Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 5
(1910)–G. Kalff– Auteursrecht onbekend2. Het Komisch Drama.Sterker nog dan in het ernstig drama zien wij hier den overheerschenden invloed van het Fransch. Het klassieke blijspel heeft, naar het schijnt, afgedaan; er is slechts een enkel stuk, waar rechtstreeksche betrekking tot het klassiek blijspel mogelijk is; Van Elvervelt's Het Eiland van Verwarring (1765) is een bewerking der Menaechmi, doch misschien was een Fransche bewerking de tusschenliggende schakel. Invloed van het Spaansch zien wij eveneens slechts in een paar stukken, o.a. in het | |
[pagina 516]
| |
blijspel De wispeltuurige minnaar (1705), gedicht in vijf bedrijven en alexandrijnen. Tegenover deze weinige stukken vinden wij een groot aantal Fransche kluchten en blijspelen van Montfleury, Dancourt, Destouches, Th. Corneille, Desforges en anderen vertaald of eenigszins bewerkt. Onder de vertalers noemen wij behalve H. van Elvervelt ook G. Tyssens, E. van der Hoeven, Op den Hooff, Frans Ryk; sommige dezer vertaalde kluchten of blijspelen zijn voortgekomen uit een of ander Dichtgenootschap: zoo waren De dubbele Verwarring (1703), Het ontdekte Geheim (1707), De vakantie (1707), De Gewaande Blinde (1711?) het werk van het genootschap ‘Constantia et Labore’; de Waarzegster een blijspel, ‘vercierd met Konstwerken, Zang en Dans’ (1712) en De Hovenier door Liefde (1717) vertaald door E. van der Hoeven, lid van ‘In magnis voluisse sat.’ Een geluk mag het heeten, dat bij dezen stortvloed van meerendeels onbeduidende vertalingen Molière de geesten bleef bekoren; naar bekende stukken van dezen grootmeester werden vertaald: De Spyt der Verliefden (1708), door het Genootschap ‘Door Yver bloeid de Konst’; Don Jan of de gestrafte Vrygeest (1719) door G. van Maater; Jupiter en Amphitrion (1730); J.J. Mauricius vertaalde het 3de Intermède van den Malade Imaginaire in De promotie van den ingebeelden zieken (1742); Van Ryndorp den Tartuffe in Tertuffe of schynheilige Bedrieger (1733). Een paar stukken van Molière moeten eer nagevolgd dan vertaald heeten; F. Ryk's De doorslepen Vleyer (1708) schijnt een uiterst zwakke navolging en charge van den Tartuffe; daarentegen gaf P. Burman in De Geleerde Vrouwen (1713) een bijzonder goede bewerking, ten deele nationalizeering, van Les Femmes Savantes, die alle overige uit het Fransch vertaalde blijspelen van dezen tijd overtreft. Het schijnt wel, alsof de bewoners der Republiek eerst nu die mate van ver- | |
[pagina 517]
| |
fijning bereikt hebben, noodig om Molière's werk behoorlijk te kunnen weergeven. Ook in het komisch drama mag dus de invloed van het Fransch overheerschend worden genoemd; zelfs onder het 4de geslacht der zeventiend'eeuwers was die invloed niet in die mate overheerschend geweest. Opmerkelijk is, dat wij juist nu een anderen invloed aan kracht zien winnen: die van het Duitsche drama. Dat was een teeken des tijds, dat wij echter beter tegelijk met andere dergelijke zullen behandelen.
