Taboe, ontwikkelingen in macht en moraal speciaal in Nederland
(1980)–Paul Kapteyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| |
Hoofdstuk III
| |
[pagina 92]
| |
Recente veranderingen in de omgang tussen mannen en vrouwen behoren tot de duidelijkste voorbeelden van taboeschendingen die zich vanaf omstreeks 1970 in de Nederlandse samenleving hebben voorgedaan. Vrij plotseling werden huwelijksbeloften meer openlijk en op grotere schaal verbroken, verschoof de werkverdeling tussen mannen en vrouwen en veranderden ook anderszins - zoals in kleding en woordkeus - de verhoudingen tussen de seksen. Deze veranderingen waren niet of nauwelijks voorzien. Ze bestonden uit onverwachte gebeurtenissen waarin stilzwijgende verwachtingen werden doorbroken en veel van wat impliciet verboden of vermeden was, met meer instemming werd besproken en gedaan. Deze taboes hadden betrekking op het thans als traditioneel ervaren patroon waarin één man en één vrouw in onderlinge genegenheid en in een zekere afgeslotenheid, wettelijk gelegitimeerd samenwonen, de vrouw binnenshuis werkt, eventueel kinderen verzorgt, en de man buitenshuis de kost verdient. De vraag van dit hoofdstuk is hoe en waarom dit patroon, en de corresponderende taboes, zijn ontstaan en doorbroken, en in hoeverre deze ontwikkeling het eerder gegeven beeld van het ontstaan en het doorbreken van taboes bevestigt en aanvult. | |
[pagina 93]
| |
1 InleidingWanneer de bewering juist is dat beschavingstaboes in de loop van de achttiende en negentiende eeuw aan intensiteit wonnen, dan moet volgens die gedachtengang de zelfdwang in de tijden daarvóór minder sterk en uitgebreid geweest zijn, het leven opener en meer directe emoties, de lusten én angsten, duidelijker zichtbaar. Deze gevolgtrekking blijkt, waar het om de verhouding tussen mannen en vrouwen gaat, uit te komen en de bewering wordt aldus versterkt. | |
Grotere machtsverschillen, geringere zelfdwangHoe verder wij teruggaan in de Westeuropese geschiedenis, des te vreemder lijkt ons de wijze waarop mensen met elkaar omgaan. De omgang van Middeleeuwse ridders met hun vrouwen biedt een goede mogelijkheid om in korte lijnen de contrasten aan te geven. De berichten hierover laten zien hoe weinig de lust- en onlustgevoelens werden geremd door gevoelens van schaamte en schuld, hoe veel openlijker en directer het genot en de angst of woede werden ervaren.Ga naar eind1 Voor ons hebben die verhalen en afbeeldingen van een zoveel vrijere omgang een bepaalde aantrekkingskracht. Wat wij achter sociale coulissen doen of waar wij slechts aan denken of van dromen, wordt daar afgeschilderd. In hoofse tuinen geniet men bij klanken van muziek en onder het toeziend oog van uitnodigende beelden die wij als aangekleed toerist niet-begrijpend bekijken, van de tintelende wijn, het strelende water en de prikkelende aanwezigheid van elkaars hele of halve naaktheid. Behalve het plezier spreken ook de jaloezie en andere negatieve gevoelens tot onze verbeelding en de verhalen over de minnetijd, over geschaakte vrouwen en duellerende mannen roepen gedachten op waaraan wij zoveel minder daden verbinden. Wellicht dat de bekoring vermindert bij de realisering dat de grote mate van ‘openheid’, de geringe scheiding tussen publiek en | |
[pagina 94]
| |
privé of tussen zakelijke en gevoelsmatige belangen samenhing met grote verschillen in macht en afhankelijkheid. Deze verschillen vloeiden voort uit de aard van de figuratie die de betrokkenen met elkaar vormden. In de weergave van de civilisatietheorie van Norbert Elias werd al kort uiteengezet hoe zich in de loop van de Middeleeuwen een vrijwel voortdurende strijd afspeelde, eerst tussen kleinere en later tussen steeds grotere eenheden. In deze strijd waren zeker in de vroege Middeleeuwen, zeer primaire machtsbronnen als lichaamskracht en vechtzin van doorslaggevend gewicht. Hij die daarvan het meeste bezat en de sterkste was gebleken, werd aanvoerder en domineerde in het menselijk verkeer. Hij zat te paard en heette ridder, en al speelde afstamming een zekere rol, hij kon alleen domineren zolang hij won en zodoende zijn gezag naar buiten en naar binnen toe handhaafde. Het leven van deze krijgers was zeer grillig. Hun kansen keerden snel. Zó verloren zij wat zo juist was gewonnen en stond hun leven op het spel, maar zolang ze de sterkste bleven behoorde alles hun