Taboe, ontwikkelingen in macht en moraal speciaal in Nederland
(1980)–Paul Kapteyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
5 Uitwerking van de vraagstelling; toelichting op de gevolgde werkwijzeHet viertal uitgangspunten en de civilisatietheorie die hierboven zijn beschreven, vormen in deze studie het oriëntatiemiddel bij het beantwoorden van de vragen naar het ontstaan en het doorbreken van taboes. Deze vragen zijn in het eerste gedeelte van dit hoofdstuk op zeer algemene wijze gesteld en kunnen nu nader worden uitgewerkt. Het gaat in deze studie in eerste en in laatste instantie om verheldering van de gebeurtenissen omstreeks 1970 in Nederland waarbij taboes werden doorbroken. Om tot een goed begrip van het ontstaan van deze taboes te komen stel ik eerst de vraag hoe de vanzelfsprekende vermijdingen waarop het begrip slaat, in West-Europa naar voren zijn gekomen en hoe deze ontwikkeling past in de civiliseringsprocessen waarover Elias schreef. De beantwoording van deze vraag, waarbij ik in sterke mate afga op het door Elias ontwikkelde model, beslaat een tijdsbestek vanaf de Middeleeuwen tot in de negentiende eeuw, maar concentreert zich op de tweede helft van de achttiende eeuw. Er zijn aanwijzingen dat vooral in die periode de terughoudendheid aan sterkte won. Vervolgens gaat het om de vraag naar het doorbreken van taboes. De periode die ik hier centraal stel is de tweede helft van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw. Ook hierbij maak ik gebruik van het model, maar de eigen inbreng is van meer gewicht. De sterkere gerichtheid op Nederland maakte het uit de aard der zaak noodzakelijk Nederlands materiaal te verzamelen en bovendien is het model moeilijker op het doorbreken dan op het ontstaan van taboes te betrekken. Bij het doorbreken gaat het om de vraag of er wellicht sprake is van een teruggang, van een wending of toch van een voortzetting van civiliseringsprocessen. Elias zelf is, zoals gezegd, niet altijd even duidelijk over de veranderingen omstreeks 1900, die overigens slechts in de marge van zijn boek genoemd worden.
Ten slotte volgt de terugkeer naar de gebeurtenissen in Nederland | |
[pagina 44]
| |
die de aanleiding vormden tot het schrijven van dit boek en gaat het om de vraag hoe actuele taboedoorbraken te begrijpen en te verklaren zijn vanuit de eerder beschreven ontwikkelingen. De hier ontvouwde vraagstelling met het nadrukkelijk accent op drie episoden, die van cruciaal belang bleken te zijn, is in elk van de volgende hoofdstukken terug te vinden. Het hierna komende hoofdstuk ii gaat over de introductie van het begrip ‘taboe’ in West-Europa en geeft een eerste beeld van relevante ontwikkelingen, dat in de volgende hoofdstukken aan de hand van verschillende taboe-onderwerpen nader zal worden aangevuld. Hoofdstuk iii gaat over ontwikkelingen van taboes in de omgang tussen mannen en vrouwen, hoofdstuk iv behandelt taboes in de ontwikkeling van de omgang tussen ouderen en jongeren en hoofdstuk v gaat op dezelfde wijze over de omgang met het naakte lichaam. Hoofdstuk vi heeft een enigszins andere opzet. Het behandelt de rol van de godsdienst bij het ontstaan en doorbreken van taboes en het gaat in op de vraag of taboes in West-Europa verklaard kunnen worden vanuit godsdienstige opvattingen en praktijken. In dit hoofdstuk komt mijn visie op processen van taboeëring en de-taboeëring het meest in zijn geheel naar voren. In hoofdstuk vii ten slotte schets ik nog één keer in korte lijnen het algemene beeld en ga ik in op een aantal meer theoretische problemen, mede naar aanleiding van recente studies die gedeeltelijk over dezelfde vragen gaan.
Na deze korte uiteenzetting van de opzet van dit boek zal het duidelijk zijn dat de reikwijdte ervan, naar tijd, plaats en onderwerp gemeten, groot is gehouden met de bedoeling een overzicht te geven van samenhangende ontwikkelingen op zeer lange termijn tussen ogenschijnlijk zeer uiteenlopende gebeurtenissen. Ik wil er echter op wijzen dat dit boek geen geschiedenisboek is, in de zin dat van stap tot stap wordt aangegeven hoe de ontwikkelingen zijn verlopen. Het gehanteerde historische perspectief dient ertoe te laten zien hoe het leven van mensen gevormd wordt door de mogelijkheden en onmogelijkheden die de loop van de ontwikkeling hun biedt. Bovendien is het mogelijk om met behulp van zo'n perspectief contemporaine spanningen en problemen enigermate te deactualiseren, waardoor hoofd- en bijzaken beter van elkaar te scheiden zijn. Gezien deze bedoeling vindt de lezer hier geen uitgebreide ge- | |
[pagina 45]
| |
gevens over hoe het vroeger allemaal is geweest. Wel vindt hij de grote lijnen van ontwikkeling waarbinnen bepaalde perioden en bepaalde personen scherper worden belicht. Daarvoor verrichtte ik een aantal ‘case-studies’ en maakte ik gebruik van allerlei meer of minder persoonlijke documenten, zoals dagboeken, biografieën, zedelijkheidsgeschriften, romans, gedichten, essays, die mij - beter dan bij voorbeeld tabellen - in staat stelden veranderingen in menselijke gevoelens op het spoor te komen. Ten slotte wil ik er nog op wijzen dat de lezer ook in de rest van dit boek geen definities zal vinden van de gebruikte begrippen. Wel heb ik in het bovenstaande een aantal centrale begrippen omschreven, maar in het algemeen geldt een zekere terughoudendheid in het definiëren van begrippen als kenmerkend voor de trant van sociologie die hier beoefend is. Deze terughoudendheid is bewust gekozen en vindt zijn grond in de ervaring dat de systematiek die met strikt bepaalde begrippen wordt opgeroepen de werkelijkheid maar al te vaak geweld aandoet en dat de betekenis van de begrippen beter uit hun gebruikswijze kan blijken dan uit een vooropgestelde definiëring.Ga naar eind39 |
|