De niet-vertaalde kluchten en blijspelen zijn voor een groot deel voortzetting van het laat-zeventiend'eeuwsch komisch drama. Tal van daar behandelde stoffen, motieven, typen vinden wij hier terug, al vertoonen de opvatting dier stoffen en de geest der bewerking eenig verschil met de vroegere. Talrijk is ook nu het aantal stukken dat van vrijen en trouwen handelt en waarin verschalking, misleiding en list een hoofdrol spelen. Twee vrijers: jong en arm, tegenover oud en rijk, die naar de hand van een meisje staan, zien wij ook nu meer dan eens; in De Amsterdamse Dragonade (1714) en De verstoorde Serenade (1708) zijn het vader en zoon; in De bedrooge Gierigaerts (1764) een vrek, die zijn dochter aan een anderen vrek wil uithuwen, maar wien dat door een jongen minnaar belet wordt; natuurlijk met behulp van een knecht. Jonge vrijers, door een knecht in hun vrijage geholpen of zich zelf helpend door een verkleeding of andere list, vinden wij ook in De Huybert's De dubbelde Schaking, Van Gysen's De Betoverde Geldkist (1712), Rosseau's De Welmenende Bedrogen (1714), De Gelukte List op Drie Koningen avond (1715), De Vrijer Kamenier en de Knecht minnemoer (1733). Vaders, tuk op een rijk huwelijk voor hun dochter of die dwaze voorwaarden stellen aan vrijers en dan bedrogen uitkomen, zien | |
[pagina 518]
| |
wij o.a. in: De Bedrieger Bedrogen van N. Boom, een stuk dat eenige overeenkomst toont met Langendyk's Wederzyds Huwelyks Bedrog; in De Student Stalknecht (1700) en De gewaande Chinaas-vaerder (1735); voogden of stiefvaders, die uit eigenbaat een meisje dwarsboomen in haar liefde, in De Geveinsde Zotheid door Liefde (1710), De bedrogen Schoolvos (1747), De ingebeelde Erfgenaam en Voogd (c. 1750) van G. Tysens. Echtbreukgeschiedenissen, ten deele nog uit de middeleeuwen afkomstig, zijn bewerkt in De ontmantelde Apotheker, H. van Burg's De gehorende Schout (1712), De gehorende Filosoof (1738), De dubbelde Swagerschap (1743). Andere, vroeger meermalen behandelde, motieven zijn: de booze vrouw, die wij aantreffen in het ‘klugtspel’ Het kwade wyf getemt (1761); de drankzuchtige in J. van Elsland's Dronke Brechtje en Het verwarde Huyshouden (1708); de ‘miles gloriosus’ in J. van Hoven's Gewaande Krygsman (1715) (een verwante figuur in Rosseau's Snoevende Minnaar). Een vrouwenbeul en dronkaard, door vrees voor een spook tot rede gebracht, vinden wij ook in Rosseau's ‘klugtspel’ Krispyn wyvebeul; de Krispyn-figuur die wij hier, evenals in zooveel vroegere stukken, aantreffen, werd in nog tal van andere gebezigd: Jacob Cleiburg's Crispyn Mogol of de gewaande Turk (1718), Seger's Krispyn Praktisyn (1720), Van Ryndorp's Krispyn Soldaat (1728), Krispyn Schildwagt en Procureur (1729); Krispyn Vry-metselaar (1772) van H. van Elvervelt, ontleend aan ‘bekende schryvers in hunne zoogenaamde ontdekte geheimen der Vrye Metselaaren’. Arlequinades vinden wij o.a. in Arlequin Tovenaar en Barbier (1730) en Het vermakelyk Avont-uur (1767), waarin Pantalon, Arlequin, Colombine, de toovenaar Magisto en andere vaste komische personages optreden. Onder die vaste komische personages van vroeger worden | |
[pagina 519]
| |
de moffen schaarsch: in Dronke Brechje hooren wij een moffin gebroken Hollandsch praten; in J. Pook's Hans Koekop of de gemaakte Waterzucht (1712) zien wij een jeugdigen mof en zijne moeder tegenover Amsterdammers geplaatst; de mof wil een meisje trouwen tegen haar zin; de traditioneele slimme meid helpt het meisje uit den brand met behulp van den traditioneelen slimmen knecht die zich als dokter verkleedt. Ook in Langendyk's Zwetser hebben wij den mof nog aangetroffen; doch daarna wordt dit type al schaarscher; misschien kreeg het publiek er zijn bekomst van, misschien ook waren er langzamerhand te veel die hier burgerrecht en aanzien hadden gekregen dan dat men ze langer aan de openbare bespotting kon prijs geven. Nog een der vaste komische personages verdwijnt: de dokter. In enkele vertaalde kluchten uit het eerste kwart der 18de eeuw treft men hem nog wel eens aan, daarna niet meer. De verdwijning van dat type zal wel samenhangen met de krachtige ontwikkeling der natuurwetenschap in het algemeen en der medische in het bijzonder; het kan geen louter toeval zijn, dat de tijd waarin het vroegere dokters-type verdwijnt, samenvalt met de jaren van Boerhaave's professoraat (1709-1730). Het uitbeelden van bepaalde typen valt niet meer zoo in den smaak als vroeger; wij zien er nog slechts een enkel als De belagchelyke Redeneerder (1740). Misschien zou men ook De bekeerde Tooneelspel-haater (1713) tot deze typen kunnen rekenen; doch ook dit stuk: een vader die zijn dochter weigert aan een tooneelspeler en overtuigd wordt dat tooneelspelers brave menschen en begeerlijke echtgenooten zijn - kwam eer voort uit het verlangen den tooneelspelersstand te verheffen.