toe. Iedereen binnen het territoor maakte deel uit van wat letterlijk hun ‘gezin’ heette, dat zij bewaakten en dat hun ter beschikking stond.Ga naar eind2 Van de wijze waarop zij over de vrouwen binnen hun gebied beschikten, biedt het ‘ius primae noctis’ ofwel het ridderlijk ontmaagdingsrecht een voorbeeld, al doet het woord ‘recht’ te veel denken aan een officieel erkend privilege, terwijl het zeker in vroegere tijden het recht van de sterkste geweest zal zijn dat zonder veel bedenkingen werd genoten. Deze sterke mate van afhankelijkheid gold ook de eigen vrouw. Al mocht zij - zeker naarmate de huwelijken met het oog op de officiële legitimering van bezitsvorming en -overdracht vaker kerkelijk werden gesloten - een aparte positie innemen, niettemin vormde ook zij, eenmaal getrouwd, niet minder een ‘bezit’, dat bij afwezigheid met een kuisheidsgordel kon worden verzegeld en bij aanwezigheid met geweld werd bewaakt en gebruikt.Ga naar eind3 Hoe hardhandig het kon toegaan blijkt bij voorbeeld uit een op schrift gestelde omgangsregel uit het Frankrijk van de dertiende eeuw, waarin staat dat een vrouw door haar echtgenoot ‘redelijk’ mag worden geslagen mits ‘que ce soit modérément et sans que mort s'ensuive’. In Engeland stond de wet de man toe zijn vrouw te slaan met ‘whips and sticks’, maar niet met een ijzeren knuppel. In een manu- | |
[pagina 95]
| |
script uit de veertiende eeuw staat nog telezen: ‘A man may chastise his wife and beat her by way of correction, for she forms part of his household’.Ga naar eind4
Die berichten vormen geen uitzondering, maar zijn aan te vullen met vele andere, die ieder voor zich laten zien hoe kort het geduld was en hoe hard de maatregelen waren, en in zekere zin ook wel moesten zijn. Zolang de machtsverschillen groot waren, was niet alleen de rekenschap en de identificatie van mannen met vrouwen, maar ook omgekeerd die van vrouwen met mannen gering. Ook zij hielden zich weinig uit zichzelf in, maar werden daartoe ‘van buitenaf’ gedwongen. Van beiden was, anders gezegd, de zelfdwang geringer dan later, het leven meer open en door beiden werden de gevoelens van lust en onlust nog meer direct geuit.
Het is niet eenvoudig om van deze omgangswijze een tegelijk weids en scherp beeld te krijgen. De Middeleeuwen zijn als een land dat ver weg ligt. Bovendien kunnen ons allerlei gedachten door het hoofd spelen die een heldere kijk verstoren. Zo kunnen wij denken aan de verhalen over de ridderlijke liefde die in fel contrast staan met wat zoëven is gezegd. Deze lyriek dateert echter van de latere Middeleeuwen, toen met de toenemende pacificatie en de verhoofsing van de krijgers rondom de nieuwe machtscentra van de grotere territoria, lichaamskracht en vechtlust als machtsbronnen aan gewicht hadden verloren, en de positie van vrouwen aan die hoven was versterkt. Die verhalen waren bovendien veelal ‘verbeelding’ en tonen de romantische omvorming van seksuele hartstochten van verarmde ridders voor de ongenaakbare vrouw van de vorst aan wiens hof zij verkeerden.Ga naar eind5 In het ‘echte’ leven was, ook tegen het eind van de Middeleeuwen en verder in het begin van de nieuwe tijd, van deze ‘liefde’ die haar bestaan ontleent aan de uitgestelde bevrediging, nog weinig sprake. De lust- en onlustbeleving was veel directer, openlijker en ongeremder, ook op plaatsen en bij gebeurtenissen waar wij het niet zouden verwachten - bij officiële bezoeken, bij bruiloften, in bad en op straat. Maar, zoals gezegd, deze openheid kwam voort uit het grote machtsoverwicht van mannen en daarmee uit hun betrekkelijke ongeremdheid. In al die ‘stoute’ berichten over mannen die vol trots hun naakte, slapende vrouw tonen aan hun vrienden, of over | |
[pagina 96]
| |
vorsten die door naakte, maagdelijke dochters van plaatselijke notabelen worden ingehaald of die hun vrouwen met ontblote borsten laten schilderen en zo te pronk zetten, in al die gevallen zijn het elke keer de mannen die aan hun trekken komen. Het was hun lust waar ze even openlijk voor uitkwamen als voor het lichaamsdeel waar veel om draaide. Op de plaats waar bij ons de gulp zit, hadden zij een heuvel die kunstmatig verhoogd was en met opvallende kleuren om aandacht vroeg.Ga naar eind6 | |
