Taboe, ontwikkelingen in macht en moraal speciaal in Nederland
(1980)–Paul Kapteyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 100]
| |
2 TaboeëringEen aspect van de zo juist beschreven veranderingen in de omgang tussen mannen en vrouwen was de ontwikkeling van beschavingstaboes. De grotere terughoudendheid die mannen en vrouwen met de gewijzigde en verminderde machtsverschillen voor elkaar gingen betrachten, betekende dat veel van wat aan een meer direct emotionele omgang deed denken in toenemende mate en als vanzelfsprekend werd vermeden of achter sociale coulissen verdween. In hoofdstuk ii wees ik erop hoe tegen het eind van de achttiende eeuw en verder in de negentiende eeuw allerlei verhalen waarin meer lichamelijke termen gebruikt werden om de omgang tussen de seksen te schetsen, te pijnlijk werden om te gebruiken. Die termen zelf doken onder in wat ‘pornografie’ ging heten en werden in het officiële en in het meer huiselijk taalgebruik vermeden, en waar het niet anders kon - zoals in de seksuele voorlichting die juist door de grotere terughoudendheid noodzakelijk werd - vervangen door wetenschappelijk jargon. Het was de tijd waarin allerlei standaardwerken een gezinsbewerking ondergingen en alles wat deed denken aan een directere, meer open en minder beheerste omgang tussen mannen en vrouwen - en kinderen - werd geschrapt. | |
Bij vrouwenDeze grotere terughoudendheid gold in burgerlijke kringen voor beide seksen, maar zij gold voor vrouwen het sterkst. Met de toenemende privatisering kwam hún werk vooral binnenshuis te liggen. Zij moesten in de eerste plaats zorgdragen voor de huiselijke gezelligheid, voor de tedere omgang tussen man en vrouw en andere huisgenoten en die huiselijke waarden werden hun, als de partij die ondanks de afname van machtsverschillen toch nog de zwakkere was, met de nodige druk opgelegd en ingeprent. De aard van deze nieuwe vrouwelijke rol komt tot uitdrukking in de soort literatuur, voor en door en over vrouwen, die in de loop van | |
[pagina 101]
| |
de achttiende eeuw op de markt verscheen. Vooral in Engeland kwam dit genre tot bloei, dank zij de relatief sterke economische ontwikkeling, de verder gevorderde differentiatie tussen private en publieke functies en de relatief sterke positie van burgerlijke lagen. Reeds in de eerste helft van de achttiende eeuw verschenen in periodieken als The Tatler, The Spectator en The Guardian artikelen van schrijvers als Addison en Steele, waarin de gelukzaligheden van het gezin en de ‘blozende’ deugdzaamheid van ‘de vrouw’ worden geprezen.Ga naar eind15 Omstreeks 1750 publiceerde Samuel Richardson zijn roman in briefvorm Pamela, or Virtue Rewarded met overeenkomstige strekking en tegen het eind van de eeuw gingen vrouwen het zelf opschrijven. Een van hen, Mary Brunton, schreef veel gelezen boeken onder titels als Selfcontrol en Discipline. Een ander, Maria Edgeworth, schreef The Fairchild Family waarin de kinderen ‘Henry’ en ‘Emily’ dezelfde brave, oppassende en opvoedende rol spelen als bij ons in de negentiende eeuw ‘Hendrik’ en ‘Maria’. In diezelfde tijd verschenen ook etiquetteboeken en soortgelijke geschriften, waarin vrouwen en meisjes voorzichtig maar met klem werd voorgehouden dat zij ‘should dress simply, should refrain from imitating the fluttering votaries of that capricious dame called Fashion and shew eschew cosmetics on the principle that a false face may be supposed the covery of a false heart.’Ga naar eind16 In diezelfde richting werden schaamtegevoelens gewekt en het blozen geprezen. ‘The blush which diffuses its crimson on the cheek is not only the most powerful charm of beauty, but does honour to the innocence of her heart.’Ga naar eind17 Onschuld van nature moest de vrouwelijke charme zijn en door de voorzichtige