Achtste zang
Bladzijde 149, regel 9.
‘Wat den oorsprong der aan de Planeeten gegeven namen en vooral der teekens betreft, deze verliest zich in den nacht der tijden. Sommigen hervinden er de Chaldeeuwsche, Grieksche of Egyptische godheden in, met hare eigenaardigste attributen; anderen meenen er de latere godheden der Latijnen in te herkennen. Evenwel ziet men vrij algemeen een caduceus of slangenstaf in 't zinnebeeld van Merkurius; een spiegel met zijn handvatsel in dat van Venus, de planeet, wier schitterende schoonheid inderdaad wel aanspraak scheen te mogen maken op het symbool van de Moeder der Gratiën. De roode kleur van Mars, die het door den Oorlog vergoten bloed in de gedachten brengt, schijnt aanleiding te hebben gegeven tot de samenvoeging van een schild en een pijl. Jupiter, de Koning des Hemels in de Klassieke Mythologie, moest natuurlijk, naar men beweert, voorgesteld worden door den zigzag des bliksems; anderen zeggen, doodeenvoudig, door de eerste letter van zijn Griekschen naam (Zeus, God), een Z met een streep er door. Saturnus, eindelijk, de