaed n: vestis, indumentum; en ons † Her-gewade em † Her-gewede, † Her-geweyde, n: vestitus ac apparatus Belli, nempe gladius, equus sella instructus, arma & reliqua ad militiam spectantia vulgò HEREOTUM; primis temporibus Dominis tributum, cujus loco postea pecuniae sunt exactae; atque hinc translativè, Hominii symbolum, redemptionis feudi testimonium; id quod novus vasallus patrono praestat; renovatio emphyteutica; waer toe ons Verhérgewaden het léén, I. CL: investituram petere à Domino feudi; gelijk ook ons † Gewaed der vénsteren, jugamenta, compagines, vermits gebindsels, bevestigt, dat de naem van dit † Waed op het binden ziet; en verder ons Lyn-waed, n: pannus linteus, linteum, linteamina; en Weid-en Waed-zak, Sax: wetscher / hyppopera; en † Wadener, † Waddener, parazonium, pugio de zona pendens. Van een ander WAED en WAD, zie by 't vorige WAED, in deze Proeve. En het M-G, wastia / vestimentum; en wasjan / gawasjan / I. CL: I, vestire, operire; en and-wasjan / I. CL: I, exuere vestimenta; schoon weinig verschillende, komt my egter nog niet nae genoeg in gedaente hier mede overeen, om het gelijkstammig te rekenen, aengezien ik in het M-G zulk eene verandering van D in S niet en ken, schijnende my eerder toe dat deize M-G, met het Latijnsche vestis, en 't Graec: ἐσθὴς, vermaegtschapt zijn.
Maer met S of Z voorop (volgens onze Grondst: II. Verhand: §, XXXI) komt op den zin van 't binden ten volle toepasselijk het A-S, swethan / beswethan / ligare, fasciare; en A-S, swethil / swethele en swaetil / by ons † Zwadel, fascia; en met EI, ook † Zweideler, mantica viatoribus in ufu; als een reis-mantel die toegebonden of toegeknoopt kan worden; de EI en A in deze voorbeelden beantwoorden zeer wel de oude Praeter: van dit soort als ons stamwoord; de EI namelijk als by 't Praet: van 't F-TH, &c, en de A als by dat van 't A-S. En op de samenvoeging past ook het Geld: Gezwade, Gezwadder, manipulus, cohors, agmen, turba; en, uit het ruischende gewoel van deze, ons Gezwadder, strepitus; en Zwadderen, I. CL: strepere. Wijders hier | |
[pagina 723]
| |
uit mooglijk ook Zwade, Euphone: Zwaeye secula, falx; om de winkelhoekige samenvoeging van de zeissenen: ten minstedaer van weder Zwade, Angl: swathe / ordo demessi foeni, ita ut stratum in pascuis jacet; benevens ons Verbum † Zwaden, Zwaeyen, I. CL: gyrare, vibrare more foenisecium; dog zie daer van ook by WAEY, in de I. Proeve, en by WAED, in deze Pr. | |
De Wortel-of Zaek-deelen.WEEL en WAEL, &c, int 't Ysl: vel / eligo; in 't Praet: valde / in Praet: Part: valenn IV. CL: I, uit welkevocael-wisseling van e in. a / als mede uit de terminatie enn in Praet: Part: de oude Ongelijkvloeijendheid blijkt, terwijl de uitgang de in 't Impers: bewijs geeft van 't verloop dezer Classis. En, schoon ons nu het regte oude ontbreekt, egter vinden we hier in nog genoeg tot de herstelling van onze Zakelijke deelen WEEL en WAEL. Met E of A vertoonen zig hier toe gehoorig het AL: wala / en erweliri H-D, wahl / F, by ons † Wale, electio; waer van het M-G, waljan / gawaljan / I. CL: I. F-TH, erwelan / I. CL: AL: welen / erwelan / I. CL: H-D, wahlen / I. CL: Dan: vaal / Slavon: woliti / en F-TH, erwlida / electa; en AL: in widat-waleem / in adversis; en † Verwéllen, † Verwelen, I. CL: eligere. Gelijk 't ook in zin en gedaente hier even goed uitkomt, of men ons Wél, (gelijk ook in 't Oud-Vlaemsch † Wael, benè, en Weelde, voluptas, A-S, wela / felicitas, als overeenkomstig met de verkiezing, en 't A-S, welan / opes, en ons Weelderig, petulans, lascivus, opimus, en Welig, A-S, welig en wiolic / opulentus, opimus, en A-S, weligan / I. CL: locupktare), hier van afleide, of van 't vorige WIL, in de l. Proeve; alleenlijk dat het Oud-Vlaemsche † Wael, (benè) wegens de A albier beter past: en van een ander Wéél, gurges, vertex aquarum; zie by 't volgende WELL, in deze Pr. Ondertusschen is 't bedenkelijk, of niet de eerste grondbeteekenis van deen stam het omloopen mogte geweest zijn, gelijkvormig aen ons Walen, † Wallen, I. CL: peregrinari errare, vagare; en † Wéllen, † Wallen, en † Verwéllen, † Verwallen, volvere, vertere; mutare; overmits, alvorens het verkiezen, doorgaends, ten minste by redenering, een zekere omloop van gedagten voorafloopt, even gelijk ook in 't Latijn volo, volui, en volvo volvi, &c, zeer groote gelijkvormigheid hebben: in welken gevalle ook het verder-volgende Wortel-deel WELL zeer naby hier mede zou overeenstemmen. | |
De Wortel- of Zaek-deelen.WEER en WAER, &c, in 't Ysl: ver / defendo; in Praet: varde / en volgens de anderen van die Classis, in Praet: Part: varenn / IV. CL: I. Uit deze, hoewel verloopene Class: konnen we egter onze Zakelijke deelen WEER en WAER, in den zin van beschermen, herstellen. Uit het Zakelijke Deel WEER, komt het: F-TH, were / F, Ysl: vørn / F, defensio A-S, weredu / castra; H-D, wehre / F, arx; en ons en 't Vlaemsche Weer, Were, f: A-S, wer / waer / sepimentum, vallum, palatio; en H-D, war / agger in fluvis vim fluctuum frangens; waer van ons Weren, I. CL: en het F-TH, weran / I. CL: A-S, weran / wergan / werian / I. CL: Kimbr: veria / H-D, wehren / I. GL: prohibere, arcere; & custodire; & praestare, Graec: ἔιργειν, arcere, prohibere; en Sax: en Geld: Were, Gewere, possessio justa; tutela, & tutoris potestas; & praescriptio bonorum; & cautio fidejussoria; & affertor vindex, auctor fundi venditi; en Sax: Geweeren, I. CL: praescribere; en onze spreekwijze van Vroeg in De weer zyn, tempore matutino, vel ante tempus, se praeparare; en Verweren, † Verweiren, I. CL: defendere, & olim usucapere; en † Veur-weren, I. CL: propugnare; en ons Geweer, † Geweir, n: Ysl: veria / F, arma ad resistendum. Maer, ook zou, zo wel van gedaentenswegen als zinshalven, hier oogenschijnlijk wel by voegen ons Weêr, contra; en Weêr aries; en Weren, Weêren, † Geweeren, | |
[pagina 724]
| |
I. CL: resistere, certare; waer van we by 't vorige WEED, in deze Proeve gesproken hebben, indien niet de andere taelverwantten, beneffens onze eigene daer gemelde voorbeelden ons leerden, dat dezen met Weêr by insmeltinge van Weder asdalen. En, van nog een ander WEER zie ook by ons WEEZ, in de I. Proeve. Dog tot dezen stam zou ik betrekken het M G, wair / Kimbr: virdar / AL: wer / en ware / Armor: ur / vir; beneffens het Latijnsche gelijkaerdige Vir, als of het zeide een ieschermer; gelijk ook weleer by de Oud-Duitschen het verwandschap van de manlijke zijde de Zwaerd-magen, en die van de Vrouwelijke zijde de Spille-magen genoemt wierd. Dus ook: Kimbr: veriar / homines patriam defendentes; en A-S, werelic / virilis; en 't A-S, were / pretium quo vir aestimatur; en't Middeleeuwsche Were-géld, A-S, wergyld / wer-geld / capitis aestimatio, mulcta homicidii; eene boete van Manslag aen 't maegschap van den gevélden te geven tot verzoeninge, om 'er de wederwrake mede af te weren; waer toe ook verder ons Weerwolf, † Weir-wolf, lycanthropos, versipellis, nycterobius, Gall: loups garrous, Picard: loups wareus; en A-S, werewolf / lytanthropus, & diabolus. Dit Weer komt hier voor een mensch, gelijk ook 't Grieksche en gemelde Gall: en Picard: bestaet uit λύηος lupus, Gall: en Pic: loups, Een wolf, en uit ανθροπς, homo, hier in 't Gall: garous, en Picard: Warous, even als ons Weêr en † Weir, uit dezen stam voor een Man of Mensch ontleent; en derhalven toepasselijk op menschen, die met eene beklaeglijke inbeelding bezet, zig zelf voor een Wolf houden; of ook wel gebruiklijk onder de spooknamen, gelijkerwijs deswegen de Duivel ook in 't A-S, niet ten onregt, vermits een ware verslinder van der Menschen zielen, onder dien naem zig vertoont. En wederom in den zin van bewaren en beschermen, het M-G wairilo / en in 't Oud-Friesch weer / labium; als bewarende de tanden en mond; benevens het Oud-Friesche weer-breka / labri ruptura; waer van Siccama in zijne aenteekeningen over de Oud-Friesche. wetten p: 129 vermeld. Maer, in den zin van afweren, en met A, vertoont zig het M-G, warjan / I. CL: I, prohibere; en ons Weder-warig en Wederwerig, repugnans, rebellis; en A-S wearne / repugnantia; en in tegendeel Mede-warig, AL: en F-TH, mitiware / mithewara / misericors, mansuetus, mitis, suavis; & olim comis, affabilis; en AL: mitiwara / mansuetudo. En, mooglijk ook met S of Z voorop, ons Zwaer, A-S, swaer / AL: swar / H-D, schwar / difficilis, gravtis; om het belet, hinder, en tegenstand in de beweging; waer van verder Bezwaren, I. CL: F-TH, beswaran / I. CL: degravare; enz. Wijders in den zin van beschermen, het A-S, waeran / wergan / warigan / warnigian / warenian / en warnian / I. CL: F-TH bewaran / I. CL: H-D, wahren / I. CL: Sax: waren / L-F, bewearjen / by ons Bewaren, I. CL: defendere, custodire, servare; en † Waren, nu Waer-nemen, advertere, observare, curam habere; Verwaer-loozen, I. CL: negligere; en Gewaer worden, speculando animadvertere, persentiscere, deprehendere, percipere; waer toe ons Gewaer wording, affectio, sensus; en ons † Waren, I. CL: observare, speculari; en Waer-schóuwen, I. CL: en † Waernen, I. CL: A-S, wearnian / waernian / I. CL: admonere, praemonere; en † Achter- en † Ver-waren, I. CL: confervare, resevare, custodire; en Achter- en † Ver-waerster, curatrix puerper. En, gelijk de genen die op de wagt ter bewaringe van eenige plaets of huis gestelt worden, gewoonlijk heen en weder drentelen, zo noemt men zulk eene beweging mede Waren, I. CL: perambulare; en F-TH, gewaran / I. CL: perambulare, pererrare; en ons Waring pergula, ambulacrum; Vorder, als instaende en behoedende voor fchade, ons, Waren, Vry-waren, I. CL: vindicare, asserere, indemnem servare; en Waerschap, A-S, warscipe en waerscipe / cautio, cautela; † Waerder, Waer-géld, n: auctoramentum, arrba; Waer-Bórge, m: A-S, waer-en wer-borh / assertor, auctor; en A-S, ware / waere / H-D, wäre / F, cautio; waer van het H-D, gewären / l. CL: stare promissis; en ons † Waren, t Gewaren, † Geweeren, I. CL: probam esse mercem | |
[pagina 725]
| |
spondere & immunem servare; en A-S, waer / waerlic / cautus; en ons † Gewarig, ratus; waer van ons Gewarigen, I. CL: ratum facere. Maer ook, met de oude terminatie AND, uit het Part: Praes: het Walsche † Warande, custodia, defensio, cautio, indemnitas, fidejussio; unde vulgò Warandia; en Warànde, vivarium, roborarium; als een afgeheinde plaets om 'er wild vee in te bewaren; en † Warànde, Angl: warrante / assertor, fidejussor, defensor; unde vulgò Warantus, waranda, & warandator, en Gall: guarand; waer van verder het Walschstaertige † Warandèren, Guarandèren of Garandèren; I. CL: Angl: warente / defendere, protegere, cavere, vindicare, asserere, indemnem servare; unde vulgò Warandire, guaretare, warantizare, & guarantizare; Ital: guarentare, en Gall: garentir. Van een ander Zakelijk deel WAER is 'er ook te zien by ons WEEZ, in de I. Pr.