Een paar genre's, die het midden houden tusschen het ernstig en het komisch drama: het herdersspel en de opera | |
[pagina 520]
| |
(operette) die er zich uit had ontwikkeld, bleven ook gedurende de 18de eeuw in zwang. Een der eersten in wiens werk wij deze genre's vereenigd zien met het komisch drama, was de Amsterdammer Mr. Abraham Alewyn (geb. 1664) die, evenals Carolus Tuinman, den overgang vormt van het 4de geslacht der 17de op het 1ste geslacht der 18de eeuw. Als dichter van opera-teksten hebben wij hem vroeger terloops leeren kennen; over zijne blijspelen moeten wij iets meer zeggen. Twee daarvan: De Bedrooge Woekeraar (1702) en Philippyn Mr. Koppelaar (1707) onderscheiden zich weinig van de overige stukken, die van vrijen en trouwen handelen; een derde Jan Los of den bedroogen Oostindies Vaêr (1721): de geschiedenis van een doorbrenger, als matroos naar Indië gegaan, die bij zijn terugkomst zijne vrouw, een kanaille, in wilden echt met een ander vindt, heeft eenig belang door de stof, die aantrekkelijk moet zijn geweest voor den advocaat-fiscaal der O.I. Compagnie te Batavia. Opmerkelijk is, dat wij in De Bedrooge Woekeraar (III, 9) verplaatst worden op een boerenbruiloft, waar speelluî aanwezig zijn en boeren en boerinnen ‘een dans maken’; daar zien wij de neiging tot het samenstellen van tooneelen uit het boerenleven, die ook een paar andere stukken van Alewyn deed ontstaan: Beslikte Swaantje en Drooge Fobert of de Boere Rechtbank (1715), waarin de invloed van Racine's Plaideurs (reeds in 1695 vertaald) zichtbaar is, en als vervolg daarop: De Puiterveense Helleveeg (1720). Een staaltje van burleske dramatische parodie had Alewyn vroeger gegeven in Latona of de verandering der Boeren in Kikvorschen, een soort van operette in boersch dialect met zang, dans en vertooningen. Tot het eigenlijk herdersspel voelde Alewyn zich blijkbaar niet aangetrokken; bij hem zijn de herders boeren geworden; bij vele zijner tijdgenooten is dat evenzeer het geval, al zijn | |
[pagina 521]
| |
niet al deze ten tooneele gevoerde boeren zoo plat en grof als de zijne. De ouderwetsche Fransch-Italiaansche pastorale blijft vooreerst in zwang; in dien geest dichtte de, te Koningsberg gevestigde, Amsterdammer C. Hoopman het ‘Bosch-Tonneel-Spel’ Adelheide (1717); hij had dat stuk ‘te zamen gevoegt’ uit den Pastor Fido en Tasso's Aminta, waarvan hij in 1711 een vertaling het licht had doen zien. Een, min of meer genationalizeerde, vertaling van Contarini's Fida Ninfa werd in 1719 uitgegeven door Katharina Johanna de With, die tevens haar deel heeft gehad in het voortbrengen van dat groot aantal Veldzangen, Herderszangen en Visscherszangen welker zachtheid van toon, rustige welbehagelijkheid en slaperige gemoedelijkheid zoo wel strookten met den geest des tijds. Andere herdersspelen zijn W. de Geest's Philander en Kaliste (1716), Filida (1720), Coridon en Silvia (1738), Asschenberg's Climeene (1747). Talrijker dan deze herdersspelen zijn andere stukken, deels kluchtspel deels blijspel genoemd, die tooneelen uit het boerenleven of het landleven bevatten en geheel of gedeeltelijk in dialect zijn geschreven: J. Schröder's De Vrystermarkt (1713); De Spookende Boer (1715); Het toevalligh bedrogh mislukt (1719), dat te Puiterveen speelt; drie stukken van A. Nagtegael: De verwaende Luiaert (1722), Steven van der Klok (1722) en De Uitvaert van Steven van der Klok (1728; Moering's De bedroge geldgierige Koppelaars (1737) en een paar zoetelijk-onbeduidende minnespelen, die op het land worden afgespeeld: Het Huwelyk door Bloedverwantschap (1763) en I. Schmidt's Lucas en Clarisse (1769). In sommige dezer stukken worden liedjes gezongen; door dat muzikaal element en het dialect zijn zij nà verwant met zang- en dansspelen als: De Boere-kermis (1709) en een ‘zingende klucht’ als De boere-bruyloft (2e druk van 1715); door het muzikaal element en het pastoraal | |
[pagina 522]
| |
karakter met een ‘hardersspel in muziek’ als Het Feest der Liefde (1741) en uit het Fransch vertaalde als: Annette en Lubin (1768) en Asschenberg's Silvaan (1783), een vertaling naar Marmontel. Tot de zang- en dansspelen behooren voorts een aantal ‘Kamerspelen’ van H. van Elvervelt en J. Rosseau, Verley's De Gewaande Graaf (1727), het ‘zangspel’ Amor en Psyche, naar het Duitsch vertaald, dat in 1767 te Berlijn werd vertoond ter bruiloft van Willem V. Ook hier is het niet noodig alles te noemen; van meer belang voor de literatuurgeschiedenis dan deze stukken, die haar slechts ten deele raken, zijn de min of meer oorspronkelijke kluchten en blijspelen welke wij nu in oogenschouw gaan nemen.