maar voortdurende inslijping van de restricties gingen beiden, mannen en vrouwen, erin geloven. Naarmate de zelfcontrole strikter werd, werd zij dwangmatiger, meer onbewust en daarmee ‘natuurlijker’. De lof op het huisgezin en de vrouwelijke deugdzaamheid was niet alleen in Engeland te horen. Ook in andere landen van West-Europa werden in burgerlijke kringen dezelfde idealen beleden. In Frankrijk wijdde het pronkstuk der Verlichting, de Encyclopédie, een artikel aan ‘Femme’ waarin het huiselijke type boven andere mogelijkheden wordt verheven en als volgt wordt beschreven: ‘[...] son bonheur est d'ignorer ce que le monde appelle les plaisirs, sa gloire est de vivre ignorée. Renfermée dans les devoirs de femme | |
[pagina 102]
| |
et de mère, elle consacre ses jours à la pratique des vertus obscures; occupée du gouvernement de sa famille, elle regne sur son mari par la complaisance, sur ces enfants par la douceur, sur ces domestiques par la bonté: sa maison est la demeure des sentiments religieux, de la piété filiale, de l'amour conjugal, de la tendresse maternelle, de l'ordre, de la paix interieure, du doux sommeil, et de la santé: econome et sédentaire, elle en écarte les passions et les besoins.’ In de schilderkunst werd hetzelfde beeld getekend door schilders als Chardin (1699-1779) en even later Greuze (1725-1805), die in hun gezinstaferelen aansloten bij de zeventiende-eeuwse genrestukken,Ga naar eind18 maar de daar afgebeelde ‘onbetamelijkheden’ niet overnamen.
Ook in Nederland was de omgang tussen mannen en vrouwen in de zeventiende eeuw nog meer direct en minder teruggehouden en verhuld. Ik verwijs opnieuw naar de genrestukken die vooral in ons land in groten getale werden gemaakt, naar de kluchten, de bruiloftsliederen en andere amoureuze verzen waar de openheid onder het ‘volk’ maar ook bij de ‘Heren’ naar voren komt. Die openheid was ook hier in de eerste plaats een functie van het mannelijk overwicht. De mannen waren de baas, in het bestuur, in de bedrijvigheid en thuis. Zij hadden, ook volgens de zedelijke geschriften het recht om hun vrouw, binnen zekere grenzen, met geweld tot de orde te roepen. Hun stem was het die tot uitdrukking kwam in spreekwoorden en gezegden waarmee aan de ene kant de vrouw en de ‘min’ in duidelijke woorden werden aangeprezen, maar aan de andere kant even direct voor diezelfde vrouw en de hartstochten die ze opriep werd gewaarschuwd: ‘Boze wijven en stugge paarden moeten met scherpe sporen bereden worden’, en ‘een kwaad wijf is het slechtste huisraad’ en ‘een schoon wijf geeft veel gekijf’.Ga naar eind19 Er zijn echter aanwijzingen dat in diezelfde zeventiende eeuw de omgang tussen de seksen al de kenmerken ging vertonen die later duidelijker en meer algemeen werden. Bij ontstentenis van een sterke aristocratische bovenlaag, waarop in hoofdstuk ii is gewezen, werd het leven hier al eerder gedomineerd door een burgerlijke levensstijl, en het zou kunnen zijn dat daarmee het privéterrein zich hier eerder onderscheidde en de bakermat vormde voor sterkere gevoelens van genegenheid en trouw tussen één man en één vrouw. Vooral in de werken van de eerder genoemde Jacob Cats wordt dit | |
[pagina 103]
| |
ideaal aangeprezen. In zijn Self-stryt wijst hij erop hoe man en vrouw zich beiden hebben te beheersen om in trouw en genegenheid door het leven te gaan. Cats vormt hierin een voorloper van latere moralisten. Toch is hij niet meer dan dat. Hij is te nuchter in zijn lessen, nog niet ‘sentimenteel’ en hij wijst een liefdeshuwelijk van de hand. De hartstocht moet volgens hem niet ín, ook zeker niet náást, maar vóór het huwelijk worden uitgeleefd - zoals het hemzelf ook is vergaan. Vondel zou eveneens in dit verband genoemd kunnen worden en zijn gedichten over de trouw tussen man en