Taboe, ontwikkelingen in macht en moraal speciaal in Nederland
(1980)–Paul Kapteyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 192]
| |
3 De-taboeëring als ‘ontspanning’De hierboven aangegeven ontwikkeling in de bedekking van het naakte lichaam breidde zich in de loop van de negentiende en twintigste eeuw uit onder lagere groeperingen, maar ging vanaf omstreeks 1800 gepaard met een tweede ontwikkeling waarin de betrokken mensen juist vaker hun kleren weer geheel of gedeeltelijk uittrokken. Het gaat hier om de opkomst van de vakantie, van vrijetijdsbesteding in ‘de natuur’.Ga naar eind15 Al wel eerder waren mensen naar buiten getrokken. Met de toenemende pacificering van West-Europa en met de daarmee samenhangende verhoofsing van de adel ontstond in die kringen reeds aan het einde van de Middeleeuwen belangstelling voor het agrarische, ‘arcadische’ buitenleven. Het leven aldaar kwam hun zoveel eenvoudiger voor dan de ingewikkelde stedelijk-hoofse samenleving, waarin velen van hen heel wat minder te vertellen hadden dan de voorvaderen op hun burchten. En tot in de achttiende eeuw gaven zij aan dat buitenleven - waarin zij bij tijd en wijle herder en herderinnetje speelden - romantische, nostalgische kleuren.Ga naar eind16 Niet alleen bij de adel, ook elders raakte men al eerder vanuit een stedelijke samenleving onder de bekoring van het leven daarbuiten. In de zeventiende eeuw lieten Hollandse patriciërs zich met hun stijgende rijkdom ‘buitens’ bouwen waar zij, zoals Huygens in ‘Hofwyck’ en Cats in ‘Sorghvliet’ aan de stedelijke druk probeerden te ontkomen, maar zich minder dan de adel verlustigden in een romantische nabootsing van het landelijk leven en meer nuttig vermaak vonden in tuinieren en het lezen van boeken.Ga naar eind17 De belangstelling voor de natuur die onder de hogere en burgerlijke groeperingen tegen het eind van de achttiende eeuw herkenbaar wordt, onderscheidt zich echter van deze eerdere belangstelling. Vergeleken met de adel ging het al meer om een vorm van vrijetijdsbesteding naast het steeds terugkerende werk en waren de romantische aspecten die in zekere mate wijzen op een vlucht uit de ‘realiteit’ geringer. Men verkleedde zich niet in plaatselijke kleder- | |
[pagina 193]
| |
dracht en bleef wie men was. Vergeleken met de patriciërs stond het nuttige en leerzame meer op de achtergrond en ging de aandacht niet zozeer uit naar het agrarisch-ambachtelijke, maar meer naar wat nog enigszins ongerepte natuur was, naar bergen en bossen. Vergeleken met beide is vast te stellen dat in deze vorm van vrije tijd op overigens beschaafde wijze taboes werden doorbroken die noch de adel noch de patriciërs uit de zeventiende eeuw in die mate in acht namen als de achttiende- en negentiende-eeuwse burgerij. Duidelijk komt dit naar voren in de trek van de stad naar badplaatsen in het binnenland en aan de kust. Vooral in Engeland - waarvan gezegd wordt dat tegen het einde van de achttiende eeuw de angst voor naaktheid er groter was dan in Frankrijk - kwamen oude badplaatsen opnieuw tot leven en kregen tot dan toe onbekende dorpen aan de kust als badplaats bekendheid. Het badleven dat daar ontstond betekende echter geen stap terug in de beschaving. Er was geen sprake van dat men zich, zoals in de Middeleeuwen, gemeenschappelijk en naakt en met veel plezier te water begaf. De afstand en eerbied was er niet verdwenen. Hoewel het leven er voor de betere standen zeker aangenaam geweest moet zijn, en sommige plaatsen - zoals het oude Bath - als oorden van vermaak bekend stonden, was men zeer beducht het maatschappelijk decorum te doorbreken. Het geschiedde strikt gescheiden. Soms bleef het zelfs beperkt tot de hotelkamer waarin een bad met zeewater werd gevuld, maar over het algemeen liet men zich in een koetsje de zee inrijden om vervolgens volledig naakt door een tweetal knechten - voor wie men zich niet schaamde - enkele keren ruggelings in het zilte water gedompeld te worden en dat was alles. Het was een ernstige affaire. Vaak werd zo'n bad door dokters voorgeschreven. Het zou genezend werken tegen ‘eene ziekte der zenuwen’ of andere kwalen en heilzaam zijn voor ‘geleerden en zakenmannen die door het zittend leven aan de schrijftafel of lessenaar hun gezondheid verzwakt hebben’. Bovendien, zo werd beweerd, betekende het een bron van ‘nieuwe levenskracht’ voor hen die door de harde slagen van het noodlot treurig en verslagen zijn. Voor dit alles moest het baden in zee uitkomst bieden en gaandeweg nam het bezoekersaantal toe.Ga naar eind18 Voor de vraag naar het waarom van deze toeloop zijn voor de hand liggende verklaringen in omloop. Wanneer dit badleven gezien wordt als een voorloper van het latere strandtoerisme en in | |
