Taboe, ontwikkelingen in macht en moraal speciaal in Nederland
(1980)–Paul Kapteyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 183]
| |
Hoofdstuk V
| |
[pagina 184]
| |
De omgang met het naakte lichaam vormt een derde voorbeeld van beschavingstaboes die in onze soort samenleving in acht worden genomen en die in het recente verleden werden aangevochten. De gewoonte om het naakte lichaam voor het grootste gedeelte met kleren aan het oog te onttrekken is voor de meesten van ons vanzelfsprekend. Elke dag opnieuw steekt bijna iedereen zich in de kleren zonder zich de vraag te stellen waarom hij dat eigenlijk doet. Het gaat vanzelf. In meer bijzondere omstandigheden zoals in het zwembad, bij de dokter of in een kledingmagazijn zijn de kansen groter dat een mens zich afvraagt waarom hij zich kleedt. Een eerste antwoord is dan snel gegeven. Het is hier eenvoudig te koud en te nat om zomaar rond te lopen en kleren geven bescherming. Een ander antwoord zou kunnen luiden dat kleren ook mooi zijn en ‘chic’ of ‘slordig’, ‘deftig’ of ‘nonchalant’ de status representeren van hen die ze dragen. Naast de bescherming tegen het klimaat en het uitdragen van status heeft het dragen van kleren nog een andere functie, die wellicht het minst bewust wordt ervaren maar niettemin van groot belang is: de bescherming van eigen en andermans privacy, van ieders persoonlijke waarde en deze functie staat in dit hoofdstuk centraal. De behoefte aan een respectvolle, onderlinge afstand komt behalve in het dragen van kleren ook op andere manieren tot uitdrukking en er zijn aanwijzingen dat deze afstand tussen de leden van de Nederlandse samenleving de laatste decennia is gegroeid. Op het eerste gezicht lijkt deze bewering in strijd met de feiten. Nederland is immers het dichtstbevolkte land ter wereld en het aantal inwoners is de laatste honderd jaar gestegen van 154 per vierkante kilometer in 1899 tot 411 per vierkante kilometer in 1978. Toch is in dezelfde tijd ook de afstand tussen mensen grosso modo toegenomen en groeide het aantal vierkante meters dat een individu ter beschikking staat. Een aanwijzing voor deze ontwikkeling, die typerend is voor samenlevingen met een hoog niveau van integratie | |
[pagina 185]
| |
en differentiatie, vormen bij voorbeeld de woningbouwcriteria van de overheid. Zo'n aanwijzing vormt ook de woningbouw zelf, samen met de ruimtelijke ordening van de bebouwde omgeving, waarin ruime en toegankelijke groenstroken en andere recreatiemogelijkheden zijn opgenomen.Ga naar eind1 Deze ontwikkeling van meer vierkante meters per individu lijkt minder vaak besproken dan die van meer inwoners op het gehele grondgebied. Hij is er echter niet minder belangrijk om. Het gaat om verworvenheden die hoog gewaardeerd worden, zoals het zelfstandig wonen van echtgenoten, andere paren of van afzonderlijke individuen, om de mogelijkheid voor kinderen en ouders om binnenshuis een eigen ruimte te hebben, om meer aparte werkruimtes op kantoren en bedrijven, om naar sekse gescheiden en meer afgesloten wc.'s, om betere zitplaatsen in bioscopen en theaters, om in één woord een grotere privacy, een grotere ruimte per persoon en daarmee een grotere afstand tussen personen die met z'n allen op het geheel van het grondgebied toch dichter op elkaar zijn komen te wonen. Deze afstand is niet alleen ruimtelijk vast te stellen, hij wordt ook beleefd. Mensen voelen die afstand, vooral als hij plotseling vermindert of verdwijnt. Dat gebeurt bij voorbeeld wanneer twee mensen tegelijk door dezelfde deur dreigen te gaan, of bij één en hetzelfde laatje moeten en het gevoel hebben elkaar in de weg te staan. Dat gebeurt ook als bij een begroeting de vraag rijst hoever hij of ik zal gaan - slechts een knik en een kort woord, of toch maar een handdruk, zelfs een schouderklop en misschien een zoen - hoever hij of ik de onzichtbare cocon doorbreken die beiden in snelle, nauwelijks bewuste gedachten geleerd hebben om zichzelf en de ander te spinnen. En elke keer is het zo, dat als iemand het gevoel heeft gekregen te ver te zijn gegaan, hem schrik overvalt en de ander gevoelens van afkeer. Hij heeft zich niet voldoende ingehouden. Hij heeft te weinig respect getoond. Hij schaamt zich. Hij heeft zich verlaagd óf hij heeft zich verhoogd. In beide gevallen hield hij zich niet aan de stilzwijgend veronderstelde, wederzijdse eerbied. Hij doorbrak taboes. Deze toegenomen psychische afstand en eerbied tussen mensen, die samenhangt met de groeiende complexiteit van hun onderlinge afhankelijkheden waarbinnen in het algemeen machtsverschillen afnemen en de wederzijdse rekenschap groeit, komt - zoals gezegd - | |
[pagina 186]
| |
ook tot uitdrukking in de kleren die mensen dragen. Naast andere functies zoals bescherming tegen hitte en kou, het uitdragen van statusbehoeften, heeft het dragen van kleding - zonder dat men zich daarvan altijd bewust hoeft te zijn - ook tot doel de bescherming van eigen en andermans privacy, van het wederzijds respect. Wie zich ontkleedt, geeft zich bloot en is zowel kwetsend als kwetsbaar; wie de moeite neemt zich te kleden, beschermt zichzelf en respecteert anderen.