Belangwekkend zijn die stukken vooral als spiegel van het huiselijk en maatschappelijk leven dier dagen, dat zij ons schetsen soms om der wille van het beeld zelf, vaker om de zedenschildering dienstbaar te maken aan de zedenhekeling. Een stukje als J. van Hoven's De Gelukte List op Driekoningen avond (1715) is merkwaardig alleen om de volledige voorstelling eener viering van het Driekoningen-feest; een kluchtspel als Het Bedurven Huishouwen (1703), voortgekomen uit het Dichtgenootschap ‘Door Yver Bloeid de Kunst’, wilde meer dan louter uitbeelden, Asselyn had in zijn Spilpenning getoond wat een huisgezin te lijden heeft van een verkwistende vrouw - hier is het gansche gezin ‘bedurven’: man en vrouw verdrinken alles, de kinderen worden verwaarloosd, scheldpartijen blijven niet uit, wij zien de vrouw met hare ‘slampamsters’ op een theepartijtje verrast door eenige schuldeischers, dan ook door haar man; aan de bedoeling van den auteur valt niet te twijfelen voor wie let op den afloop (vrouw en man worden samen in het verbeterhuis gezet) en op regels als: | |
[pagina 523]
| |
De slechte tyd doet het niet, maar na de Fransche mode te leeven in alle overdaad en pracht;
De oude Hollandsche zedigheid en zuinigheid word nou by veele bespot en veracht.
Een andere spilpenning vinden wij in A. Groenewoud's De verloore Diamantring (1719); een stukje dat vooral tegen het theedrinken gericht was - ook al een vroeger behandeld motief; de vrouw verpandt hier zelfs haar diamanten ring om haar lust te kunnen bevredigen. Zulke meesteressen hadden zulke dienstmaagden: in De Brassende Dienstmeiden (1707) van H. van de Gaete zien wij een paar dienstmeiden, die in afwezigheid van vrouw en heer des huizes feestvieren met hare minnaars en op heeterdaad betrapt worden. Ook Van de Gaete had een voorganger in Bormeester, die in 1644 zijn Infidelitas ofte ontrouwe Dienstmaagt had uitgegeven. In het leven buitenshuis en in het maatschappelijk leven worden wij verplaatst door J. van Gysen's De Varkemarkt (4e druk van 1727) en het vervolg daarvan De Ossemarkt; beide, doch vooral het eerste, overvloeiend van vuile dubbelzinnigheden. Voorts door Varenhorst's De hedendaagse Loterye en het kluchtspel De Billard (1731), dat opmerkelijk is vooral door de technische uitdrukkingen die erin voorkomen. Twee kluchtspelen van het vriendenpaar Schaaf en Frese, leden van ‘Ars superat Fortunam’: De Electriciteit (1746) en De Inënting (1768), hebben eenig belang als teekenen des tijds. Van bepaalde kringen der maatschappij wordt ons een voorstelling gegeven in Mauricius' Het Leidsche Studentenleeven (1717) en C. van der Gon's Het Scheeps-Leven (1714). Het eerste: een dronken studentengezelschap, door den vader van een hunner verrast, geeft een weinig gunstige voorstelling der toenmalige studenten; en voorstelling, waarop Bernagie het | |
[pagina 524]
| |
publiek had voorbereid en die later door Van Effen zou worden bevestigd. Nog minder vleiend is Van der Gon's voorstelling der toenmalige matrozen, die aaneenhangt van hoererij en oneerlijkheid, van drinken, schelden en vloeken. Zedenschildering, bedoeld als zedenhekeling, vinden wij ook in het ‘kamerspel’ De bekeerde Lichtmis of Roskam voor alle bedelaars, dat ons op de hoogte brengt van de listen en bedriegerijen bij bedelaars en boeven in zwang. Geen stand echter, die zoo herhaaldelijk wordt tentoongesteld in zijn zedelijk verval en