Voorts, met den uitgang DE of D, agter het Zakelijke Deel WAER, ons † Waerde, † Warde, † Gewarde, f: A-S, weard / Angl: warde / custodia, & vigilia; & cautio, unde vulgò Guardia, en Ital: guardia, en Gall: garde; of in de Walsche Dialect ook Gaerde, Garde, f: custodia, & praetoria cohors; & praesidium, unde vulgò Guardia, en Gall: garde, Ital: guardia; Hisp: guarda; en Gardiaen, m: custos, unde vulgò Gardianus en Gall: gardien, Ital: guardiano, Hisp: guardador; en Garnizoen, n: praemunitio, praesidium, & milites limitanei, unde Gall: garnison; en Diergaerde, f: roborarium; waer in men 't gedierte bewaert; en van Warde, verder in 't M-G, wardjan / I. CL: A-S, weardan en weardian en werdan / I. CL: F-TH, wardan en wartan / I. CL: H-D, warten / I. CL: cavere instar vigili, attendere, observare, prospicere; custodire, curare, tueri; en A-S, werdan / I. CL: prohiberi; en F-TH, ver-wardan / I. CL: negligere, corrumpere, illaqueare; en Voorwaerde, f: praescriptio, condictio; waer van ons Be-voor-waerden, I. CL: condicere, pacisci; waer toe verder het M-G, daurawards / AL: duriwart / by ons Deur-waerder, ostiarius; en Kimbr: vardur / custos; & custodia; en ons † Gewaerder hand manus sequestra; en het Geld: Waerde, Wéérde, Waerde-toren, en † Waerder, A-S, weard-selt / weard-steal / specula, pharus; en ons † Wérd, † Wérder, m: Wéérd, f: insula, & propugnaculum septum; en H-D, werder / warder / M. agger, aggesta in altum terra, contra vim fluminis; en A-S, waroth / warath en warth en wearth / littus; namelijk bedijkt of hoog strand, dat het water afweert. En, verder in den zin van tegen-werig ons postpositivum Waerds, Waerd of Waert, M-G, wairths / versus, contra; en M-G, jaindwairths / by ons Gindwaerds, illuc; en A-S, weard en werd / versus; A-S, eastweard / by ons Oost-waerd, orientem versus; AL: heimwartes / by ons T'huis-waert, domum versus; en M-G, withrawairths en and-wairthis / contra; en ons Weder waerdigheid, f: adversitas, infortunium, mala fortuna; En, met de gemeene voorwerping van S of Z voor Waerd of Wéérd, past ook vry wel hier toe ons Zwaerd, Zwéérd, n: A-S, swurd / N, Ysl: sverd / N, H-D, schwerdt / N, ensis, gladius; als een voornaem beschermgeweer: waer toe dan ons Zwaerd-magen, cognatio ex parte patris; in tegenstelling van Spillemagen, van de Moeders zijde, vermits hier de Mannen door het zwaerd, de Vrouwen door de spil of spinrokke, worden uitgebeeld. Nog ook A-S, weard / wyrd en weardman / custos; en ons Waerd, Wéérd, m: H-D, wirt / hospes; als onder wiens bescherminge men zig begeeft; waer toe weder Wéérdschap, † Gewéérdschap, n: convivium, epulum; waer van weder † Gewéérdschappen. I. CL: epulari. Dog van een ander WAERD, zie by WEEZ, in onze I. Proeve. Daerenboven is 't niet onmooglijk, schoon twijffelachtig, dat, onder eene zinspeling op de bewaring en koestering van 't lijf door dikke kleederen of veel deksel, en met een toevoeging van den uitgang M agter 't Zakelijke deel, mede hier uit ontleent zy geweest ons † Waerm, nu Warm en Wérm, A-S, waerm / wearm / wyrm / AL: warm / H-D. en Angl: warm / Ysl: vermur / Dan: vaerm / calidus; waer van weder ons † Waermen, nu Warmen en Wérmen, | |
[pagina 726]
| |
I. CL: M-G, warmjan / I. CL: F-TH, warman / werman / I. CL: A-S, wearman en werman / I. CL: calefacere, incalescere; waer toe ook 't Ysl: varme / by ons Warmte, f: calor; en 't M-G, hwarmitha of quarmitha / humor calida sata mollens ac fovens. Dog zie ook van dit Warm, by Werr, in deze Pr. | |
De Wortel- of Zaek-deelen.WÉLD of WILD, en † WALD of † WÓLD en WÓUD, in het M-G, wilwan / walw (in Subj: wulwau) / wulwans / II. CL: 2, rapere, arripere; en dis-wilwan / fra-wilwan / II. CL: 2, rapere, arripere; waer by ik voege het Ysl: velld / levando oneri sum; in Praet: Part: valld / en in Infin: vallda / II. CL: 4, welk afligten in deze Latijnsche vertaling van den Yslandschen grammaticus Runolph Jonas een overdragtelijken zin kan krijgen van geweldigerhand iet ontrooven of wegnemen: zo dat deze voorbeelden my gelijkstammig schijnen; te meer om dat zo wel onze als de Ysl: Dialect meer een d als w agter de L bemint; waerom we ook hier voor in 't onze herstellen zouden † Wélden of † Wilden, in Praeter: † Wald of † Wold, in Praet: Part: † Gewolden, als II. CL: 6, onder eene grondbeteekenis van afligten, en verder die van geweldiger hand overmagtigen of dwang en overmagt gebruiken, of den baes spelen; 't en ware het M-G een overdragtelijken zin had, ontleent van het ontdraeijen, ontwringen, ontwentelen door overmagt; waer toe het M-G, walwjan / afwalwjan / I. CL: volvere, devolvere, dat volgens de gedaente, uit het Praet: walw gesproten is, grooten schijn geeft; in welken gevalle dit M-G, wilwan / nader by het volgende Wortel-deel WELL, in deze Proeve zoude behooren. Als takken tot het Praes: en Praet:, in den zin van 't overmagtige, ons † Wéld, Gewéld, n: F-TH, gewalt / N, A-S, anweald / N en M, en H-D, gewalt / F, en ook A-S, wald / Dan: vold / vis, potentia, violentia; en Ysl: velida / N, potentia; waer van het M-G, waldan / gawaldan / I. CL: 2, F-TH, waldan / I. CL: A-S, wealdan en waldan / I. CL: AL: walden / I. CL: H-D, walten / I. CL: dominari, regere, potestatem habere; en A-S, wildan / I. CL: praeesse, regere; en M-G, waldufni / potestas; en ons Wéldig, Gewéldig, Dan: veldig / violentus; waer van weder ons Over-wéldigen, I. CL: violare, vim inferre, vi dominari, opprimere; en AL: kiwaltidu / dominatio; en F-TH, ale-weldig / omnipotens; en giwalte / potestas; en eben-weldig en even-wildig / aequali potestate; en 't Geld: Aen-wald, legatus, orator; & procurator litis, causidicus. Maer ook met I, gelijk het reedsgemelde A-S, wildan / praeesse, regere, schijnt hier toe evenwettig als tot ons WIL, in de I. Pr: betreklijk te wezen ons Wild, A-S, H-D, en Angl: wild / ferus, effraenus, silvestris, vagus; als zinspelende op de woeste beweging der roovers en geweldplegers; of anders, vermits in het wilde woud het roofgedierte den baes speelt; of mooglijk ook, om dat de magtige heerschers het gebruik en regt van wouden en bosschen gewoonlijk zig alleenlijk aenmatigen; en Wild-vang, m: accipiter sorus, junior, indomitus & vagabundus, qui nidum relinquens, ab aucupe capitur atque domatur; & transl: Homo juvenis, temerarius; Wild-vier, phlyctena, ferae papulae; en 't Geld: en Sax: Wilde wage, f: stagnum amplum quod vento movetur absque procellis; eh Wildeling, wilde appel, arbutum; en Wildernisse, f: eremus; gelijk ook, om dezelfde redenen, uit het Praeter: hier toe padt ons † Wóld, en † Wald, n: nu Euphon: Wóud, n: H-D, wald / M, A-S, weald / sylva, eremus; AL: wald / eremus; en waldlicher / eremita; en ons Wóud-broeder, eremita; en Wóud-héér, sylvarum praefectus; en Wóudhermanneke, faunus, spectrum, terriculum; alzo de bygeloovigen waenen, dat zulk bullebakvolkje in de wouden zig ophoud en voogd is: ziende verder desgelijks op de magt ons † Gewald, nu Gewóud, n: vis, potentia, dominatio; en Flandr: Gewóud, n: ditio, regio, tractus. Ondertusschen is van Wild gevormt ons Verwilderen, I. CL: sylvescere, & efferari; en Wildernisse, f: eremus, solitudo; daerenboven word ook ons Wild, n: fera, als een Substantivum, in tegenstelling van | |
[pagina 727]
| |
alle tam gedierte, gebruikt; dog zie nog verder ook hier van by 't volgende WELL, in deze Proeve. | |
