Taboe, ontwikkelingen in macht en moraal speciaal in Nederland
(1980)–Paul Kapteyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 196]
| |
4 Uitbreiding van de taboespanning tegen het einde van de negentiende eeuwIn de negentiende en twintigste eeuw breidde de spanning tussen het beschaafde bedekken van de naaktheid en het - terzijde - beschaafd ontbloten zich verder uit. Vooral tegen het eind van de negentiende eeuw nam de trek naar zee en meer in het algemeen naar ‘buiten’ toe grotere vormen aan. Ook in Nederland was het geciviliseerde baden in zee reeds in het begin van de negentiende eeuw mogelijk en werd het geneeskundig aanbevolen.Ga naar eind21 (In Scheveningen was een zekere Pronk in 1808 met de exploitatie van een badhuis naar Engels voorbeeld begonnen.) Het waren echter maar weinigen die van deze gelegenheid gebruik maakten, zoals de koninklijke familie en de staatsman G.K. van Hogendorp die er zijn podraga hoopte kwijt te raken. Meer in het algemeen had men noch de mogelijkheid, noch de behoefte om op deze overigens geciviliseerde wijze de druk van de beschaving te bestrijden. Men had nog geen oog voor wat de natuur later aan anderen zou bieden. Zo schrijft een dichter over Zandvoort: ‘Dit schijnt de zandzee, of nog droeviger, woestijn [...] Geen boom, geen kruid, geen gras! Wie zou hier willen wonen?’Ga naar eind22 Van hen die daar dan toch hun schamele behuizing hebben opgetrokken weet hij op te merken ‘dat geen van hen, tenzij niet goed bij het verstand, vrijwillig de zee in zou lopen’.Ga naar eind23 Wat hier van het strand en de zee wordt gezegd, gold voor de natuur in het algemeen. Men kwam nog weinig onder de bekoring; sterker, men voelde een afkeer. Omstreeks het midden van de negentiende eeuw vond Potgieter de toen nog ongerepte omgeving van Amsterdam ‘lelijk en ongenietbaar’. Jacob van Lennep achtte de Gooise hei ‘een woestenij’.Ga naar eind24 Maar niet veel later, zo rond 1880, begon het te veranderen. Meerdere mensen ontdekten op uiteenlopende wijzen de ‘natuur’. Nederlandse schilders, maar ook schrijvers en dichters, trokken in navolging van de Franse impressionisten naar buiten. Allerlei propagandisten gingen op de waarde van de natuur wijzen en richtten | |
[pagina 197]
| |
in 1906 de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten op. Mensen gingen voor het eerst kamperen, veelal in het verband van nieuwe jeugdverenigingen. Ook de eerste sportverenigingen werden opgericht en - om daar de reeks mee te besluiten - meer mensen, nu ook uit middengroepen, trokken naar zee. In Scheveningen werd de accommodatie uitgebreid en kwam in 1883 de bouw van het Kurhaus tot stand. Zandvoort werd de volgende badplaats van betekenis, terwijl in de twintigste eeuw andere kustdorpen uit hun sluimer werden gewekt.Ga naar eind25 De functies van al deze, deels nieuwe, deels zich uitbreidende vormen van recreatie waarin mensen taboes doorbraken, lijken in grote lijnen gelijk aan wat boven beschreven werd. Op het eerste gezicht mag het lijken alsof tegen het einde van de negentiende eeuw het leven in het algemeen aan ‘ontspanning en vrijheid’ won, maar zoals in eerdere hoofdstukken uiteengezet wijst het doorbreken van taboes, in de omgang tussen de seksen, tussen ouderen en jongeren en meer in het algemeen op een uitbreiding en - gedeeltelijk - op een versoepeling van die zelfcontrole. Deze interpretatie is ook hier van toepassing. Het ontstaan of de uitbreiding van de behoefte aan de genoemde vrijetijdsbesteding zelf verwijst naar de hogere eisen van zelfcontrole in het ‘gewone’ leven. Zoals gezegd groeide in de tweede helft van de negentiende eeuw het net van economische en politieke interdependenties in dichtheid en omvang, en met de hogere eisen van zelfcontrole die binnen de complexer wordende samenlevingsverbanden werden afgedwongen, kregen nieuwe en grotere groepen mensen de behoefte én de kans om tijdelijk aan de gestegen beschavingsdruk te ontsnappen en het verslapte ritme van spanning en ontspanning te herstellen. Aan de ene kant vonden zij in de natuur de afwezigheid van de dreigingen, de zorgen en angsten die het gewone maatschappelijk verkeer hun bezorgde. Daar wilden zij dan ook het liefst alleen of ‘onder elkaar’ zijn, in de eigen familie of vriendenkring, omdat ieder ander alleen al de gedachte aan die druk kon oproepen. Aan de andere kant werden zij er geprikkeld en uitgedaagd om door ongewone en in zekere zin niet nette bewegingen als stevig stappen, klimmen en klauteren, het lichaam te oefenen. Ook konden zij er zich in hun verbeelding een vagebond of zwerver wanen die de gevaren van het wilde leven de baas kon, terwijl die gevaren in feite nauwelijks of niet meer bestonden en de zorg voor de | |