vrouw, over het verdriet na het overlijden van zijn echtgenote geciteerd. Maar ook van hem moet gezegd worden dat de gevoelens die hij onder woorden brengt nog weinig ‘gevoelig’ zijn, nog te weinig het karakter hebben van privé-emoties die dan toch publiekelijk worden geuit. Dat onderscheid is bij hem slechts in aanzet aanwezig en komt later, in de achttiende eeuw, sterker naar voren. Als voorbeeld daarvan noem ik de dames Wolff en Deken, uit wier geschriften al eerder in deze studie is geciteerd. Zij oriënteerden zich op de zo juist genoemde ontwikkelingen in Engeland en Frankrijk en voelden zich geïnspireerd door de daar verschenen literatuur. Zij zetten ook zelf overeenkomstige overwegingen en richtlijnen op papier die zij richten tot de ‘welgeklede, ordentelijke Burgervrouwen, met hare mannen aan de arm, en een kind of twee aan de hand’, goed te onderscheiden van ‘nuffige Heertjes en Dametjes’ uit de hogere standen en ‘boeren en knechten’ van lagere komaf.Ga naar eind20 Dit citaat is ontleend aan een schets van een feestelijk gebeuren in de stad Rotterdam, waar ‘arme en rijke’ elkaar ontmoeten en de verschillen frapperen. Over het algemeen krijgt bij hun het leven binnenshuis echter de meeste aandacht. Dáár ligt de taak van die burgervrouwen en voor hen schrijven zij. In het boek van Betje Wolff Proeve over de opvoeding, dat zij opdraagt aan de Nederlandse moeders, zet ze zich af tegen de gewoonte om ‘Het Toneel des Huizelijken levens somber en naargeestig af te schilderen’. Het is toch zo heel anders. ‘Vrouwen,’ roept zij uit, ‘hoe vermeerderen uwe gelukzaligheden als gij moeders wordt! Hoe is dit plan voor Huizelijk geluk naar uw eigentlijk karakter ingericht. Ons hart [...] is dan geheel vervult [...] Uw man is uw grootste, uw enigste vriend, want een gelukkig huwelijk is zeker de allervolmaakste vriendschap. Zijn kinderen zijn de uwe [...] en voor altoos aan u verbonden door de Liefde, de Natuur, de Dankbaarheid en het Behagen. Is er, kan er iets meer nodig zijn om eene vrouw gelukkig te maken?’Ga naar eind21 | |
[pagina 104]
| |
Hier klinkt de Nederlandse triomf van de huiselijkheid, van de onderlinge identificatie binnen de beslotenheid van het eigen gezin, die door de huisvrouw werd gedragen en in de eerste plaats als haar taak werd gezien. Zij moest borg staan voor de gezelligheid, voor de begripvolle en tedere omgang tussen man en vrouw en kinderen, en op enige afstand, het personeel, terwijl de man, in ook de bewoordingen van Betje Wolff, in ‘zijn beroep’ buitenshuis voor de verzorging van dat gezin verantwoordelijk was. In die richting werden meisjes en vrouwen opgevoed en de overeenkomstige idealen werden hun juist omdat ze in overeenstemming zouden zijn met hun ‘eigentlijk ik’ als onontkoombaar en ‘natuurlijk’ voorgehouden. Ook hier verschenen etiquetteboeken en soortgelijke geschriftensoms uit het Engels vertaald - waarin de deugdzaamheid, de zedigheid, de kiesheid als de voornaamste schoonheid van vrouwen wordt voorgesteld en het blozen bij mannen als een zwakte, maar bij vrouwen als bijzonder innemend wordt gezien. In wijze lessen wordt zonder de latere ironie en zonder de eerdere bruutheid, de grotere zelfbeheersing aangeleerd. ‘Spreekt steeds de waarheid, waag het nimmer meer te liegen.’ ‘Zijt nederig gelijk een viooltje, dat zich onder het gras verschuilt en gedraag u altijd deugdzaam, schoon geen menselijk oog u ziet.’ ‘Ga niet over het einde; loop niet hard; gaap niet overal rond, maar zie vooruit op de weg dien gij betreedt; dan zult gij nimmer meer vallen.’Ga naar eind22 ‘Een vrouw moet niet hard praten; haar tong moet zijn als de muziek der hemelgloben, zoet en verrukkelijk, doch op geenen afstand gehoord kunnen worden.’Ga naar eind23 En ten slotte: ‘Wilt gij behagen, zo moet uw zorg voor uwe kleding zich niet bepalen bij uw uitgaan... Went u eraan, zo dat gij, wanneer gij van niemand bezoek verwacht, in uw grootste negligé, niet behoeft te schrikken, om gezien te worden.’Ga naar eind24 Uit het laatste citaat blijkt goed hoe deze vorm van zelfcontrole, weliswaar met het oog op de goedkeuring en de afkeuring van andere mensen aangeleerd, op den duur ook zonder hun aanwezigheid in tact moest blijven en daardoor als ‘natuurlijk’ kon worden ervaren en - achteraf gezien - als dwangmatig kan worden getypeerd. Een kleine eeuw later zei iemand in een terugblik op de eerste decennia van de negentiende eeuw het zo: ‘De fijne onberispelijke beschaving was zóo vrij van al wat naar stijfheid zweemde, dat wij ons niet meer rekenschap gaven van de meesterlijke wijze, waarop de minste gebaren, woorden en daden gepolijst moesten zijn, al- | |
[pagina 105]
| |
vorens zulk een uitkomst op te leveren en het bijna gingen beschouwen alsof de lieden uit die tijd aldus geboren waren.’Ga naar eind25 De hier beschreven vorming en terughouding gold, zoals gezegd, in burgerlijke kringen voor beide seksen, maar zij gold voor vrouwen het sterkst. Zij waren ondanks de afnemende verschillen in macht evenzogoed nog de zwakkeren en het huiselijk werk en de huiselijke waarden werden met de nodige druk opgelegd. Met deze constatering is echter niet alles gezegd. De grotere aandacht voor kinderen bij voorbeeld, waartoe vrouwen binnen de maatschappelijke verhoudingen werden gedwongen, bood hun tevens nieuwe kansen om binnen die verhoudingen op een zeer speciale manier hun zin kracht bij te zetten. Betje Wolff legt zich niet met tegenzin neer bij ‘feiten die nu een keer niet anders zijn’. Zij propageert zelf de wijzigende verhoudingen. De richtlijnen die zij verstrekt, hadden zeker tot functie vrouwen tot nieuwe vormen van gehoorzaamheid en ondergeschiktheid te bewegen, maar naar eigen besef en ook in feite ging het er niet om vrouwen ‘eronder te houden’. Ze hadden ook belang bij de zich wijzigende verhoudingen. Treffend komt dit naar voren in een bericht dat Betje Wolff aan de tweede druk van haar Proeve toevoegt, waarin ze vermeldt dat sommige lezers bezwaar hadden gemaakt tegen de complete afwezigheid van mannen in dit boek over de opvoeding van kinderen. De schrijfster erkent deze afwezigheid maar weigert van een omissie te spreken. Zij blijft kordaat bij haar mening dat het opvoeden van kinderen een vrouwenzaak is waarvoor mannen eenvoudig de tijd ontbreekt. Het citaat gaat als volgt: ‘Dat ik niets van de Vaders gezegt hebbe is zeer zeker, 't was mijn oogmerk niet; ik sprak tot de Moeders, alleen tot de Moeders; en mocht ik dat niet? [...] Hetgeen ik in de vroege opvoeding verg, is, en kan naar mijn inzien, alleen het werk der Moeder zijn. Geen Man, die het zijn pligt wel degelijk blijft “win in 't zweet uws aanschijns uw brood” heeft de behoorlijke tijd, om dat geen aan zijn kinderen te doen, dat ik van de huizelijke Vrouw verg. Kan men een Vader vergen, dat hij zijne Kinderen genoegzaam nooit verlaat? Moet hij zijn beroep, zijn studien, of waar hij dan ook het bestaan door heeft, ter zijde zetten, om de opvoeding der Kinderen over te nemen? Neen, de Vader is... de Verzorger des Huisgezins. Dit is zijn voorname zaak, en gevolglijk hoort de Opvoeding eigenaartig weder onder de Vrouwelijke ondergeschikte Regeering. Ontvangt een man niet al de genoegens? Is die bekwame, | |
[pagina 106]
| |