Geringere machtsverschillen, grotere zelfdwangDe omgang tussen mannen en vrouwen die van een grotere ingetogenheid getuigt en ons vertrouwder voorkomt, ontwikkelde zich bij burgerlijke groeperingen, vooral in de achttiende eeuw. In de tijd daarvoor, in de zestiende en zeventiende eeuw, was in deze kringen de omgang tussen de seksen al wel minder extreem. De macht van de burgers was geringer en anders gericht dan die van de zwaarddragende en vechtende adel. Zij moesten door de aard van hun bezigheden met meer mensen op hun meer behoedzame wijze rekening houden en waren daarbij ook afhankelijk van hun vrouwen, die in de nering meewerkten en samen met hen de roep van degelijkheid en kredietwaardigheid hoog hielden. Toch was ook hier de positie van vrouwen duidelijk ondergeschikt. Een vrouw had haar man met ‘U’ aan te spreken, terwijl hij met een eenvoudig ‘jij’ kon volstaan. Hij was direct aan God verantwoording schuldig en ‘she for God in him’.Ga naar eind7 Zij diende de erfopvolging veilig te stellen en wee haar gebeente als een vreemde zijn kans kreeg. Ook hier spaarde de echtgenoot de roede niet. Omgekeerd echter nam zij - als het geval zich voordeed - de bastaarden van haar man in het gezin op en had ze te verzorgen als waren het haar eigen kinderen.Ga naar eind8 Ook in deze kringen waren de mannelijke voorrechten groot. Uit een lied blijkt hoe een vrouw zich moest schikken naar de luimen van haar man: Wann Er schreiet, sie nur schweiget
Schweiget er dann redt sie ihn an
Ist er grimmsinnig, ist sie kulsinnig
Ist er vielgrimmig, ist sie stillstimmig
Ist er stillgrimmig, ist sie troststimmig
Ist er ungestümmig, ist sie kleinstimmig
| |
[pagina 97]
| |
Tobt er aus grimm, so weicht sie ihm
Ist er wütig, so ist sie gütig
Er ist der Sonn, sie ist der Mond
Sie ist die Nacht, er hat Tagsmacht.Ga naar eind9
En ook hier geldt dat mét de grote machtsverschillen de wederzijdse rekenschap, identificatie en aanhankelijkheid gering was. In een ander lied uit die tijd wordt wel verteld dat een overspelige molenaarsvrouw straf krijgt, maar niet dat zij spijt heeft van haar daad.Ga naar eind10 De onderlinge identificatie was nog te gering voor dit zelfverwijt. Juist omdat de machtsverschillen groot waren, was de zelfcontrole, ook in de zin van schaamte en schuldgevoelens van beiden voor elkaar, gering. Het leven was naar onze maatstaven nog meer open, de genietingen en de ruzies, de dwang en de ontsnapping daaraan werden nog minder verhuld. In de onderlinge roddel, in verhalen en op het toneel steeg, vlak naast het schandegeroep over de overspelige vrouw, het gegrinnik op over de overspeelde echtgenoot.
In de loop van de achttiende eeuw echter, werden in de omgang tussen mannen en vrouwen in burgerlijke kringen de kenmerken duidelijker die tot in onze tijd meer of minder vanzelfsprekend bleven: gevoelens van genegenheid tussen één man en één vrouw binnen de beslotenheid van het officieel gelegitimeerde huwelijk, dat in toenemende mate op grond van deze gevoelens werd gesloten. In deze tijd werd het nieuwe ideaal van ‘liefde’ tussen echtgenoten gevormd, waarbij - en dat is typerend - deze gevoelens veelal als ‘natuurlijk’ en spontaan werden voorgesteld, terwijl zij in feite een hoge mate van zelfcontrole veronderstelden. Het ontstaan van dit ideaal en van de feitelijke veranderingen in die richting hing samen met maatschappelijke ontwikkelingen die zich al eerder hadden ingezet, maar in de achttiende eeuw scherpere contouren kregen. In het voorgaande wees ik er al op hoe de onderlinge rivaliteit tussen ridders en later tussen vorsten en hun legers, zij het met vele terugslagen, leidde in de richting van steeds grotere territoria waarbinnen het gebruik van geweldsmiddelen steeds meer het monopolie werd van de centrale vorst en later, meer abstract, de overheid. In samenhang met deze staatvorming groeide, eveneens in onderlinge concurrentie, de economische bedrijvigheid. Binnen | |
[pagina 98]
| |