De Wortel- en Zaek-deelen.WÉLK, WALK en WOLK, in 't A-S, wealcan / weolc / wealcen / III. CL: 4, volvere, volutare; 't gene in onze Dialect overgebragt en herstelt zijnde, maekt † Wélken, † Walk of † Wolk, † Gewolken, II. CL: 6, of, † Walken, † Wielk of † Wólk, † Gewalken, III. CL: 3. Tot WELK schijnt betrekkelijk ons † Wélke, f: Angl: whelke / pustula; als waer by de klier-vogten, door eene verdikking als in een rollende, eene verstopping en daer uit volgende ontsteking verwekken; gelijk ook A-S, wealc / revolutio. En, als zinspelende op den natuerlijken omloop van al het groeibare, bestaende voornamelijk in het toe- en af-nemen, weder-keerende eerlang tot ydele stoffe en assche, mooglijk hier uit ons † Wélk, Sax: waelk / vietus, flaccidus, marcidus, fracidus; waer van verder ons † Wélken, Verwélken, I. CL: marcere, marcescere, elanguere, elanguescere. In 't A-S, vertoont zig ook wealcere / en in 't Geld: Walker, m: fullo; om het wentelen van de lakens; waer toe het Geld: Walken, I. CL: fullonicam artem exercere; en 't Vlaemsche Walken, I. CL: calcare, obterere; ziende op het trampel-treden by het lakenvullen; en met S of Z voorop (volgens onze Grondsl: II. Verhand: §. XXXI.) ons † Zwélken, I. CL: premere, pressare; en † Hand-zwélken, I. CL: manu premere; en Zwélken-hóut, sambucus aquaticus; zo ik vermoede, vermits het zagte fijne hout van deze watervlier gebruikt word, om 'er gesnedene drukplaten van te maken, als mede ons Zwilk, n: tela cannabina laevigata; als zijnde door rol-persinge glad gemaekt. Wijders om de wenteling en rolling past ook tot dezen stam het A-S, wolc / wolce / wolcen / wolcn / wolcyn / nubes, nimbus, & AEther; en A-S, welcn / AEther; het eerste vermits de wolken uit omwentelende dampen bestaende, door den wind al rollende voortgedreven worden, het laetste als opzicht hebbende, op den oogschijnlijken omloop van den slarren-hemel; en dus mede by ons Wolk, f: H-D, wulk / wolke / F, nubes, nubilum; undae aêriae; waer van ons Wolken, I. CL: nubilare, & nubilari; en wederom ook uit het Praet: A, en met S of Z voorop, ons Bézwalken, I. CL: obnubilare. Nog ook, om de wentel-vormige draeijen der slek-horens, het A-S, weoloc / wiloc en weolc / involucrum; cochlea; murex; waer toe het A-S, weolcen-read / wolcen-read en weolc-read / coccinum; zijnde het kostelijke en oud-vermaerde purper-rood, dat men, alvorens het hedendaegsche gebruik van de West-Indische couchenilse, aftrok uit den slijm-visch van een zekeren slekhoren, by den ouden murex genaemt, waer van Virgilius zingt, Tyrioque ardebat murice lana; hoewel dit A-S, ook afgeleid kan worden van het volgende WELL in deze Proeve, indien men oc of c / als een terminatie aenmerkt. | |
De Wortel- en Zaek-deelen.WÉLL, WAL en WOL, &c, in het A-S, weallan / weoll (of woll) / weallen / III. CL: 4, ebullire, aestuare, furere; forweallan / III. CL: 4, excoquere; beweallan / III. CL: 4, coquere. Dog in 't H-D, met qu / die uit het AL: voorzetsel ke of k voor de w / gesproten is, het H-D, quellen / quall / en quoll / gequollen / III. CL: 2, scaturire. En Ysl: vell / ebullio, in Praet: vall en volgens de anderen van die Class: in Praet: Part: vollenn / II. CL: 4. Tot nog toe is de zin van alle drie overstemmend; ziende voornamentlijk op de wentelende draeijingen, en op- en om-looping van de vogt-deelen, by het zieden, of by 't opspuiten van fonteinen en bron-wellen. Maer op de bespatting en besmetting, daer uit ontstaende, schijnt zijn opzicht te hebben het F-TH, biwollan / inquinare, in Praet: biwall / en in Praeter: Part: biwollan / 't gene ik agter aen de VI. CL: by de Onreg: No. 6, geplaetst heb, gemerkt die Infin: met o / zo als hy zig by Willeram: p: 90, vertoont, onder geene an- | |
[pagina 728]
| |
deren van de Ongelijkvloeijende Classes voegde; hoewel ik vermoede, dat de Infin: met e zal moeten zijn, en by de F-TH, II. CL: 4 behooren. Wijders kan men by dezen stam voegen het M-G, wilwan / walm / wulwans / II. CL: 2, rapere, diripere; en diswilwan / fra-wilwan / II. CL: 2, rapere, diripere; welke berooving voornaemlijk schijnt te zien op het gewelddadig ontwringen of slinks omdraeijen, overmits het M-G, walwjan / afwalwjan / I. CL: 1, volvere, devolvere, 't gene beneffens het A-S, walwian / I. CL: volvere, volutare, een kind van dit Praet: walw gelijkt, enkelijk de zin van omdraeijing en omwenteling vervat: waerom ik dan dit M-G hier niet minder eigen reken als by het vorige WELD in deze Proeve. Ondertusschen zou by 't herstellen van dezen stam in onze Dialect wederom hier uit voortkomen ons Wéllen (of † (Willen), † Wol of † Wal, † Gewollen, II. CL: 5 of 6. Dat we de I zo wel als E in dezen stellen, is niet alleen welvoeglijk by die soort van de II. CL:, maer zal ook bevestigt worden by etlijke volgende takken van dezen stamboom. Wijders als men de S of Z by ons Zwéllen, II. CL: 5 en 6, als een voorwerpsel aenmerkt, volgens onze Grondsl: II. Verhand: §. XXXI, zo zal men dit en dat wel voor eenstammig mogen rekenen.
Hier toe nu, in den zin van opzieden en koken, gelijk by 't A-S, komt vooreerst het Vlaemsche en Geld: Wélling, jus, jusculum, puls; beneffens eenige A-S, Verba van de I. Class: uit dit Wortel-deel † WIL of WEL afgeleid, als A-S, a-willan / I. CL: decoquere; en wellan en gewyllan / I. CL: coquere; en ofer-wyllan / I. CL: effervere. Verder ons † Welle, † Walle, f: bullitio, ebullitio; dienende ook dit woord om een zeer zagte opkooking aen te duiden; waer toe ons Mélk wéllen, I. CL: lac tepesacere conficiendo caseo; en Gewélle, n: turunda accipitrum, instar olivae oblonga, quae accipitribus & falconibus datur; en met den uitgang K, het Geld: Walk, laeuw, tepidus. En in den zin van opborrelen, als by de bron-aderen, het A-S, wille-burne / wille-flud / fons, scatebra, torrens; en A-S, welte / waella / waell-gespring / Angl: welle / H-D, quelle / F, by ons Wélle, Wél, f: en † Walle, fons, scatebra, scaturigo; en A-S, wylle / M, puteus aquae vivae; & torrens; en om de draeijingen het A-S, weal / wael / vortex aquarum; en ons † Wélle, † Walle, en † Water-walle, f: H-D, welle stuctus; & unda; beneffens ons Wél, n: Wél-zand, n: drifzand of zinkzand, arena instabilis, aestu convolvens, & omnia absorbens; en 't Vaste- wélzand, n: arena scaturiens; waer op men hier te lande de heimasten inslaet, dat pal staet, en altijd met welwater bezet is; en † Wélle, cylindrus, palangae, occa, volvulus; lignum teres instar cylindri, quo voluto aequatur solum; en Wélbórd van 't orgel, pinax, summa tabula foraminosa organi pneumatici; als waer in de cylinder-pijpen geplaetst worden; nog ook het Vlaemsche † Wélle, vertigo capitis; om de zwijmel-draeijing: Van welk een en ander nu ontleent is ons Wéllen, † Wallen, I. CL: volvere, volutare; en † Verwéllen, † Verwallen, I. CL: vertere, invertere, mutare; en † Walvaert, f: peregrinatio en Angl: wallowe / en 't A-S, wylewan en walwian / I. CL: volvere, volutare; en M-G, walwjan / I. CL: 1, volvere; af walwjan / I. CL: 1, devolvere; en faur-walwjan / I. CL: 1, advolvere; gelijk ook ons Wéllen, † Wallen, I. CL: en H-D, wellen / I. CL: fervere, bullire, ebullire, scaturire, erumpere; & olim undare; als mede ons Yzer wéllen, I. CL: accudere, constare ferrum candens; gelijk de smid het gloeijende ijzer, al wentelende, door beuken kneed, en verscheidene stukken aen elkander vast- en in-een-welt; vertoonende zig wijders ook met Z voorop, het Kamper Zwéllen, bij ons Wéllen, zieden, fervere, bullire. Ondertusschen hebben het Latijnsche volvere & volutare en 't Gr: ἀλἰω, volvo, voluto, en ἐιλεῖν, versare, circumagere, mitsgaders, met Z voorop, ons Zwelen het hooy, versare foenum furcillis, zeer groote gemeenschap met dezen stam.
