Taboe, ontwikkelingen in macht en moraal speciaal in Nederland
(1980)–Paul Kapteyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
Hoofdstuk I
| |
[pagina 10]
| |
1 De aanleiding: taboeschendingen omstreeks 1970Tussen 9 november 1963 en 30 maart 1966 zond de Vara een tv.-programma uit onder de titel ‘Zo is het toevallig ook nog 's een keer’. Het was een satirisch programma en bracht een heftige en onverwachte beroering teweeg. Naar een grove schatting was één-derde van de reacties goedkeurend, enthousiast, aanmoedigend en over het algemeen afkomstig uit socialistische en liberale kringen, éénderde afkeurend, vermanend, geschrokken en overwegend uit christelijke kringen afkomstig en weer één-derde ‘ronduit schunnig, beledigend, honend en dus anoniem’.Ga naar eind1 Na elke uitzending vormde het programma het gesprek van de dag. Het verdeelde en verenigde mensen langs scheidslijnen die niet nieuw waren, maar wel opnieuw werden gevoeld. Kranten stonden er vol van. Trouw en de Volkskrant, De Telegraaf en het Algemeen Dagblad lieten zich overwegend negatief uit, terwijl de opinie van Het Vrije Volk en Het Parool, het Algemeen Handelsblad en de nrc meer voorzichtig en instemmend was. De toenmalige regering zag zich door de aan haar verwante confessionele en liberale partijen uitgenodigd om verdere ‘schending van de openbare orde en de goede zeden’ te voorkomen en het programma te doen stopzetten. De verantwoordelijke minister zegde toe maatregelen te overwegen, maar tot werkelijk ingrijpen kwam het niet.
De onderwerpen die in het programma op de korrel genomen werden, hadden over het algemeen betrekking op de monarchie, het nationale verleden, op gezagsdragers, godsdienst en seksualiteit. De strekking van het gebodene was doorgaans dat het met de ernst en eerbied waarmee deze onderwerpen en personen werden omringd, ook best eens wat minder kon. In één van de uitzendingen speelde zich het volgende af.Ga naar eind2 Een presentator stelt vast dat net in dat jaar - 1963 - het Koninkrijk der Nederlanden honderdvijftig jaar bestaat. Hij heeft een reeks beken- | |
[pagina 11]
| |
de mensen om hun mening gevraagd die hij vervolgens laat horen. Als één na de laatste krijgt de toenmalige tv.-commentator L. de Jong het woord. Hij zegt: ‘Het blijft een ernstige zaak. Goedenavond, dames en heren.’ Als laatste wordt een man in de straat naar zijn mening gevraagd. Zijn reactie luidt: ‘Welk Koninkrijk?’ Het procédé van deze grap is helder en kan als eenvoudig voorbeeld dienen voor het programma in zijn geheel. De woorden ‘het Koninkrijk’ vormen klanken waarvan het gewicht de meeste Nederlanders eens - thuis, op school of in de kerk - is bijgebracht en ingeprent. Het is óns vaderland dat nu honderdvijftig jaar bestaat. Het heeft een mijlpaal bereikt waarbij wij stil moeten staan. Met het plechtig uitspreken van ‘het Koninkrijk’ roept de presentator deze vanzelfsprekend geworden verwachtingen op, die hij dan vervolgens verstoort. ‘Welk Koninkrijk?’ De verwachting komt niet uit. Hij wordt doorbroken. De druk die eens ouders, onderwijzers, predikanten of pastoors uitoefenden wanneer zij vertelden van het ontstaan van ons land, van de strijd en de betoonde moed der vaderen, wordt plotseling weggenomen. Sommigen gaan op de uitnodiging in en de grap lukt. Zij lachen. ‘Ha, ha, wat Koninkrijk? Niks Koninkrijk.’ Het gewicht van het woord valt voor hen weg, de spanning ontlaadt zich en zij halen opgelucht adem. Wat eerst ‘sterk’ en ‘hoog’ was, lijkt nu - althans voor een tijdje - ‘zwak’ en ‘laag’. De rollen zijn even omgedraaid. Zij zijn even de baas en voelen zich verheven.Ga naar eind3 Dat is echter niet met allen het geval. Sommigen wijzen de uitnodiging geschrokken van de hand. De druk die zij op zichzelf uitoefenen, is te groot om enkel door een uitnodigend gebaar te kunnen ontspannen. Zij staan het zichzelf niet toe en schrikken wanneer zij anderen zien doen wat ze van zichzelf niet mogen. Van die schrik worden ze boos en ze voelen zich pijnlijk geraakt in wat hun dierbaar en heilig is, wat diep bij hen zit. In eigen ogen zijn zij fatsoenlijke en beschaafde mensen. Die anderen hebben zich verlaagd en getuigen van gebrek aan fatsoen en beschaving. Omgekeerd echter heten zij stijf en bekrompen en zien die anderen zichzelf als soepel en verlicht.Ga naar eind4 Als tv.