de meer gepacificeerde gebieden namen de produktie, de transportmogelijkheden en de knooppunten van koop en verkoop, in omvang en verscheidenheid toe. Deze langlopende ontwikkelingen betekenden voor de verhouding tussen mannen en vrouwen een verschuiving en ook een vermindering van hun machtsverschillen. Met het veiliger worden van het leven werd de positie van lichamelijk zwakkeren in het algemeen minder afhankelijk. Ouden van dagen, kinderen en ook vrouwen werden minder kwetsbaar. Bovendien- en ook daar is al even op gewezen - boden de machtsbronnen die aan gewicht wonnen, mannen minder een ‘natuurlijk’ voordeel. Ook vrouwen waren in staat om bepaalde ambachten uit te oefenen, een bedrijf te leiden of in ieder geval daaraan mee te doen. Van belang is ook dat met de toenemende handel en nijverheid en met het groeiende overheidsapparaat het aantal beroepen toenam waarbij het familiebezit minder en de verworven kennis en vaardigheid meer van belang was.Ga naar eind11 In verband met deze ‘professionalisering’ konden meer mensen als notaris, boekhouder, advocaat of dokter, een huishouden van enige omvang voor zichzelf beginnenwat bepaald geen vanzelfsprekendheid was - en werden bovendien die meerdere huwelijken minder op grond van zakelijke overwegingen en meer uit persoonlijke voorkeur en affectie aangegaan. Ook hiermee nam de afhankelijkheid van vrouwen af. Hun waarde kwam minder te liggen in het bezit dat zij meebrachten en in de nakomelingen die zij eventueel voortbrachten en meer in de moeilijker te verwerven én te behouden liefde, aandacht en zorg. Ten slotte - en dat is misschien wel het belangrijkste om op te wijzen - groeide tegelijkertijd in burgerlijke milieus de scheiding tussen publiek- en privé-terrein.Ga naar eind12 Met de toenemende interdependentie tussen mensen werden allerlei bezigheden die vroeger binnen kleinere verbanden en gebieden meer door de betrokkenen zelf werden verricht en relatief toegankelijk en overzichtelijk waren, in twee richtingen gesplitst. Aan de ene kant werden functies - zoals de verdediging, uitbreiding en pacificatie van het eigen territorium, de produktie en verhandeling van goederen, het innen van belastingen, het onderwijs en de gezondheidszorg, alsmede de besluitvorming over dit alles - voor een groter aantal mensen op een groter gebied, meer buiten hun directe invloed en vooral buiten hun directe waarneming, op meer zakelijke en minder persoonlijke wijze vervuld. Aan de andere kant werden functies - zoals slapen, | |
[pagina 99]
| |
eten, vrijen, verdriet hebben en gelukkig zijn - die alle mensen gemeen hebben, meer binnen de beslotenheid van de eigen intieme kring en op een meer persoonlijke wijze vervuld. Binnen deze tweeledige ontwikkeling van toenemende privatisering en publiekisering verschoof de werkverdeling tussen mannen en vrouwen, en verminderden in een bepaald opzicht hun verschillen in macht en afhankelijkheid. Weliswaar nam naar buiten toe de betekenis van vrouwen enigszins af - zij het met mate, omdat hun vroegere rol over het algemeen die van een ondergeschikte was - maar naar binnen toe werd zij groter. Vrouwen gingen de intieme, huiselijke functies vervullen die voor mannen belangrijker werden naarmate hun werk meer buitenshuis kwam te liggen en verder verzakelijkte. Deze verschuivingen in de machtsverschillen - geconditioneerd door het veiliger worden van het leven en de toenemende economische bedrijvigheid, door de afnemende huwelijksdwang uit zakelijke overwegingen en de toenemende scheiding tussen publiek- en privé-terrein - bracht met zich mede dat met name in burgerlijke kringen en vooral binnenshuis mannen meer rekening met hun vrouwen moesten gaan houden, één man en één vrouw met uitsluiting van derden meer persoonlijk op elkaar gericht werden, hun wederzijdse identificatie toenam en de schaamte-en schuldgevoelens sterker werden wanneer één van de twee niet aan de verwachtingen van de ander en van zichzelf voldeed. Deze grotere verbondenheid waarbij mannen en vrouwen meer anticiperend op elkaars wensen en verlangens met elkaar omgingen, betekende ook dat de meer directe lust- en onlustgevoelens vaak werden uitgesteld en een meer ‘geestelijke’ liefde de vrijgekomen tijd ging opvullen. Deze grotere emotionele terughoudendheid gaf aan de toen nieuwe en progressieve verheerlijking van het huwelijk als een persoonlijke, gevoelsmatige band tussen één man en één vrouw, zijn ‘sentimentele’ kleur - een begrip dat in de loop van de achttiende eeuw gevormd werd en bepaald geen denigrerende klank had.Ga naar eind13 Men moet zich overigens geen overdreven voorstelling maken van deze verschuivingen en veranderingen. Nog steeds, ook door fervente voorstanders van het nieuwe ideaal, zoals Rousseau en andere Franse, Engelse en Duitse Verlichters, werd onder het oude argument van de erfopvolging vrouwen het overspel kwalijker genomen dan mannen.Ga naar eind14 |
|