Wijders met A, behalven de zulken, reets | |
[pagina 729]
| |
genoemt, ook hier toe het A-S, grund-weall / fundamentum; en ons Wael, Wéél en Wiel, Wieling, gurges; en ons † Walle, f: † Wal, m: A-S, wael / abyssus, profundum; als ziende op de diepte der welbronnen, of die van 't vaste welzand waer op men de heimasten inslaet; en ons Wal, waterkant, ripa, ora terrae quam aqua alluit; en Walle, Wal, m: & f: fossa, & vallum, vallatum; waer van ons Bewallen, I. CL: cingere aut munire vallo; en 't Vlaemsche Walhuis, n: praetorium, domus ampla extra urbem, fossis cincta; en ons Burg-wal, urbis fossa; als zulke uitgegravene gragten, gelijk men wel eer gewoon was om de burgten te maken; en Wal-ook Wael-wortel, H-D, waelwurtz / symphitum, consolida major, alus Gallicus; vermits veelal aen de slootwallen proeijende; en om dezelfde rede A-S, wal-wyrt / ebulus, sambucus humilis; als beminnende vogtige en waterige plaetsen; hoewel dit onze met Wael ook tot het volgende Wael, (Gallus) kan betrokken worden, vermits in 't Latijn ook alus Gallicus genaemt; daerenboven zou de naem van dit Wael-wortel ook konnen zien op de kragt van 't zamen-wellen, gelijk het in 't H-D ook beinwellen heet, ter zake dat de wortel of bladen, door middel van haer lijmigen aert, wanneer die in een pot, met stukken kalfsvleesch gekookt worden, de verdeelde stukken vleesch, zo men zegt, zo vast aen-een-welt, of ze nooit verdeelt geweest waren, zo dat ze met een mes van elkander moeten gesneden worden; de wortel en bladen van 't kruid kalfsvoet berigt men my dat gelijke kragt hebben. Voorts om het omloopen, ook by ons † Walle, ambitus turris aut templi, peribolus; en ons Walle, f: Wal, m: A-S, wal / weall / wealle / agger, vallum, munitio castrorum ac urbium, & murus ex cespitibus; als eene opgeworpene hoogte om de stad, tot afkeeringe van vyand en water: ondertusschen komt dit Latijnsche aen 't onze zeer gelijkvormig, waerom men vermoeden zou mogen, of onze Voorvaderen van de Romeinen het wal-maken, en daer raede ook den naem mogten ontleent hebben; egter gis ik dat dit of toevaliig, of nog een overblijffel van de oude Gemeenschap is, overmits het onze, zo in zijne gedaente als beteekenis, natuerlik en eenvoudig uit onzen eigen' Wortelstam vloeit; terwijl de Latijnsche Etymologisten wegens het hare niet als moeilijke en van verre gehaelde oplossingen bybrengen, volgens Vossii Etymologicon, in voce Vallum. Nog ook hebben we 't woord Wal, in den zin van 't opwellen en spuiten als een fontein, by ons Wal-visch, m: of ook oulinks enkelijk † Wal, m: Ysl: hvalur / M, A-S, hwale / hwael / cetus; om het opspuiten der waterstralen door de twee neus-gaten zo geweldig als een zware fonteinsprong; ja te mets zo sterk dat men het zeer ver kan hooren; of, zo hy gequetst is aen de levens-aderen blaest hy 't-bloed even zo rijkelik en kragtig uit; waerom hy dan ook met regt weleer den naem voerde van Spuit-wal, m: cetus. De gemeenste soorten van Walvisschen, die men by de Groenlandsche Visschery vangt, zo wel die van 't West- en Zuid-ys, als de Noord-kaper, beneffens de Vin-visch, zijn tandeloos, en zulken waer van de balein-baerden uit den mond vergadert worden. De Vinvisch is mede een soort van walvisschen, spuitende wel van het allerhoogst, dog is merkelijk dunder dan de anderen, met een groote vin op den rug, waer van hy dien naem voert, worden de ook, vermits koelder van bloed, dikwijls verder op na de warme luchtstreken gevonden. Maer nog een ander soort van. Walvisschen is 'er, die in steê van baleinen, in de onderste kaek 48 groote tanden heeft, dooréén yder omtrent 1½ ℔ zwaer, en omtrent 3 duim van elkander staende, wordende ook genaemt Castiliot- of Casiliot- of ook wel Pót-visch en Póts-wal, om zijn uitstekend groote hoofd, zijnde omtrent ⅓ van de lengte van den gantschen visch, die gemeenlijk van 50 tot 100 voeten lang valt: Uit het hoofd van zulk een Walvisch of Castiliot- visch, die voorleden jaer Ao. 1718 levendig gevangen en slegts omtrent 56 voeten groot was, is ruim 18 quartelen of 36 tonnen brein gehaelt: zijnde dit harsenbrein, dat besaemde en zoo genaemde Wal-schót, sperma ceti, dat men by onkunde tot onzen tijd toe, heeft aengezien gehad voor het teel-zaet van den Walvisch, ter zake dat men 't | |
[pagina 730]
| |
gewoonlijk niet anders vond, als drijvende boven op 't zee-water, wanneer het uit zulk een verdwaelden en verstorven visch van elders derwaerts was komen aenschieten. 'T is ook by dit soort van Walvisschen met tanden, welke zig mede in de Indiën en onder de warmer climaten vertoonen, dat men dikmaels een soort van Amber gris vind in de maeg, waer uit het gevoelen van sommigen gesproten is, als of deze kostelijke gom- of hars- stoffe in den buik van dat beest hare geboorte kreeg; van welke Amber een breeder verhael te zien is in de beschrijving van de Amboinsche Rariteit-kamer. En, of ons Wéller, H-D, weller / silurus, zijnde een groote visch, in Zee en vooraen in de Rivieren verkeerende, dezen naem voert, om 't straelspuiten, of om 't wentelen van zijn lichaem, of om de gelijkaerdigheid van gestalte aen den Walvisch, hoewel merkelijk kleinder dan die zijnde, is my niet regt bekent. Maer, tot de grondbeteekenis van omloopen, en de wisselvallige verandering, behoort mede ons † Verwallen, † Verwéllen, en † Walen I. CL: volvere, vertere, mutare; en † Wallen, † Walen, I. CL: A-S, weallian / I. CL: H-D, wallen / I. CL: peregrinari, vagari; extra patriam morari; gelijk ook met i / het Ysl: villa / F, error; en villtur / errore captus; als herwaerds en derwaerds omz wervende: Tot welk Verbum genoegsaem elk der Etylomogisten betrekt ons Wale, Wael, Gallus, Gallus Belga, vulgò Wallus & Walo; en gevo glijk ons Wal-noot, Walsche noot, H-D, wal-nut / juglans basilica; nux è Perside in Italiam & Galliamtranslata; en Walbérken, cedrus Mauritana; zijnde met wild-verspreide spikkels in het houtbesprengt; op welker wildheid ziende, overdragtelijk daer van ontleentis ons Walbérken, petulans, moribus vagis; dus komt ook in den zin van Uitlandsch of vreemd, het A-S, weal / advena; A-S, wealh / walch / walh / barbarus, exoticus, peregrinus; quin etiam Cambrobritannus; en A-S wal-kynne / wealh-theod / Walli, Cambri, gens Wallica; en A-S, weallas / Britanni; en A-S, wilisc-mon / Cambricus, Wallus; gelijk ook de vermaerde Guill: Cambdenus aen den naem van de Brittonsche Wallen zulk een uitlegging geeft, zeggende WELSCH dicitur id, quod exterum & peregrinum est, unde etiam WALLONES in Belgica, en WALLACHI ad Danubium nomina traxerunt; zie Kil: Dict: Teuton: Ao. 1599. welke afleiding ik gaerne voor voldoenend zoude aennemen, wanneer tevens by de Historien bleek, dat deze volkeren, meer dan anderen hare gebueren, van elders verdreven of daer ter zete gekomen waren, en tevens met den naem van Uitlanders hadden willen pronken, daer grootelijks aen te twijffelen is, want wat Volk zou zig zelf met een ongeagten naem benoemen? Dog nu, geen de minste blijk daer van hebbende, zou ik liever, indien men uit zulk een stam als deze die benamingen van Wael en Wallen moet afleiden, die betrekken tot den zin van ons Wal, ora, littus, & circuitus; vermits de Brabandsche en Vlaemsche Walen de Belgische en Franksche grenzen bewoonen, en de Brittische Wallen aen de Engelsche zeekust gezeten zijn. Dezelfde redenen wederhouden my ook van 't gévoelen der genen, die den naem der oude Gallen afleiden van 't gemelde Walli, exteri; stellende met eenen dat G en W hier slegts in Dialect verschillen; hoewel we dit laetste niet ontkennen, dog zelf tot bevestiging van die Dialect-verandering daer ook konnen byvoege uit Edw: Lhuids Archaeolog: Britann: p: 9, dat niet alleen in 't Fransch, Spaensch en Italiaensch, maer ook in de Brittische taeltakken (Nae-verwantten, zo ik vermoede, van het Oud-Gallisch) de Gu of G gemeen is by zulke woorden, die in 't Duistch met W, of in 't Latyn met V, of in 't Iersch met F beginnen, als Lat: vagina; Irl: faighin; Wall: guain; en Ital: guaina. Lat: vesper;Irl: feaskor; Wall: gosper; en Armor: guesper. Lat: vinum; Irl: fîn; by ons Wyn, en Wall: guîn, enz. Maer dewijl in dit zelfde Armorisch en Iersch by 't woord van ons onderwerp dit onderstelde Dialect-verschil zig niet en vertoont, vermits in 't Irl: Gall, Gallta (vir gallicus) en in 't Armor: Galek (Gallicus), zo twijffel ik zeer of men zig in dit geval wel te regt van dezen Dialect-sprong bedient; te meer om dat ook de A-S aksen, die al vroeg in de Middel-eeuwen nae- en over-bueren van de oude Gallen geworden waren, in dezen naem de G en niet de W gebruikten, als A-S, Gal- | |
[pagina 731]
| |
lie / en gallia-rike / Galliae regnum; en Gallia-cynnes / Gallus; terwijl ze onderscheidentlijk de w stelden, om de Brittonsche Wallen uit te drukken, volgens onze voorgemelde voorbeelden. Daerenboven, indien al van ouds deze naem van Gallen voor Wallen mogte gekomen zijn, en tot dezen stam behoort hebben, zou ik ook egter liever dien ontleent agten van Wal, ora, littus (vermits de oude Gallen bewoonders waren van een zeer voornaem gedeelte van den zee-wal van Europa), dan van den zin van Wael, barbarus, exoticus, peregrinus, dien ik niet kan zien, hoe daer op toe te passen zy. We hebben wat breeder hier in uitgeweid, om de wijze van 't onderzoek en de redegevingen, die in meer andere gevallen konnen te passe komen; andersints, belangende deze Volk- of Land-naem zelf, kan 't ons luttel of niet verschelen, van waer men die verkieze af te leiden.
Wijders met OE of O, gelijkaerdig aen 't Praeter:, en in den zin van omdrayen of omloopen, en 't rykelyk toevloeyen gelijk in bron-wellen, ons Woel, scaturigo; tumultuatio; contorsio, constrictio; waer van ons Woelen, I. CL: scaturire, scatere, abundare; & tumultuari; & volutare; & fune constringere, torquere; en † Woeldig, abundans; en moog-lijk ook hier toe ons Wolle, Wol, f: H-D, wull / wolle / F, A-S, wul / wulle / Angl: wolle / wool / Ysl: ull / F, lana; vermits de kort-omloopende krulling de wol van ander hair onderscheid; en hier van weder ons Adject: Wollene, A-S, wullen / willen / laneus; waer toe wederom Wol-blad, Wol-kruid, verbascum; om de wol-agtige ruigheid der bladeren. Dog op het omroeren en 't opwellen schijnt te zien ons Wóllink, farraceum, edulium ex alica farris.