[pagina 198]
| |
beveiliging van deze ‘natuur’ niet de hunne was. Zo ook gingen zij genieten van de schoonheid van de natuur, die waarschijnlijk dezelfde ongevaarlijke, plezierige spanning bij hen opriep en speelden zij soms met de romantische gedachte niet slechts tijdens de vakantie maar voor altijd dit ‘echte’ leven te leiden. De vrijetijdsbesteding op het strand had overeenkomstige functies. Ook hier werd in de natuur met het uittrekken van de kleren en het terzijde doorbreken van het naakt-taboe de maatschappelijke druk even afgelegd, terwijl tegelijkertijd door het prikkelend contact met dan weer het koude water en dan weer de warme zon - als het mooi weer was - de spanning van het organisme werd hersteld. Al deze activiteiten waren echter niet alleen een reactie op de gestegen beschavingsdruk of de hogere eisen van zelfcontrole; zij vormen er ook zelf een uitdrukking van en maken op deze wijze duidelijk dat - hoe vreemd het ook mag lijken - de druk van een bepaalde beschaving op zijn eigen niveau bestreden werd. Hoewel het verblijf op het strand en in zee, in bos en hei regelmatig de ergernis wekte van ‘zedepredikers’, betekende deze vrijetijdsbesteding, ook al werden er ten opzichte van zowel het verleden als het ‘gewone’ leven in het heden taboes doorbroken, geen stap terug op de civilisatietrap. De afstand en daarmee het respect tussen de seksen was hier niet verdwenen. Het baden geschiedde weliswaar minder geïsoleerd, de afstand werd minder strikt geëerbiedigd en de baders zaten in steeds kleiner wordende kostuums steeds openlijker bij elkaar; maar ondanks deze minder duidelijke, uiterlijke kentekenen kwamen de ‘boze’ verwachtingen niet uit en wijzen de sterkere prikkels, die de ‘zedepredikers’ tot hun veroordeling aanzetten maar die de betrokkenen zelf konden ervaren zonder tot de verwachte handelingen over te gaan, op een sterkere en soepeler controle van emoties en opwellingen. Die verwachtingen waren in de eerste plaats op vrouwen gericht en bevatten waarschuwingen vanuit een perspectief waarin mannen domineerden. Zoals gezegd waren vrouwen, ondanks de afnemende machtsverschillen tussen de seksen en de idealen van wederzijds respect, in deze kringen de zwakkere partij. Zij hadden zich in de eerste plaats te bedekken en mochten zich dan pas bloot geven wanneer het de mannelijke partij uitkwam. Vrouwen mochten en moesten zich - om hetzelfde wat anders te zeggen - als ‘object’ van mannelijke lusten ontkleden, maar dienden zich te schamen als ze | |
[pagina 199]
| |
ervoor uitkwamen ook zelf ‘subject’ van lusten te zijn. Overeenkomstig dit patroon van verwachtingen werden vrouwen gewaarschuwd toen zij op ongebruikelijke plaatsen als het strand zich gedeeltelijk van hun kleren ontdeden. Ze ontkleedden zich immers als lustobject en konden een dienovereenkomstige benadering verwachten. Er werd niet vóór hen gewaarschuwd. Ze werden kennelijk te weinig als lustsúbject herkend om, behalve gevaar te lopen, ook zelf een gevaar te zijn. Ze zaten aan zee niet in de eerste plaats om te kijken, maar om bekeken te worden en vormden - toen en in mindere mate nog steeds - geen partij die gelijkwaardig was aan mannen en die afwisselend keek en naar zich liet kijken. Vrouwen bleven ook in die periode de zwakkeren en zij werden gewaarschuwd. De bezorgdheid was doorgaans echter ongegrond. De mannelijke badgasten hielden zich over het algemeen keurig in de hand en overbrugden voornamelijk met de ogen en in de verbeelding de afstand tussen de seksen. Het was deze vorm van zelfcontrole waarmee mannen uit de bovenlagen van de bevolking aan de ene kant zich hun directere seksuele genoegens en privileges ontzegden, maar aan de andere kant zich nieuwe mogelijkheden verschaften om aan hun trekken te komen. De gestegen beschavingsdruk bood zijn eigen soelaas. Hun bezoek aan prostituées na beurstijd werd strenger veroordeeld, maar het bekijken van vrouwen in half ontblote staat en bovendien van eigen stand werd maatschappelijk getolereerd. De visuele, denkbeeldige afstandsvermindering op het strand maakte het verblijf daar spannend en had evenals het zoute water en het zonlicht een herstellend effect voor het ritme van spanning en ontspanning dat in het gewone leven met zijn hogere eisen, ook tussen mannen en vrouwen die als kameraden met elkaar om wilden gaan, soms verslapte. |
|