Zo gaat het hier in het algemeen. Van geval tot geval bestaan er allerlei nuances en zijn spanningen voelbaar die zijn uit te drukken met de vraag: hoever kan ik gaan, hoever denkt hij of zij te gaan. Het steekt echter nauw en de variabele zone van het huidoppervlak bedraagt niet veel meer dan enkele centimeters. Op sommige plaatsen - zoals het strand - gaat het om wel wat meer. Daar werd onlangs het naakttaboe zelfs geheel doorbroken en ontstonden na verloop van tijd enige officiële naaktstranden. De bedoeling van dit hoofdstuk is te verklaren hoe mensen aan het taboe op het naakte lichaam zijn gekomen en hoe zij dit taboe hebben doorbroken. | |
[pagina 187]
| |
1 InleidingDe angst voor het naakte lichaam zoals wij die kennen, heeft niet altijd bestaan. Gelet op de vorige hoofdstukken zal het geen verwondering wekken dat in de Middeleeuwen de omgang met het naakte lichaam naar twee kanten extremer was. Soms werd, om zonden te delgen of vóór te zijn, het lichaam als ‘bron van lusten’ zo veel mogelijk aan het oog onttrokken. De kleding zelf miste dan elke accentuering en was soms op zo'n wijze vervaardigd dat het lichaam opzettelijk gepijnigd werd.Ga naar eind2 In andere gevallen - en de berichten daarover zijn zeer talrijk - genoot men met volle teugen van het genot dat het naakte of schaars geklede lichaam kon bieden. Uit de vele taferelen en verhalen over het baden blijkt wat er allemaal in en om het water gebeurde. ‘Neben Essen und Trinken dienten die Bäder jedoch auch einem munteren und uneingeschränkten Liebesleben. Unzählige Darstellungen schildern diese recht freien Gewohnheiten. Wir finden sie beim höfischen Leben und bei einfache Leute [...] Musikanten spielten auf, Bader und Bademägde standen zu Diensten, zuweile unterbrauch man das Bad und ging spazieren, anschlieszend wurde getanzt und das nur zu oft in der Baderkleidung, die sparlich war.’Ga naar eind3 Op een van de plaatjes die deze taferelen verbeelden staat het kort en bondig geschreven: ‘Aussig Wasser, inne Wein, laszt uns alle fröhlich sein’.Ga naar eind4 Maar niet alleen bij feestelijke gelegenheden, ook meer in het algemeen was men minder bang om naakte lichamen te zien of te tonen. Mensen sliepen thuis en op reis veelal naakt óf in de kleren. Ze sliepen door elkaar heen en letten niet veel op verschillen in leeftijd en sekse.Ga naar eind5 Zij waren meer vanzelfsprekend in elkaars nabijheid en de psychische afstand ten opzichte van elkaar, die ook als een psychische gevarenzone kan worden omschreven, was evenals de daarmee verbonden gevoelens van individualiteit gering. Mensen leefden, hoewel de bevolkingsdichtheid vele malen dunner was, in feite meer ‘op een kluitje’. | |
[pagina 188]
| |
Het hier opgeroepen beeld wekt - zoals dat al eerder het geval was - gauw de gedachte dat het leven met de geringe distantie tussen mensen in vreugde en vriendschap werd doorgebracht. Men vergeet dan hoe niet alleen de lusten, maar ook de onlusten extremer werden beleefd en behalve het plezier ook de woede minder werd teruggehouden. De zo juist genoemde badpartijen eindigden soms in hooglopende ruzies die er mede toe leidden dat boetepredikers het baden even extreem veroordeelden als anderen ervan genoten. Bovendien was de vrijmoedigheid in de eerste plaats het recht van de sterksten. Ook al mochten mensen dan in het algemeen minder bevangen zijn, zij die het minste van anderen te vrezen hadden, schaamden zich niet om in aanwezigheid van ondergeschikten naakt te zijn. Omgekeerd echter wensten zijzelf niet zonder meer met de naaktheid van die ondergeschikten geconfronteerd te worden. Zij moesten zich bedekken.Ga naar eind6 Tegelijkertijd - en dat moet het beeld compleet maken - was de naaktheid behalve het privilege van de sterksten, ook het ‘voorrecht’ van de zwaksten, van kleine kinderen, maar ook van mensen van geringe komaf, voor zover zij weinig vreesden omdat ze weinig te verliezen hadden, én voor zover zij weinig gevreesd werden omdat bij voorbeeld hun aantal gering was en hun ziekten niet besmettelijk werden geacht. Dit samengaan van ‘sterk’ en ‘zwak’, van ‘hoog’ en ‘laag’ zou ook kunnen blijken uit een bevel dat van hogerhand werd uitgevaardigd. Alleen adellijke vrouwen en vrouwen van lichte zeden mochten met ontblote borsten over straat gaan; vrouwen tussen beide in mochten dat niet.Ga naar eind7 |
|