Maer ook, in gelijken zin van omloopen of omdraeyen, en met JE (als by 't vorige Wiele, Wieling en Wael, gurges, vortex) ons Wiel, n: A-S, hweol / rota; en Wiel, Spinnewiel, rbombus, girgillus; en AL: willa / vertexm vortex; en A-S, wille-burne / wille-flod / fons, scatebra, torrens; en verder het Bra: of Vla: Wielken, Wielbróód, n: panis collyra; een dun-ringig en gedraeit gebak, by ons krakeling genaemt; en ons Wiel, n: katrol, trochlea; en A-S, wiolor / wiloc / cochlea; en wiloc- en wioluc-scel conchylium; om de wentel-draeijingen van den zee-horen; en daer van overdragtelijk A-S, wioloc / weoloc / coccum, murex; alzo 't eerftbesaemde kostelijke purperrood met het sap van een zekeren zeehoren-slek geverwt wierd, gelijk ook A-S, wioloc-read / coccinum, coccum bis coctum; hoewel dezen insgelijks tot het voorgemelde Wortel-deel WELK in deze Proeve konnen betrokken worden. Dog byzonderlijk tot dezen Stam schijnt te behooren, met de ingekorte I, ons † Wille, f: malleus major fabri ferrarii; als of het zeide een wel-hamer, waer mede de smid het gloeijende yzer aen-een-welt, of vast in-een-smeed; en ons Wiel-essche, ornus; alzoo daer van velerhande draeijwerk word gemaekt; gelijk men ook Wiel-draeyers noemt, die de spinnewielen en ander grof draeiwerk van hout maken. Daerenboven ons Wiel, f: Wieldoek, m: en † Wyle, f: velum, sacrarum virginum velamen; een zeker dekkleed over 't hoofd, dat by de schouders een omdraeijing krijgt; waer van weder ons † Wielen, I. CL: velare, tegere caput velo. Voorder nog ook, vermits het om zijne uitstekende dun- taeij- en lênigheid gebruikt word tot binding en vlegting om takken, vaet-en pak-werk, het M-G, walus / virga; en 't A-S, welie / welige / en wilig / by ons † Wielig, nu Willig, m: salix; waer van het A-S, wilan / I. CL: connectere; en daer toe mede het A-S, wilia / wylie / sporta, corbis; vermits het mandewerk van willige takken gevlogten word; gelijk ook in het H-D, een welle holtz, fascis lignorum; als een takke-bosch met een ander twijgje omvlogten en t' saemgebonden; en H-D, reb-wellen / ligna vitiginea; en, schoon ons Willig, salix, vermits zeer gereedelijk aen het water, en slegts van ingestokene takjes, voortgroeijende, geen quade beteekenis zou hebben in ons Willig, lubens, (dat van Willen, velle, afdaelt) egter heeft my de vergelijking van de Oudheid by de andere Taelverwanten geleert, dat die naem van het ombinden komt, gelijk ook | |
[pagina 732]
| |
daerom de Willige-boom tevens den naem voert van Wyde, Wede, Wiedw, A-S, withig / AL: wide / Dan: vidde / H-D, weide salix; 't gene afkomt van het oude A-S, withan / III. CL: 3, copulare, conjungere; waer van we by ons vorige WEED, in deze Pr: gemeld hebben. Maer ook schint tot den zin van omloopen, omkeeren, te passen, mits met Y (even als 't vorige Wyle, velum) ons Wyle, f: momentum, spatium temporis; A-S. hwile / AL: hwila / wila / en M-G, hweila / hora, tempus, & spatium temporis; waer van ons Wylen, Verwylen, I. CL: M-G, ga-hwellan of ga-weilan / I. CL: 2, manere, remorari, quiescere; en F-TH, wilingan / I. CL: tempore perire; waer toe mede ons † Wylinge, vicissitudo; Bywylen, vicibus, interdum; Terwyle, dum; Midlerwyle en Onderwylen, interim; en Korts-wyle, tijdkortinge, jocus, oblectamentum; en 't Vlaemsche † Handwyle momentum temporis; Handswyle, vicissim, interdum; alleenlijk doet in dezen de M-G, ei / die volgens de streekhoudende Dialectregel niet en voegt by dezen stam, maer wel by Verba's van de II. CL: in 't M-G, &c, my vermoeden, dat dezen uit zulk een andren stam, aen my nog onbekend, mogten gesproten zijn.
Tot het Praeter: Part: behoort het Vlaemsche † Verwallen weder, aura fervens; waer uit de oude Ongelijkvloeijendheid van dezen stamboom onder onze Voorvaderen npg blijkende is.
Wijders geeft ook de zin van † Walen voor omloopen, omzwerven, en die van 't gemelde Ysl: villa / error, en villtur / errore captus, ons eenige aenleiding en rede om te denken, of niet, onder eene toevoeging van den uitgang D, ons Wild, ferus & vagus, vermits het woest omloopen, en † Wald, † Wóld, Euphon: Wóud, n: sylva, saltus, als een verblijfplaets van het wilde en zwervende gedierte, zo wel hier van ontleent konzijn, als van ons voorgemelde WIL, in de I. Pr: of van WELP, in deze II. Pr. Nog ook schijnen tot dezen stam te passen, mits onder eenen toelasch van silbelooze uitgangen, vooeerst met G agter Wal, ons Walg, f: nausea; van wegen de opwelling, draeijing en wringing in de maeg, om het gene 'er in is, by de keel op, of uit te werpen, waer van ons Walgen, I. CL: H-D, walgen / I. CL: nauseare; en 't H-D, walwalgen / I. CL: stomachum evertere, nauseae molestiam suscipere; en Verwalgen, I. CL: fastidire. Ten andere, in den zin van wellen en opzieden, 't zy, heet, warm, of laeuw, en met den uitgang K, het reetsgemelde Geld: Walk, tepidus; als mede, met den uitgang M, ons Walm, en Kwalm of Qualm, m: vapor humidus calore productus; waer van ons Walmen, I. CL: evaporare; en Opwalmen, I. CL: subfervefacere; en als 't Kimbr: passivum met n agter het Wortel-deel, het Ysl: volnar / incalescit; in Praeter: volnade / I. CL:, dog in 't A-S heeft het eene beteekenis van grooter hitte, als A-S, walm / waelm / welme / wylm en wylme / fervor, aestus; & tr: furor; en verder, 't zy men op de hitte en schielijke ontvlamming ziet, of op de samenbinding (als by 't reedsgemelde H-D, reb. wellen en welle-holtz / het M-G, walus / en ons Willig) zo mede hier toe ons † Walm, m: fasciculus straminis, & fascis straminis ardentis; en Walm-asschen, favillae stramineae. Gelijk ook met Z voorop en met den uitgang P, ons Zwalp, f: fluctus, unda (in den zelfden zin als het reeds-gemelde † Wélle, † Walle, fluctus, unda); waer van weder ons Zwalpen, I. CL: fluctuare, jactari fluctibus, undare; en Zwalp-ey, ovum putidum; als niet zinkende, maer bovendrijvende. Daerenboven vertoonen zig met E, A, O en U, in 't Zakelijke deel, welke allen op dezen stam passen, en met den uitgang V of F het A-S, hwalf en hwolf / convexus; & tignum, convexum; en ons Wélf, Gewélf, Wolf, Wulf, n: convexum tignum, concameratio; en Ysl: hvolff / N. lacunar; en H-D, gewelbe / N, fornix; om den krommen omloop en bogt van 't welfsel, mijnes agtens, alzoo genaemt: waer toe ook verder ons Wolvendak, of Wulete-dak, n: tignum apsiforme; en waer van Wélven, Verwélven, Overwélven, en Wulven, Verwulven, I. CL: A-S, hwalfian / I. CL: concamerare, fornicare; en, met den uitgang TE of SEL, weder daer van ons Wélf- | |
[pagina 733]
| |
sel, Wulfsel, n: en Wélft, Verwélft, n: en Verwulft, n: concameratio, fornix, testudo, arcus, apsis; waer toe ook betrekkelijk schijnt ons Wolf, m: tinea apiaria, araneae instar telam texans convexam. En, mooglijk mede ter zake van het omzwerven op roof, of om de dolle en wreede vernieling (in den zin van 't voorgemelde A-S, stamwoord, als A-S, weallan / in Praet: weol of wol / furere) ons Wolf, m: in Plur: Wolven, en M-G, wulfs / M. F-TH en AL: wolf / A-S, wulf / M, H-D, wolf / wulf / M. Angl: wolffe / Kimbr: en Dan: ulf / M, en Ysl: ulffur / M. lupus; en Wolfs-wortel, Wolfs-kruid, H-D, wolffswurtz / aconitum; waer van men zeit dat het eenen wolf, als hy 'er op treed, eene krimping der zenuwen verwekt, zulks dat hy 'er van sterft; alzoo het een vinnig vergif is; waerom het onder Grieken en Romeinen een vaerdige toevlucht was voor wan hopige Slaven; en A-S, were-wolf / diabolus; & lycanthropos; by ons mede Weer-wolf, lycanthropos; van welk woord we ook breeder gesproken hebben by ons WEER, in deze Proeve; en Kimbr: ulf-hale / M, lupicauda, hominem denotans à quo nil nisi malum exspectandum; en Kimbr: ulfbud / F, saevitia; gelijk ook verder veel invretende en schielijk voortloopende qualen by ons den naem van Wolf voeren, als Wolf, m: phagedaena, ulcus depascens, vulgò lupus, cancri genus; als wegvretende het vel en 't onderliggende vleesch tot het gebeente toe; en Wolf, m: H-D, wolff / M. intertrigo; morbi genus cum simul membra interteruntur & confricuntur, atque sudore accedente excoriantur; en Wolve-mélk, tithymallus; om het melk-agtige sap, dat uit het gewonde kruid uitvloeit, zijnde scherp invretend, en het vel verbijtende, waerom het ook tegens de vratten gebruikt word; en Wolfs-beziën, uva lupina, uva ursi; als bemint van wolven en beeren; en Wolfs-klaeuwe, lycopodium; om dat men eenige gelijkheid rekent te zijn tusschen de takken van deze kruipende plant; en des wolfs poten; en Wolve-maend, December; vermits de Wolven dan sterker uitkomen en woeden; en Wolve-scheet, f: lycoperdon, lupi crepitus; een blaes-agtige paddestoel, die, wanneer die stukkend getreden word, een drek-stank van zig geeft; en Wolfs-tanden, dentes lupini sive silvestres; dentes parvi qui postrema parte maxillae equorum adnascuntur. Midlerwijle brengt deze overdragtelyke beteekenis van woedend verderf en vernieling ons wederom tijdig op den zin van het eerst-gemelde M-G, wilwan / II. CL: 2, rapere, diripere; 't welk we, mits onder eenen uitleg van geweldige ontwringing, tot dezen stam mede betrokken hebben; gelijk ook met ae / a / ea / oe en o / die allen op dezen stam wel passen, zig in 't A-S, om 't schadelijkeen den Wolfs-aert aen te duiden, zig vertoonen, (hoewel we ook van dezen by ons Wortel-deel QUEEL gesproken hebben), het A-S, wael / waele / caedes, clades, lues; wael cyrig / wal-crigge / en wilfen en wylpen / bellona; wol-cyrge / furia; en wael-kyrian / Gorgones; namelijk die verschrikkelijke fabel-tooveressen Medusa, Stenyo en Euryale, dochters van Phorcus, welke drie eenen ygelijk, die haer aenzag, in steen verwisselden; verder nog ook A-S, waell / strages; en wale / wol / caedes, pestis, labes; en wole / wolgewinne / pestis, labes; wol-berend / pestifer; wolic / pravus; wolice / injustè, indirectè; en Ysl: viel / fallacia; waer van ook het A-S, waelan / waelian / I. CL: vexare; woelan / I. CL: inficere; en nog A-S, wolian / I. CL: evellere. En schoon deze stoffe hier mede nog niet afgehandelt is, egter zullen we van dezen stam afscheiden, om niet te lang te zijn, en tot ons volgende Wortel-deel WELT nu overgaen. | |
De Wortel- en Zaek-deelen.WÉLT, WALT en WÓLT &c, in het F-TH, welzan / walzta / giwelzit / V. CL: volvere; en ar-welzan / V. CL: revolvere; en zuo-gi-wilzen / V. CL: advolvere; zijnde van die verloopene Classis, welker vocael-wisseling alleen het teeken van de oude Ongelijk vloeijendheid nog over behouden heeft. In 't A-S, is 'er waeltan / volvere, en gewaeltan / provolutus; by ons agter de III. CL: geplaetst; welks Praet: Part: nog en voert tot een bewijs van de oude Ongelijkvloeijendheid, maer van het | |
[pagina 734]
| |
Praet: Imperf: ontbreken my voorbeelden; ik vermoede dat het wolt of weolt zal moeten zijn. Wijders Ysl: velltt / volvor in Praet: Imperf: valltt / II. CL: 4, en volgens de anderen van die Class: in Praeter: Part: voltenn. Hier toe het, H-D, walze / F. phalanga, lignum teres; om het rollen; en 't Ysl: vailttur / vacillans in rebus, & sermone fallax; overdragtelijk zinspelende op het verloop van 't rollende, als telkens van standplaets en van anzien veranderende; en A-S, sine-wealt / F-TH, sino-wolde / rotundus, teres, versatilis; waer van het A-S, sine-wealtian / I. CL: pacillare; en sine-wealtnesse / globositas; en het M-G, waltjan / I. CL: 1, magno impetu advolvere; en us-waltjan / I. CL: 1, evertere provolvendo; en H-D, waltzen / weltzen / I. CL: volvere, versare; en H-D, welzern / I. CL: Geld: Wélteren, I. CL: en by ons Wólteren, I. CL: en Euphon: Óut voor Ólt, ook Wóuteren, I. CL: volutare; & tr: Wóuteren, succedere, benè accidere vel malè; en Woelteren in 't slyk, volutare in luto; en Wóuter-blók, Wóuter-stéén, volvulus, cylindrus, Sax: woltestein / wolteblok / walter / waer by de Latijnsche en Duitsche takken weder een blijk vinden van hare oude verwantschap. Ondertusschen verdient het zijne opmerking dat verscheidene Ongelijkvloeijende Hoofdstammen, als Wélk, Wéll, en dit Wélt, allen het wentelen en omloopen tot hare voornaemste grondbeteekenis hebben; waer by men ook ons WIL, en 't vorge WEEL, beiden uit de I. Proeve, zou kunnen byvoegen, dewijl het willen en verkiezen een besluit is van keure na 't overwegen en omloopen van de gedagten. En, indien het H-D, welt / mundus, (waer voor in 't F-TH eu A-S, werold / &c, by ons Wereld, en waer van we by ons Wortel-deel WEEZ, in de I. Proeve gesproken hebben) volledig is, en geen r verloren heeft, maer van een anderen stam afkomstig is, als 't onze, en 't F-TH en A-S, zo zou het schijnen tot dezen stam te behooren, en te zien op den wisselvalligen omloop der tijden en zaken zo van 't onder- als, boven-Maensche van dit ons Wereld-gestel. | |
De Wortel- of Zaek-deelen.WERR, WIR, WIER, en WAR of WOR, &c, in 't H-D, verwirren / in Praet: verwor en verwirrete / en in Praeter: Part: verworren en verwirret / II. CL: 3, en I. CL: illigare, intricare, & turbare; 't gene in onze Dialect herstelt zijnde wederom, uit levert ons versletene Wérren, † Wor of † Wier of † War, † Geworren, IV. CL: 3, intricare.