-programma was ‘Zo is het...’ in Nederland het eerste in zijn soort. De grappen zelf waren waarschijnlijk niet helemaal nieuw. Het cabaret ‘Tingel Tangel’ werd in 1957 opgericht en in 1958 volgde ‘Lurelei’. Hier werd het fatsoen reeds scherper op de | |
[pagina 12]
| |
korrel genomen dan men gewend was en in zekere zin teruggegrepen op een cabarettraditie van het einde van de negentiende eeuw. Op de radio of tv. - die in het begin van de jaren zestig in toenemende mate een rol ging spelen - kwam dit soort teksten echter niet voor. Waar nodig, zorgde de eigen censuur van de omroeporganisaties daarvoor. Het meest gewaagd waren de oudejaarsconferences van Wim Kan, waarmee hij in 1954 van start ging en ‘De familie Doorsnee’ van Annie Schmidt, een programma dat van 1952 tot 1958 werd uitgezonden. De taal van beide was vrijmoediger dan wat verder te horen viel, maar ingetogen genoeg om niet de ergernis én het plezier van ‘Zo is het...’ op te wekken. Niet altijd was deze voorzichtigheid afkomstig van de schrijvers zelf. Van Annie Schmidt is bekend dat zij op last van de uitzendende omroep soms gedwongen werd haar teksten bij te schaven en bij voorbeeld het thans onschuldige woordje ‘pokkekat’ moest schrappen. Zelf zei ze van deze tekstcontroles: ‘De conservatieven zijn bang hun zekerheden te verliezen. Mensen moeten taboes doorbreken, niet schrikken van lelijke woorden, toespelingen op sex en religie kunnen aanhoren zonder de angst van: als je dat doet zul je wel verdoemd worden.’ Zij introduceerde Freddy, de eerste ‘radio-homo’ van Nederland. De publieke opinie was: ‘'t Is een rare jongen, maar hij is zo lief voor moeder Doorsnee’.Ga naar eind5 Maar met ‘Zo is het...’ mocht het dan wel. Voor het eerst werd op onversneden wijze het fatsoen door middel van een massa-medium in de huiskamer geridiculiseerd. De makers van het programma schreven na afloop van de reeks uitzendingen: ‘Wij maakten ons programma volgens één norm: wij zouden alles wat ons ergerde en verontrustte, komisch leek of onzinnig, zo helder en duidelijk mogelijk zeggen, volgens geen enkele andere maatstaven, regels, verklaringen, voorzichtigheden, vooroordelen en principes dan de onze.’Ga naar eind6 Het bleef niet bij ‘Zo is het...’. In 1967 werd door de toen nog vrijzinnig christelijke en kleinste omroeporganisatie de vpro, waarvan de leden over het algemeen tot socialistische en liberale kringen behoorden, het tv.-programma ‘Hoepla’ uitgezonden. Het gevolgde procédé was in grote lijnen hetzelfde. De als vanzelfsprekend ervaren omzichtigheid waarmee de eerder genoemde onderwerpen werden behandeld, werd geschonden. Velen voelden zich weer ge- | |
[pagina 13]
| |
kwetst en drongen aan het programma te verbieden, maar met geen of weinig resultaat. Wat eerder niet mocht, bleek wel te mogen en er kon gaandeweg steeds meer. ‘Hoepla’ werd driemaal uitgezonden en kostte de uitzendende organisatie in totaal vijfduizend leden. De eerste uitzending op 28 juli 1967 was nog voorzichtig. Het programma bevatte popgroepen, interviews en een half ontblote jonge vrouw. Haar optreden schokte kijkers. De tweede uitzending was op 9 oktober van hetzelfde jaar. In het programmablad stond de volgende tekst: ‘...Gelukkig groeit het aantal mensen dat aanvoelt dat op alle vlakken, politiek, religieus en in dit geval de omroep, ruimte moet komen, waarin van bestaande regels moet worden afgeweken, wil er wezenlijk iets veranderen. Dat