die verstandige, die tedere Moeder niet zijne Vrouw? doet zijn keuze des geen eer aan zijn hart en aan zijn verstand? is het zijne Vrouw niet? O, welke aandoeningen moeten zijne boezem doorstromen, wanneer hij ondervindt, dat hij zijne dierbare kinderen gelukkig ziet, met eene Moeder die hij boven alles wat er op aarde is, agt, en bemint.’Ga naar eind26 Het is duidelijk. De opvoeding is de taak van de moeder en hoezeer ook de grotere aandacht, in dit geval voor kinderen, eisen stelt en hoe moeilijk een vrouw zich daaraan ook kan onttrekken, die last vormde niettemin haar lust en die zorg, in haar verhouding met de man, haar sterkte. Hetzelfde kan gezegd worden van de andere taken die in burgerlijke kringen typisch vrouwelijk werden, zoals de omgang met het personeel, de zorg voor het voedsel en wat er meer aan de binnenkant van zo'n huishouding te doen was. Het geldt ten slotte ook- en daar wordt hier met nadruk op gewezen - voor de striktere zelfcontrole. Zoals gezegd was het óntstaan van die grotere morele gevoeligheid een functie van de veranderende werkverdeling en de verschillen in macht, maar tegelijkertijd kreeg het béstaan ervan ook functies vóór vrouwen. De striktere zelfcontrole waartoe vrouwen werden gedwongen, vormde tevens een machtsbron om op een zeer speciale manier zelf druk uit te oefenen. Vrouwen bleven ook in de nieuwe verhoudingen ondergeschikt. Mannen waren de Heer des Huizes en hun heerschappij werd ook erkend. In het Engels klonk dat als volgt: ‘God meant the male to be superior, having granted him a more muscular body and a mind endowed with greater resolution and more extensive power’.Ga naar eind27 In Nederland erkenden ook de dames Wolff en Deken dat vrouwen toch de zwakste partij vormen. Wat dat betreft konden mannen gerust zijn. Zij waren en bleven de baas. De kracht van vrouwen lag dan ook niet in een directe confrontatie. Zij moesten het overwicht van mannen wel erkennen, maar konden juist dank zij hun grotere morele gevoeligheid tegenwicht bieden door tegenover de mannelijke ‘buitenwereld’ van concurreren, hardheid, van ‘oorlog en komedie’, hun gemeenschappelijke ‘binnenwereld’ van onderlinge identificatie, van vrede en ‘ware’ liefde te stellen en te idealiseren. Door het propageren en het verdedigen van dit ‘betere’ leven en vooral door er vanuit te gaan dat het eigenlijk zo was als het behoorde te zijn, konden zij hun echtgenoten met verwijten en gevoelens van teleurstelling en ge- | |
[pagina 107]
| |
kwetst zijn onder druk zetten, hen aan zich binden en tegelijkertijd aan hen ondergeschikt blijven. Met het oog op deze ‘waarden’ werden vrouwen opgevoed. Daar lagen hun plichten, als huisvrouw, als ongetrouwde dochter of zuster, als inwonende gouvernante, maar daar lagen tevens hun kansen. Die opvoeding was streng en indringend en leidde tot die dwangmatige zelfcontrole, mede omdat ze zelf eerst moesten leren voldoen aan de verwachtingen die ze later aan anderen stelden. Deze vrouwelijke ‘morele’ strategie, die ook tot uitdrukking komt in de wijze waarop Betje Wolff het vrouwelijke opvoedingsprivilege legitimeert, werd typerend voor de omgang tussen mannen en vrouwen onder de negentiende-eeuwse burgerij en later, met de uitbreidende privatisering, ook bij andere bevolkingslagen. Een treffende functie van wat de ‘vertrutting’ van vrouwen is te noemen, was dat zij zichzelf in hun huis vastzetten. Dit huis was - al klinkt het wat zwaar - de gevangenis waarin ze moesten leven. Het was echter ook de vesting waarin ze wilden leven. De taboes - om het anders te zeggen - die hun waren ingeprent, werden tevens door hen bevestigd en versterkt. Zij maakten van de nood een deugd, waardoor de nood niettemin bleef bestaan. Belangrijk is bovendien dat deze morele strategie niet als zodanig verwoord en doorzien werd. Vrouwen geloofden in die onderlinge solidariteit en identificatie, juist als ze teleurgesteld waren. Het besef ook in een machtsstrijd te zijn verwikkeld, waarbij zij druk en tegendruk uitoefenden al was het alleen maar door teleurgesteld te zijn en dat te tonen, werd daardoor belemmerd. | |