In de II. Verhand: van onzen Grondsl: van Gereg: Afleiding §. XV, hebben we een groot deel onzer takken, tot dezen stam behoorende, aengehaelt; als uit het Praes: en Praet: ons Wér en War, en † Wérre, † Warre f: A-S, waer / wer / Angl: warre / tricae; & olim tr: contentio, bellum; unde vulgò, Werra, Guerra, & Hisp: & Ital: guerra, Gall: guerre; waer van ons Wérren, Warren, Verwérren, Verwarren, I. CL: H-D, wirren / verwirren / I. CL: intricare, turbare, confundere, contendere; en met den uitgang te het Sax: wartegeld / autoramentum, stipendium, quo miles obligatur; als het geld op hand, waer door ymand aen de war, en aen den krijg verbonden raekt. Het slegte gezelschap en gevolg van deverwerring en krijg word ook uitgebeeld in 't A-S, wyrnesse / pravitas; en 't M-G, wairs / AL: wirs / Angl: worsse / warsse / Dan: verst / malus; en ons Wérs, Wars en † Wirs, contrarius, adversus, contentiosus, malus, & nequam; waer van ons † Wérselhóófd, n: contumax, refractarius; en † Wérselen, † Worselen, I. CL: obniti, reluctari; en † Verwérselen, I. CL: intricare; en verder M-G, wairsiza / A-S, wyrs en waerra / pejor; en A-S, werst / pessimus; en A-S, weria en waergad / malignus; en weriend / bellator; worn / grex, turba; weorthig en worthige / cohors; en werod / weored / exercitus, agmen; welker afschouwlijke gevolgen zijn het A-S, weorthan en woerthan / I. CL: affligere, & redigi; en woroht / abominatio; waerging / wergung / maledictio, miseria, molestia; en | |
[pagina 735]
| |
werian / wirian wyrian / werigan / wirigan / en wergean / wirgean / worgean I. CL: lacessere, malignari, maledicere, execrari en 't M-G, wargjan en gawargjan / L CL: 1, Damnare.
Maer, hoewel in zaken van 't gemoed of den geest alle verwarring een wezendlijk quaed is, egter in andere dingen, als gewassen, kruideh, enz., die een gemengde verdeeling hebben, of uit velen onder een bestaen, kan er verwarting plaets hebben zonder quaed of zware gebrek kelijkheid, gelijk onder dezen is het A-S, wear / war / en 't Vlaemsche † Wier, nodus intricatus; & callus; en A-S, wear / war / by ons Wier, n: en † Weerte, Zeeland: Woer, alga marina; een zee-kroos, dat by ondiepe drooge gronden wast, en by uitstek warrig is; waerom het ook wel Zeenestelen heet; en ons War-moes, Wér-moes, n: olus coctivum, esculentarum herbarum commixtura; namelijk uit een mengsel van verscheidene kruiden bestaende, als of men zeide Mengelmoes; dog die gene, die Warm-moes zetten, als meenende dat het van Warm ontleent is, zullen oplossing dienen te zoeken, waerom deze spijs-groente boven alle ander moes, dat gewoonlijk onvermengt, dog even zo wel warin gegeten word, dien naem zou voeren. Verder met deh uitgang. T, het A-S, wyrt / werr / weort / herba, aroma; en wyrt-gemang / aromata pigmenta; gelijk mede A-S, wyrt / wert / weort / en ons Wérte, Worie, f: mustum, cervisia mustea & tepida; te weten het eerste omgeroerde mengsel van de brouw-granen, als haver, mout, &c, op warm water te trekken staende, waer van verder het bier gekookt word, gelijk ook ons Worse, Worte, decoctum. Desgelijks tot dezen stam ons Wartel, f: intricatio, tricae; en † Worte, nu WortelTEL, m: & f: M-G, waurts / F, A-S, wyrt rum en wirtwel / M, H-D, wurtz en wurtzel / F, radix; en Mechlin: Wortel, siser, carota subalbida; en AL: murz-hafter / radicitus; ter oorzake van de war-vezels der wortel-takjes; waer van ons Wortelen, I. CL: H-D, murtzen en wurtzein / I. CL: radicare; en F-TH, ar-woorzalan / I. CL: eradicare en In-wortelen, Verwortelen I. CL: radicari, se ingerere, intricare, & penetrare; dog op 't voorgenoemde mengsel van sijne kruiden palt het F-TH, arzat-wurze / by ons Arts-wortel, mandragorae; F-TH, salf-werz / nardus; wurz-bedde / areola aromatibus foeta; stank-wurze / aromata, pigmenta odore suavi; en therwurzido win / vinum aromatibus conditum. Nog ook, vermits, een vezel-en wortel-agtige uitgroeijinge van 't vel, het A-S, weart en wearh / en het Vlaemsche Worte, ook † Wérte, † Warte, en † Waerte Sax: en Angl: warte / H-D, wartze / F, dog by ons met een verzet van d:e R, nu Wratte, f: verruca. Wijders, met den uitgang ST, ons Worst, f: H-D, wurst / lucanica; zijnde een verwarde mengeling van gehakt of gekorven vleesch, met sijne kruiderijen ondereen, in schoongemaekte beesten-darmen gestopt. Insgelijks hier toe, even als het voorgemeldfe † Worselen, obniti, reluctari; of ook om de verwarde strengeling van twee menschen, die handgemeen zijn, ons Worstel, luctatio; waer van ons Worstelen, I. CL: en † Wrastelen, I CL: A-S, wraestlian / wrastlian / I. CL: luctari; A-S, wraestlic / waerstlic / palaestricus. Daerenboven, met deh uitgang. M, het MG, waurins / M, serpens; en ons Worm Wurm, m: AL: wurin / H-D,wurn / M, Angl: worine / en A-S, worin en wyrin / vermis, & Lumbricus; en Gewormte, n: vermis, & insecta; om zijne kromwarrige beweging, of ook om zijne wonderlijke inkruiping en in wikkeling, in de aerde, in het hout, en in de vrugten &c, waer van ons Verwormen, I CL: vermiculari, vermibus corrumpi; en overdragtelijk noemt men mede by ons een Mensch, die in de menigte van bezigheden verwart zit, voornaemlijk als 't grof werk is, of geringe zaken, die zulk eene moeite niet verdienen, een Wurm, m: homo operosè laborans: waer, van ons Wurmen, I. CL: laboribus improbis, negotiis vel nugis se intricare; verder ook A-S, worms en wyrms / pus, tabes, putredo; en wyrmsig / putridus; alzoo de wormstekige dingen ligtelijk aen 't rotten ge- | |
[pagina 736]
| |
raken, of anders om de wormwijzige voortkruiping dezer bederving, welke laetste uitlegging best past by ons Wormig péérd, jumentum farciminosum; cui fistulis quibusdam subtercutaneis corruptus humor manat, plurimasque toto corpore collectiones patitur: en A-S, wyrm-wyrt / Geld: Wormie, f: by ons Worm-kruid, n: absinthium; vermits de alsem zeer heilzaem tegen de wormen geschat word, waerom het ook den naem voert van † Worm-oed, † Wérm-oed, en † Worm-woed, H-D, wermut / Angl: worm-woode / als woedende tegen de wormen, en de ingewanden daer van ontledigende, volgens deze terminatie oed en Woed; en daer toe Wormte-wyn, alsem-wijn, absynthites; gelijk men mede Reinvaren, om dat het de wurmen afdrijft, noemt Worm-kruid, n: parthenium mas; en Worming, Wormene, laquear; & culmen domus, sastigium; zo ik, gisse om de warrige byééngaring der gebinten van het dak. En, met A, mooglijk ook tot dezen stam, ons Warm, Wérm, calidus; &c, als opzigt hebbende op de broeijing van 't warrige wol-hair; dog zie ook hier van by 't vorige WEER, in deze Pr.