dit een risico inhoudt staat vast, want deze ruimte in de televisie is een niemandsland. Het is niet alleen de kunstenaar of de intellectueel die individueel experimenteert en (langzaam) voor verandering zorgt, bij massacommunicatie gaat het om groepen en snelheid. Behalve door “Zo is het...” is dit risico nooit genomen in de omroep.’Ga naar eind7 In deze tweede uitzending was de jonge vrouw geheel naakt. Haar blote verschijning in de huiskamer lokte felle reacties uit, in kranten, in de Tweede Kamer. Ook de buitenlandse pers maakte er melding van. De derde uitzending was op 23 november en opnieuw ontstond er heftige beroering. Dit keer om een interview met dronken soldaten die door hun verschijning en uitlatingen niet voldeden aan de verwachtingen van gedisciplineerdheid en krijgshaftigheid. Opnieuw waren mensen geschokt. De vpro zou het leger in discrediet hebben gebracht en de soldaten voor het interview dronken hebben gevoerd. De minister van Defensie stelde een onderzoek in. Deze derde uitzending was tevens de laatste. De leiding van de vpro besloot, mede onder druk van de publieke opinie en na waarschuwingen van de verantwoordelijke minister, het programma stop te zetten. Wat deze omroep betreft duurde het vijf jaar voor er weer iets dergelijks gebeurde. In 1972 zorgde de ‘Barend Servet Show’ voor een herleving van de opwinding, die toen niet nieuw meer was.Ga naar eind8
Het waren niet alleen satirische programma's die voor deze opwinding zorgden. Soortgelijke gebeurtenissen speelden zich bij andere uitzendingen af. Ook daar werden vanzelfsprekend geworden verwachtingen verstoord, zij het met minder opzien. In 1969 wijdde de Vara een serie uitzendingen aan het optreden van de Nederlandse | |
[pagina 14]
| |
militairen tijdens de politionele acties in Indonesië. Tot dan toe was de publieke discussie hierover zeer miniem geweest. Ten tijde van de acties zelf waren de meningen in Nederland weliswaar verdeeld, maar zo ongelijk dat het de voorstanders mogelijk was veel van wat tegen pleitte, weg te houden. Het was de Amsterdamse burgemeester d'Ailly die in 1948 de opvoering van Slauerhoffs Jan Pietersz. Coen verbood, omdat hij van dat stuk, waarin de Nederlandse aanwezigheid in Indonesië kritisch werd bekeken, een mobilisering vreesde van krachten die zich ‘tot dan verdeeld, nu krachtig tegen het militaire optreden van Nederland zouden gaan verzetten’. Veertien jaar later, in 1962, gebeurde hetzelfde toen een andere Amsterdamse burgemeester, Van Hall, met het oog op ongewenste politieke onrust, een aantal studenten afraadde dit toneelstuk op te voeren.Ga naar eind9 Maar in 1969 mochten kritische gedachten wel openlijk worden verwoord en in de genoemde tv.-programma's werd duidelijk gemaakt dat de Nederlanders ook zelf oorlogsmisdaden hadden begaan. Die waarheid kwam hard aan. Hetzelfde soort onthullingen speelde in vele andere uitzendingen, over seksualiteit, ernstige ziekten, deviante groeperingen als alcoholici, druggebruikers, zwaarlijvigen, en over nog veel meer.Ga naar eind10 Steeds ging het om een doorbraak van het normale, om het bespreken en laten zien van wat bijna onopgemerkt werd weggehouden. Het waren spannende uitzendingen. De angstgevoelens waarmee het gemedene was weggehouden, kwamen weer boven. Met schrik maar ook met nieuwsgierigheid zat het publiek te kijken. Vergeleken met de satirische programma's was het verzet gering. Deze programma's waren ook wel ‘stout’ maar toch voorzichtiger. De makers gebruikten nieuwe woorden om wat niet mocht toch te kunnen zeggen. Wat eerder grof leek, afkeer wekte en daarom was vermeden, werd nu verzacht en zo opnieuw onder de aandacht gebracht. Dronkaards werden alcoholici, gekken en misdadigers heetten deviant, a-socialen werden zwak-sociaal. De woorden ‘kut’ en ‘lul’ werden voorzichtig weer ingevoerd, maar rolden niet zonder erg van de tong.