Bij mannenMet de afnemende machtsverschillen namen ook voor mannen de eisen van zelfcontrole toe. Zij waren de Heer des Huizes en de - verworven - burgerlijke rechten vielen hun en alleen via hen andere gezinsleden ten deel. Naar binnen toe werden hun privileges echter minder vanzelfsprekend. Buitenechtelijke escapades namen wellicht niet af maar moesten zich wel meer buiten het gezin afspelen. De gezinsleden mochten van niets weten of op zijn minst die schijn kunnen ophouden. Van Engeland in het begin van de negentiende eeuw wordt verteld dat het openlijke instituut van maîtresse er in aanzien daalde maar het geheime bezoek aan prostituées toenam.Ga naar eind28 | |
[pagina 108]
| |
De taboes golden met andere woorden ook voor mannen, maar - en dat is het grote verschil met vrouwen - zij leefden voor én achter de sociale coulissen en de zelfdwang was in dit opzicht bij hen lang niet zo sterk. Zij bleven weet hebben van wat teruggehouden en vermeden werd. Zij leefden minder binnen het gezin alleen. Zij leefden ook daarbuiten. Hun privileges en hun macht lagen in die wereld waar hun vrouwen geen toegang hadden. Dit mannelijk verbod was geen brute weigering of bruut bevel. Daarvoor was de omgang reeds te voorzichtig geworden. Zij waren wel de baas, dat werd ook erkend, maar juist omdat het erkend werd moesten zij voorzichtiger zijn. Zij verboden niet, maar zij beschermden. Zij hielden hun vrouwen niet tegen, maar behoedden hen voor gevaren die zij vermoedden en bevestigden de vrouwelijke afkeer van dat grove leven. Zo behielden zij - een gedeelte van - hun voorrechten en bonden de vrouwen aan hun plaats, die zij overigens zelf niet wilden verlaten. Een man hield naar eigen besef, en ook naar dat van zijn vrouw, haar niet vast of ‘eronder’. Hij hield haar juist ‘hoog’. Hij respecteerde en eerbiedigde haar deugd en zuiverheid en bevestigde het beeld dat zij van zichzelf had. Maar door haar zo te verhogen en vast te schroeven op de sokkel van eer en deugd, hield hij haar tevens ‘zwak’ en verzwaarde hij haar eigen weerstanden om zich naar buiten toe te ontplooien. In deze omgang tussen mannen en vrouwen passen de vele negentiende-eeuwse lofprijzingen van de vrouw, waarvan er één als volgt luidde: ‘Nooit heeft iemand die vrouw in drift gezien, of een enkele schrede zien afwijken van het pad van waarheid en deugd. Zelfverloochenende liefde en belangstelling voor echtgenoot, kinderen en dienstboden, was de voornaamste drijfveer van haar leven [...] Ik heb menigmaal gedacht, dat de toekomst van een volk gewaarborgd is, zoolang zulke moeders de hoop des Vaderlands opvoeden.’Ga naar eind29 Tegenover dit hoge beeld, waarmee mannen ‘de vrouw’ ‘zwak’ en ‘hoog’ hielden, stond het zoveel lagere beeld dat zij van zichzelf hadden, maar waarmee zij tevens de sterkere bleven. Zij gaven toe minder gevoelig, zuiver en goed te zijn. Zij erkenden door lagere hartstochten geregeerd te worden en dit excuus, dat door vrouwen vergoelijkend werd geaccepteerd, was tevens hun vrijbrief voor de privileges buitenshuis. In deze burgerlijke omgang uit de negentiende eeuw, waarin ondanks een afname van machtsverschillen | |
[pagina 109]
| |
mannen toch de sterkere en daarmee moreel de ‘lagere’, waar vrouwen de zwakkere maar moreel de ‘hogere’ waren, waar beide elkaar en zichzelf op hun plaats hielden, past de oproep van Schiller: Ehret die Frauen! Sie flechten und weben
Himmlische Rosen ins irrdische Leben.
Flechten der Liebe beglückendes Band.
[...]
Feindlich ist des Mannes Streben.
Mit zermalmender Gewalt
Geht der Wilde durch das Leben
Ohne Rast und Aufenthalt.Ga naar eind30
Deze verering ging, tegen de schijn van het tegendeel in, niet vanzelf. Het kostte moeite en zelfbeheersing, die hun ontlading vonden in de meer heimelijke verering van die andere vrouw, de ‘femme fatale’. |
|