Daerenboven ïou ik ook tot dezen, stam betrekken, met den uitgang G agter 't Zakelijke deel, ons, Worg, f: angina, synanche; om de verstikkende Wringing in de kele; en daer van verder ons † Worgen, I. CL; stringere, premere; en nu Worgen, Wurgen, Verwurgen, I. CL: strangulare, obstringere fauces; en H-D, worgen / I. CL: difficulter deglutire, interstringere gulam; en würgen / I. CL: strangulare, & trucidare. Eindeling, met eene voorlassing van S of Z, (zie onze Grondsl: II. Verhand: § XXXI) schijnt my ook hier toe te behooren het Geldersche Zwérre, vermis porcinus; om gelijke rede als ons vorige Worm; en ons Zwier, m: gyrus, vibratio; & circumvolutio vaga; & tr: pompa; om de wartel-beweging; waer van ons Zwieren, I. CL: gyrare, vagari; & tr; pomposum agere; en daer toe ons Zwierig, vagans; & amictus vestimentis laxis & pomposis, ad ostentationem magis quam ad usum; als mede zonder Z voorop, ons † Wieren, I. CL: gyrare, circumire; & lustrare, circumspicere, oculis ambire; unde & Gall: virer; en ons † BEWIEREN, I. CL: luftrare, circumspicere. Dog wederom met de Z vooraen en met den uitgang M, ons Zwerm, m: Zwérmsel, † Gezwérm, n: H-D, schwarm / Angl: swarme / examen apium glomeratum; als eene verwarde mengeling; even als zonder S het A-S, weorud / examen apium; en weored / weorod / exercitus, agmen; en ons † Zwérm, coitio; waer van verder ons Zwérmen, I. CL: Angl: swarme / agminatim volare; & confluere, scatere; & vagari; en Zwérmer., H-D, schwirmer / homo phanaticus, vesanus, errans & vertigine laborans; en Zwérm-kruid, n: bryonia; als dienstig geschat voor duizeling, draeijing en bedwelmtheid. | |
De Wortel- en Zaek-deelen.WÉTT en WAT, &c, by het Ysl: hvett / incito, acuo; in Praet: hvatte / IV. CL: 1. dog ook zonder h en v / in 't Ysl: et / incito; in Praet: atte / IV. CL: I: zo dat het schijnt of niet alleen de h / dat meermalen gebeurt, maer ook de v / alhier een voorwerpsel zoude zijn: en, schoon nu dit een en ander van een verloopene Claffis zy, egter kunnen we hier uit nog herstellen ons WETT, en WAT. Hier toe nu ons Wétte, † Wate, † Waet, acumen, acies; en † Wéttig, † Watig, aeutus; waer van ons Wétten, I. CL: H-D, wetzen / I. CL: acuere; en Wét-stéén, m: cos, lapis cujus in acuendo ferro est usus; en A-S, hwettan / I. CL: Angl: whette / acuere, & instigare; als mede Ysl: hvatur / incitatus, promptus, fervidus; en A-S, hwaet / hwaete / alacer, festinus; en hwaetlice / gnaviter; en hwaet / virtus, & celeritas; en AL: wassiro / acrior. Wijders ons Watte, gekaerde wolle, lana carminata; als door scherppuntige hekelkammen getrokken, tot zuivering. Dog van een ander Zaeklijk deel WET,zie by ons WEET en WYT, beiden in onze I. Proeve. | |
[pagina 737]
| |
WO. | |
De Wortel- en Zaek-deelen.WOED, WOOD, WEED,en WAED, &c, in 't A-s, wedan / wad (of wod) / weden of woden / III. CL: 3 insanire, aestuare; zoo mede A-S, a-wedan / III. CL: 3, apostatare, debacchari; 't welk wederom overgebracht word in onze Dialect met † Weden † Wood of Woed, † Gewoden, II. CL: 4. Van een ander WEED hebben we ook hier voor gemeld by WEED, in deze Proeve; en van een ander WOED, by WAEY, in de I. Proeve.
Tot dit. Wortel-deel van 't Praes; het Ysl: hvida / F. impetus; en 't A-S, wedan / I, CL: insanire; en A-S, wede-hund / canis rabidus; en wede-thistle / cicuta; gelijk ook uit een tak met ü / gelijkwaerdig aen O, het H-D, wütterich / cicuta; vermits het de beesten, als ze 'er van gegeten hebben, dol maekt en woedend, waerom het ook by ons dolle kervel heet. Mooglijk behoort ook tot dezen tak het M-G, withon / I. CL: 3, movere, quassare capita, 't gene Marc: XV, 29, gebruikt word wegens die voorbygaenden, welke, terwïjl onze Heiland aen 't kruis hing, tot een bevestiging van, haer vergramt, verwoed, en lasterdriftig gemoed, met hare hoofden schuddeden. Maer, vermits de dingen niet zelden van de hevigste byzonderheden, haeren naem ontfangen, gelijk ook het Latijnsche tempestas teffens woedend en ander weêr beteekent, zo is ook met E hier toe betrekkelijk ons Weder, contr: Weêr, n: tempestas, aër, aura; als 't gene te mets geweldig woeden kan; de verdere takken hier van zie by WAEY, in onze I. Pr: alwaer we die breeder verhandelt hebben, dewijl, 'er die stam gelijk regt toe schijnt te hebben.
Met A, als by 't A-S, Praeterit:, vertoont zig hier toe betrekkelijk het M-G, hwathian / I. CL: 1, ore spumas agere instar furiosi, als zinspelende op de woede; dog op den zin van aestuare voegt wederom, mits met den uitgang SEM en EM, ons Waedsem, Waesem, en met Z voorop, ook † Zwadem, m: vapor; als uit opzieding .ontstaende waer van weder de Verba, Waedsemen, Waesemen, I. CL: en 't Sax: en Geld: † Zwademen, I. CL; vaporare. Tot het Praet: met O of OE, het A-S, wod / woda / wode / Ysl: en Kimbr: odur / insanus, saevus, energumenus; M-G, wods / daemoniacus; Ysl: vode / periculum; en A-S, wodnysse / by ons Woede, f: furor, rabies insania; en A-S, wodend / bacchans; waer van ons Woeden, I. CL: H-D, wueten / I. CL: Angl: woode / furere; en ons Verwoed, insanus; en A-S, wodian / I. CL: exstirpare; en ons † Woeder, Sax: woeter / tyrannus; als woest en wreed tegen zijne onderdanen. En, by aldien ons Woest, A-S, weste / desertuS, en Woestyne, Woesteny, f: A-S, westene / eremus, desertum, secessus beneffens het F-TH, ar-wostan / I. CL: en ons Verwoesten, I. CL: exterminare, en 't Ysl: thad hvesser / I. CL: ventus saevire incipit, mede uit dezen Tak gesproten zijn, zou het Euphonicè voor Woedst moeten komen, dat egter my eenigsints twijffelagtig voorkomt, vermits ik geen Oudheid ken, die dat bevestigt.
Dog wederkeerende tot Het Wortel-deel WOED of WOOD, zo past ten eenemael hier toe, der oude Voorvaderen zoogenaemden God † Woden, waer van ons † Wodens-dag; nu contr: Woensdag, m: A-S Wodnes-daeg / Angl: Wodnes-day en Wensday / Kimbr: Ontingsdag en contr: Onsdag / dies Mercurii; gelijk ook A-S, Woden / Mercurius; en in de F-TH, Cateches: door Hr: Eccard uitgegeven p: 78, end ec forsacho ...... Wodenen Saren Ote / Et ego renuncio ...... Wodano & Saxonico Otino. Het vooraflaten van de w is eigen aen de Kimbrische Dialect, waer uit wederom met het voorwerpsel G, ook † Goden voor Woden, en † Godensdag, † Goens-dag voor Woensdag gesproten is. Wijders schoon in 't eerste benoemen der weekdagen de Noordsche en Duitsche Voorvaderen dezen Gode-naem tegens dien van Mercurius in 't Latijn gestelt hebben, egter moet men daerom niet denken, dat ze, even als de Ro- | |
[pagina 738]
| |
meinen, daer mede eenen God van de koopmanschap en dieven gemeent hebben, maer, even gelijk de Romeinen aen Mercurius: de Zangkonst, en Welsprekendheid, beneffens, het maken van Vree-verbonden en stilstand van wapenen toeschreven, en hem rekenden voor een God van de worstelaers, zo quam in zoo verre het denkbeeld der Noordelingen en Duitschers wegens hunnen God Woden of Odin met dien Mercurius wel overeen, als blijkt uit de Fabel-beschrijving der Noordsche Goden, welke allervolledigst te vinden; is in de Edda Islandorum, waer by ook vermeld word, Thesr Othinh.. mikin spadom kona hans het Frigida er vir kaullum Frig / Ic welke woorden in 't Latijn aldus verraelt en vervolgt staen, Hic OTHINUS multa habuit vaticinia: Uxor ipstus vocabatur Frigida, quam nos appellamus Frig. Ille versus Ga naar voetnoot*Septemtriones iter suscepit cum magnis copiis & ingenti thesauro; & quocunque ibant, multi magnique apparebant, Dîsque quam hominibus similiores: zie Th: Mareschalli Observat: agter 't Euang: Gothicum p: 513. Dog niet alleen zagen de Noordelingen en Duitschers dezen Woden aen, als voor zo verre aen Mercurius gelijk, maer daerenboven nog, als een Vader der andere Goden, en als een God van Overwinning en van alle Dapperheid en Deugd, en derhalven als den voornaemsten der Goden, vermits by haer de Dapperheid voor de edelste aller deugden ging, en alle Krijgsbedrijf haer grootste roem was. In dezen zin verstae ik Tacitus als hy in zijn Boek de Germann: Cap: IX. zegt, Deorum maximè Mercurium colunt; cui certis diebus, humanis quoque hostiis, litare fas habent. Herculem ac Martem concessis animalibus plasant, als meenende met dezen Mercurius onzen gemelden Woden of Odin, en door Hercules of Mars den zelfden, of een andren God Thor of Thonner / waer van ons Donderdag asdaelt; vermits Woden ook om Overwinninge wierdaengebeden, en gewapent als Mars verbeeld wierd, maer Thor met eeh scepter als jupiter, gelijk we straks nader uit de Schrijvers zullen toonen. Dog van de eigentlijke namen Mercurius, Hercules, of Mars vind ik onder de Oud-Duitschen en Noordelingen geen de minste egte blijk; en worden die alhier volgens de gewoonte der Grieken en Romeinen, by overdragt; door. Tacitus gebruikt, alf naest van gelijken aert gerekent zijnde. Het heldhaftige gedigt van den vermaerden Deenschen Koning Regner Lodbrog, die nog Heidensch was, 't gene we in onze 2. Bylage vertaelt hebben, spreekt alsints en eeniglijk van Odin / als een Opperste der Goden en bestierder van Hemel en Aerde; gelijk ook Ol: Worm: in zijne Fasti Danici p: 37. uit Middeleeuwsche Schrijvers, die de Noordelingen nog ten deele als Heidenen; van naby kenden, dit volgende aentrekt, als, uit Paulus Diaconus (die in de IX. eeuw leefde) Libr: I. Cap: 8. Accedentes Wandali ad WODAN victoriam de Winilis postulaverunt; en uit Ethelwerdus (die in de XI. eeuw leefde) volgens het uittrekfel van Cambdenus; aldus, In tanta seductione oppressi sunt Aquilonares increduli, ut WODAN sicut Dominum colant in hodiernum diem Dani, Normanni, & Suevi; en elders WODAN Barbari ut Deum honorarunt sacrificiumque obtulerunt pagani, victoriae causa sive virtutis: En uit Adam Bremensis (in de IX. Eeuw), WODAN vero sculpunt armatum, sicut nostri Martem sculpere solent. THOR autem cum sceptris Jovis exprimere videntur. Of nu die wapenen en scepter aen beelden van menschelijke gedaente toegepast zijn, of slegts aen rouw-afgehakte tronken van boomen, volgens de nog Heidensche overblijffels onder de Noordsche Laplanders, blijkt uit deze woorden niet. Immers in de oude Heidensche tijd waren onze Duitsche Voorvaderen, volgens de getuigenis van Tacitus, de Germ: Cap: IX. tegen de uitbeelding der Goden onder menschelijke gestalte, en gevolglijk in dat stuk beter van oordeel dan de Grieken en Romeinen, zeggende van haer, ceterum nec. cohibere parietibus Deos, neque in ullam humanioris speciem assimulare, ex magnitudine coelestium arbitrantur Wijders 't gene we hier van den zoogenaemden Mercurius of liever Woden onder de Duitschen en Noordelingen gezegt hebben, dunkt my dat ook toe-passing heeft op de woorden van Julius Caesar, sprekende van de oude Gallen in zijn VI. Boek der Commentar: de B: Gall: Deum maximè Mercurium colunt, hujus funt pluni- | |