Dit soort gebeurtenissen bleef niet beperkt tot de wereld van de massa-media. Ook daarbuiten gebeurde hetzelfde. De teksten van cabaretgroepen werden scherper en leidden soms tot een verbod, dat echter nooit van lange duur was. De burgemeester van Heem- | |
[pagina 15]
| |
stede, ridder Van Rappard, verbood in 1966 een optreden van ‘Tingel Tangel’. Wim Kan viel het verbod aan: ‘Het is een oeroude traditie dat de hofnarren spotten met hun vorsten. Jammer dat nu net een ridder deze traditie wil verbreken.’Ga naar eind11 Van het ministerie van Binnenlandse Zaken kwam een brief waarin het verbod werd afgekeurd. Allerlei boeken zorgden eveneens voor opschudding, zoals Ik Jan Cremer van Jan Cremer uit 1964 en Nader tot U van G.K. van het Reve uit 1965. Het laatste leidde tot een beschuldiging van godslastering waarbij de volgende passage in het geding was: ‘En God zelf zou bij mij langs komen in de gedaante van een éénjarige muisgrijze ezel en voor de deur staan en aanbellen en zeggen “Gerard dat boek van je - weet je dat ik bij sommige stukken gehuild heb”. “Mijn Heer en mijn God. Geloofd zij Uw naam tot in alle Eeuwigheid. Ik houd zo verschrikkelijk veel van U”, zou ik proberen te zeggen, maar halverwege zou ik al in janken uitbarsten en Hem beginnen te kussen en naar binnen trekken en na een geweldige klauterpartij om de trap naar het slaapkamertje op te komen zou ik hem Drie keer achter elkaar langdurig in zijn Geheime Opening bezitten, en daarna een presentie-eksemplaar geven, niet gebrocheerd, maar gebondenniet dat gierige en benauwde - met de opdracht “Voor de Oneindige zonder Woorden”.’Ga naar eind12 Met het toneel was het niet veel anders. In 1969 werd bijvoorbeeld De Smoeshaan van Plautus nog verboden omdat er een coïtus in werd gesuggereerd en mannen met enorme fallussymbolen over het toneel liepen. Het was echter een van de laatste ingrepen van deze aard. Hetzelfde toneelstuk werd later niet meer verboden. De popmusical Hair waarin veel bloot voorkwam, leverde geen problemen. En zelfs de bloemen werden geboeid van Arrabal, waarin onder meer een homoseksuele vrijscène van mannelijke gevangenen wordt uitgebeeld en de godsdienst wordt bespot, kon ongehinderd worden opgevoerd. Hetzelfde gold voor films. Wat eerst niet mocht, bleek later wél te mogen. De Franse film Les Amants werd eerder drie keer afgekeurd en in 1968 goedgekeurd. In de Zweedse film Ik ben nieuwsgierig werden zonder coupures vier scènes getoond waarin geslachtsgemeenschap werd bedreven. De directeur van de Algemene Centrale Commissie voor de Filmkeuring zei er in 1968 dit van: ‘Vandaag keurden wij, zonder één stem tegen, een film over de Finse sauna | |
[pagina 16]
| |
goed en wel voor alle leeftijden. Ik ben nu vijf jaar voorzitter en ik kan U wel verzekeren dat deze goedkeuring er drie jaar geleden niet doorgekomen zou zijn. Naaktheid in de film was kortgeleden taboe. Nu niet meer, mits de opnamen decent zijn [...]’Ga naar eind13 Ook op openbare bijeenkomsten met de nieuwe naam ‘teach-in’ werden dezelfde onderwerpen besproken en discussieerde men, dikwijls onder het publieke oog van de televisie, over seksualiteit, over de vraag of God dood was, of Nederland een republiek moest worden, of Nederland uit de Nato moest en Amerika uit Vietnam. Vaak gingen dit soort bijeenkomsten gepaard met een demonstratieve bezetting van de openbare weg of van gebouwen die dan veelal door de politie, eerst met veel en later met minder geweld, werden ontzet. |
|