[pagina 194]
| |
verband gebracht wordt met de toenemende terughoudendheid, van mensen ten opzichte van elkaar, én van de sterkere zelfcontrole meer in het algemeen, dan lijkt het erop dat hier de druk van het dagelijks leven even werd weggenomen. Men kon zich ontspannen. Het bevrijd zijn van de kleren en het naakte lichaam blootstellen aan de prikkeling van lucht en water gaf het gevoel even bevrijd te zijn van de beschavingsdwang die mensen in toenemende mate ervoeren. Zo'n interpretatie hoeft op zichzelf niet onjuist te zijn, maar lijkt toch wat oppervlakkig. Er is waarschijnlijk meer aan de hand. Wanneer we de twee levens van werken en vrije tijd of vakantie met elkaar vergelijken, gaat het niet om een eenvoudige tegenstelling tussen spanning en ontspanning. Het lijkt erop dat het in de vrije tijd niet alleen gaat om níét doen of niet hoeven van wat anders wél moet. Het baden is - om het speciaal over het ontkleden te hebben - niet alleen maar een kwestie van kleren uittrekken. Het gaat ook om het vrij plotselinge, prikkelende en hartslag versnellende contact van het hele lichaam met het koude, zoute water en het lijkt erop dat door deze prikkeling het lichaam zich juist veeleer spant om pas vervolgens te ontspannen. Het zou kunnen zijn dat in het ‘gewone’ leven dit ritme is verstoord en de rek uit de spanning is. Het leven stelt hoge eisen waaraan men aan de ene kant slechts door een sterke zelfbeheersing kan voldoen, maar waarvoor men aan de andere kant ondanks die inspanning niet altijd de verwachte beloning en voldoening krijgt. Het lichaam raakt zo overspannen en onderspannen en het desbetreffende individu voelt zich zowel rusteloos als lusteloos.Ga naar eind19 Het is mogelijk dat in dit geval, door het contact in naakte conditie met het zeewater - wellicht toch ook samen met het stoute gevoel naakt te zijn - de spanning even hersteld werd en mensen het gevoel kregen er weer een tijdje tegen te kunnen. Het zou ook kunnen zijn dat deze remedie, in zekere zin net als de kwaal, hoorde bij mensen die een bepaald civilisatieniveau hadden bereikt. Voor mensen van een lager of eerder niveau zag het er heel anders uit. Zij begrepen het niet en veroordeelden het, maar juist hun onbegrip en veroordeling staaft wat zo even werd gezegd. In een Engels boekje dat in 1806 in het Nederlands werd vertaald onder de kritische titel De Fatsoenlijke Wereld in het Licht gesteld, wordt dit veroordelend onbegrip onder woorden gebracht. Hier blijkt hoe inderdaad in die jaren mensen in Engeland uit de burgerlijk-aristocratische bovenlagen het strand en de zee ontdekten en | |
[pagina 195]
| |
hoe sterk de afkeer en het onbegrip was van hen die - nog - niet met vakantie gingen. De schrijver is op de hoogte van het medisch argument, maar hij gelooft niet in deze rechtvaardiging en is van oordeel dat ‘Noch Bath [...] noch eenige andere plaats of luchtstreek nimmer vermogend waren eene genezing te bewerken’. Het is zijns inziens niet waar dat de plichten van het leven te hard op deze lieden zouden drukken. Het is juist andersom. Zij drukken niet hard genoeg. ‘Laten wij de eenvoudige waarheid zeggen, die ziekte is van eene geheel zedelijke aard, en dienvolgens is hare zitplaats niet te zoeken in de zenuwen, maar in het geweten.’ De zieke wordt vervolgd ‘door de herinneringen aan de goederen die hij doorbragt, aan den wijn die hij zoo overmatig dronk, aan de verleidingen die hij pleegde, en aan de tweegevechten die hij ondernam’. Voor deze ziekten werkt een verblijf aan zee slechts ten kwade. Het is daar een poel van verderf. Slechts in ‘het knotten van de heerschappij der ondeugd’, in een verbetering van de zeden ligt de genezende kracht.Ga naar eind20 Het verwijt is begrijpelijk. Het typeert een lagere groepering die in hun ijver voor een hoger niveau van zelfcontrole de betrekkelijke en tijdelijke versoepeling bij hogere kringen - tijdens hun vakantie of soortgelijk bij het theaterbezoek of het lezen van een roman - als een verlaging diskwalificeert, maar enkele generaties later hen daarin zal volgen. |
|