[pagina 739]
| |
ma simulacra; hunc omnium inventorem artium ferunt; hunc viarum atque itinerum discem; hunc ad questus pecuniae, mercaturasque habere vim maximè arbitrantur. Waer in egter, zo Caesar dit wel heeft, de Gallen eenigermate van de Duitschen verschilt hebben, voor zo veel ze dien God ook aenbaden om geld en koopmanschaps-gewin, méldende niets van de krijgs-eer; daer in tegendeel de Oud-Duitschen hare glorie als 't opperste bezinden, met een klein-agting voor geld en koophandel waerom ook des wegen Tacitus in zijn V. Cap: de Germann: zegt ‘te twijffelen of gunstige of gramme Goden hen zilver en goud geweigert hebben; als mede, dat se zilvere vaten, tot geschenk aen hunne Vorsten gegeven, even zo luttel agteden dan steene potten.’ En't is nog hedendaegs te zien, dat de Duitsche Krijgsman doorgaends een smadelijk hart draegt niet tegens 't geld, want dat is alte zeer gewilt aen Wereldlijke zo wel als aen Geestelijke hoven, maer tegens den Koopman, vermits het belang en de genegentheid onder dezen en dien zo verschillig is. Eindeling, zo men een natuerkundig denkbeeld aen de Fabel van Othin mag overdragen, daer de Edda goeden schijn toe geeft, zou men daer mede het vier, en del levens-kragten der natuere mogen rekenen, hoewel ik zulke zinspelingen niet voor de eerste aenleidingen der Fabelen aenzie; dog schijnt het my in tegendeel toe, dat zo wel deze als alle andere verzierselen van 't Heidensche Godendom allereerst gesproten zijn uit een slaefschen eerbied voor de eerste roemrugtige Rijks-Vorsten, en uit de Lofgezangen over haer bedrijf; voornaemlijk na haren dood, toen de rouwpligten, tot bewijs van eerbied en liefde voor den verstorvene, als in een Godsdienstighetd veranderden, en alzoo aen de Priesteren gelegentheid gaven om 'er voor haer een gebouw van politie en gewin op te vesten; tot dat verder, om luister aen die zaek te geven, de Poëten dat werk voltooiden onder eeh cierlijken opschik, verijkt met vele nieuwe verbloemde by vindingen, beneffens eenige staet-lessen en natuerkundige zinspelingen. En, fchoon elke Landaerd zijne eigene grootste Rijks-vorsten tot Goden verhief, egter dewijl de driften en aerd van bestier elkander ligtelijk in iet voornaems gelijken konden, of dewijl de by-vindingen, uit de natuer ontleent, dikwijls moesten overeenkomen, zo is 't geen wonder, dat elk, onder een vreemden Landaerd komende, daer: een of ander hunner Goden scheen te vinden, even gelijk tacitus der Duitschen Woden voor Mercurius heeft aengemerkt. Maer van een ander WOED in † Woeden, fluere, zie by WAED, in deze II. Proeve. | |
WR. | |
De Wortel- of Zaek-deelen.WRIEG of WRUIG, en WROOG of WROEG, in 't A-S, wreogan (en wrygan / contr: wreon) / in Praet: wreag of wreah en wroh / in Praet: Part: gewrogen of wrogen / II. CL: 1, velare, tegere, obruere; zoo mede AS, bewrigan (contr: bewreon) / II. CL: 1, tegere, obruere; a-wrigan /en a-wreon en on-wrigan / en on-wreon / II. CL: 1 revelare, explicare; en ofer-wryan / ofer-wrean II. CL: 1 tegere, vestire. Hier toe weet ik tot nog toe geene takken, 't en ware tot het Praeter: ons Wroegen, I. CL: en ook zonder W, † Roegen,I. CL: M-G, wrohjan / I. CL: 1, A-S, wregan / wregean / wreian en wroegan / I. CL: en F-TH, ruogan / I. CL: en H-D, rugen / rügen / I. CL: accufare, & conscientiâ morderi;. als of het voormaels eene bedekte beschuldiging had willen aenduiden; en M-G, frawrohjan / I. CL:1, diffamare; waer van we ook by 't vorige REEK, in deze Proeve gesproken hebben. Dog op dezen voet zou de A-S, w alhier een voorwerpsel moeten zijn. | |
De Wortel-en Zaek-deelen.WRYD en WRÉÉD of WREID, &c, in 't A-S, writhan / wrath (in Subj: wri- | |
[pagina 740]
| |
the) / writhen / III. CL: 1, torquere, alligare. De zin ziet op een kragtige vasthouding of geweldige binding als die van den scherprechter, of als zulk een die met een strijd of grammoedigheid verzelt gaet, gelijk uit het A-S, un-writhan / III. CL; 1, distringere gladium, en un-writhen / invulneratus, en voornaemelijk uit de andere volgende takken blijkende is. Dit Ongelijkvloeijende in onze Dialect overgebragt zijnde maekt † Wryden, Wrééd (of Wreid en Wreed), † Gewreden, II. CL: 1. Waer tegen zig in een H-D Dialect-verloop, verwisselende D in T,zig vertoont het Geld: Wryten en Vryten, I. CL: en II. CL: tornare, torquere, intorquere, obvolvere; en waer van het Geld: Wryter, Vryter, by ons draeijer, tornio; en 't fraequentat: Writselen, I. CL: torquere, intorquere, involvere. Tot den zin van vastigheid en kragtige verbintenis van gebouw-werk, het A-S, wraethe / tignum parietem sustinens; en wratha / wrathe / columna; beiden uit het Praeter: Indic:, waer toe mede het A-S, wrethian / I. CL: sulcire. Dog ziende op de sterke binding met touw, zeel, of riem &c, het A-S, writhels / en wraeth / fascia; en wraed / ligamen; en writha / lorum; waer van het A-S, ge-writhean / I. CL: alligare. En tot de grammoedigheid behoort het A-S, wraeth / wrath / wrathe / indignatio, ira; Angl: wrath / ira; en Angl: wroth / iratus; en Zweedsch wrede / ira; waer tegen men ook vind het Ysl: reide / ira; en het A-S, rethe / rethig / en rethlice / saevus, atrox; hoewel dit Ysl: en A-S, ook van ons Wortel-deel RYD, in de I. Proeve kan afgeleid worden, gelijk we aldaer gedaen hebben, Ondertuschen komt van 't A-S, wrath het A-S, wrathian / I. CL: indignari; uit welke gramsteurigheid ligtelijk eene strafheid, moeilijke quelling en strijd ontstaet; waer mede overeenstemt, mits uit het Praeter: met éé of EI, ons † Wreid, nu Wrééd, Sax: wreith / saevus, atrox, torvus; en Wreedelyk, atrociter; en A-S, wrathlic / infestus; waer toe weder het A-S, wraethan / I. CL: infestare; terwijle het booze gevolg daer van, als strijd en wonding, al in de voorgemelde Ongelijkvloeijende stammen is aengeduid. | |
WU. | |
De Wortel- en Zaek-deelen.WUIF of WUIP, WOOF of WOOP, en WUEP, in het A-S, weopan en wepan / in Praet: weap of wop (in Subj: wupe) / in Praet: Part: wopen / II. CL: 1, flere, lugere; Angl: to weep / Ingere. En F-TH, wofen / plorare, flere, lugere, lamentare; in Praet: wuf en wiof / VI. CL: No. 7. 'T gene in onze Dialect maekte † Wuifen of † Wiefen, † Woof, † Gewofen, II. CL: 2 of 3, of ook met P, in plaets van F, als by 't A-S, weopan. In 't M-G vind men ook hufum / lamentavimus, by ons agter de IV. CL: geplaetst, en derhalven in Infin: hufan / III. CL: 7, of hiufan / II. CL: 4, dog niet haifjan / gelijk de geleerde Junius in zijn Glossar: Gothicum, by misslag, deswegen gegist heeft; alzoo in 't M-G., geen Infinit: op ai slaet, die in den Plur: van 't Praeter: eene u uitlevert. Dit M-G voert egter alhier de h tegens de w by anderen, 't gene ik door geene Dialect-regel weet op te lossen; hoewel het zijn kon; dat w en h hier elk als Voorzetsels quamen; andersints zou ik dit M-G hier niet gelijkstammig schatten, daer ik nu nog eenigsints aen twijffele; waerom ik ook het zelve alhier heb bygebragt. Uit een tak van 't Praesens schijnt ontleent te zijn ons nog overige Wuisen, Wuiven en Wuifelen, I. CL: vociferare, exclamare, zijnde nog in gebruik by de Zeelieden, voor van verre roepen om hulp, voornamelijk in nood, ten welken einde men daerenboven veelal met den hoed over 't hoofd zwaeit, om ook van verre te konnen gezien worden: Dog van de woeste zinnen der zulken, die buiten nut of nood, een straetgeschreeuw maken als of ze in gevaer waren, zeit men, dat ze Wulps en Wuft, of Wuft en Licht, of volgens Kiliaen Wift en Licht (leves. & temerarii) zijn, | |
[pagina 741]
| |
komende de T hier als een terminatie, en behoorende de I tot het Praes: en de U tot het Praet:. En ten opzigte van het woeste geschreeuw van sommigen, die 's Winters als dolzinnig met de narreslede om strijd rijden langs de grachten, mag men te regt zeggen,
Hoe baert de wuste jeugd by 't narrig Nar-gekamp! Ze baert vast buiten nood, en baart vasl; nood en ramp. Wijders nog ook uit het Praet: het M-G, wopjan en at-wopjan / I. CL: 1, clamare, advocare; en uf-wopjan en ubuh-wopjan / I. CL: 1, exclamare; en AL: wofen / clamare; en het oud-Vlaemsche † Wuepelen, I. CL: vociferare, exclamare; en A-S, wope / wop / fletus, lamentatio; en woplic / flebilis; en A-S, woffunge / deliramentum, blasphemia; als mede uit het andere Praeter: met A, het AL: wafum / fletibus; waffe / gemitu; en waft / luctus; en zoo voort.
1719 2/m |