zijn onbetrouwbaarheid als de koopmansstand. In het kluchtspel Meiavond (1701), voortgekomen uit het Dichtgenootschap ‘Door Yver bloeid de Konst’, hooren wij reeds smalen op kooplui die op het kantoor zitten te babbelen en uittekijken. Onder de werken van hetzelfde Dichtgenootschap vinden wij het ‘zinnekluchtspel’ Jan Crediet (1706), waarin wordt uiteengezet, hoe gewichtig en noodig Jan Crediet en Jan Contant voor den handel zijn; blijkbaar meende de auteur, Enoch Krook, dat de toenmalige kooplieden dat lesje wel noodig hadden. In aansluiting bij Langendyk's Quincampoix en Arlequin Actionist schreef G. van Maater zijn kluchtspel Het Dolhuis der Actionisten (1720) en Jacob Cleiburg een paar andere komische stukjes over den windhandel. Vooral de bankroetiers moeten het ontgelden; geen wonder in een tijd toen het verlangen om door speculaties snel en gemakkelijk rijk te worden steeds meer kooplieden in de klem bracht, waaruit zij zich door wisselruiterij, misbruik van huwelijksche voorwaarden en andere oneerlijke praktijken tevergeefs trachtten te redden, totdat het bankroet onvermijdelijk was. Zoo vinden wij dan stukken als F. Ryk's De Hedendaagsche Bankroetier achterhaalt (c. 1711-1713), De belagchelyke Bankroetier (1738), het ‘Kamer-spel’ De Hedendaagsche Bankroet-speelers na de mode, later omgewerkt tot het blijspel | |
[pagina 525]
| |
Banqueroet a la Mode (2de druk van 1732), waarin allegorische personages als ‘Goed Crediet’, ‘Onnozelheid’, ‘Eigenbaat’ en andere optreden. In 1763, het jaar waarin het aanzienlijk handelshuis De Neufville failliet ging en in zijn val vele andere huizen te Amsterdam, Hamburg en elders meesleepte, zien wij een uit het Duitsch vertaald burgerlijk treurspel Het bankerot te Hamburg uitkomen; daarnaast niet minder dan drie blijspelen die over bankroet en bankroetiers handelen: De Duizend Vreezen, De misleide Kooplieden, De Makelaar en een kamerspel De Bankbreeker door List.
Sommige der hier behandelde oorspronkelijke stukken heeten ‘blyspel’, enkele (Rosseau's Snoevende Minnaer en De verkeerde waereldt) ‘boertig blyspel’; de meeste worden betiteld met ‘klugtspel’, enkele als: Rosseau's Krispyn Wyvebeul met ‘boertig klugtspel’. Dat verschil van namen berust niet op het verschil der in die stukken gebezigde doorloopende versmaat: wij vinden den statigen alexandrijn, het ongegeneerde ouderwetsche rederijkersvers, het korte vers met vier heffingen dat het midden houdt tusschen die beide - evenzeer in de blijspelen als in de kluchtspelen. Wel is er onderscheid van indeeling: wat ‘blyspel’ genoemd wordt, telt 3 of 5 bedrijven; wat ‘klugtspel’ heet, is verdeeld in een grooter of kleiner getal tooneelen. Dat onderscheid is echter het eenige; noch door fijner geest, noch door hooger streven, door beter bouw of scherper karakteristiek onderscheiden zich de blijspelen van de kluchtspelen. Inderdaad konden de blijspelen - afgezien van die gansch uiterlijke indeeling - evengoed kluchtspelen heeten. Slechts enkele stukken verheffen zich door een goeden opzet en een geregelde ontwikkeling boven de overige. Daartoe behooren een viertal blijspelen, bewerkingen eener novelle of | |
[pagina 526]
| |
van een roman, waarin gebruik is gemaakt van een reeds bestaand plan: J. van Hoogstraten's De geleerde Advokaat (1707) en De Verliefde Kok, beide niet onverdienstelijke bewerkingen van een epizode uit Heinsius' Vermakelyken Avanturier; De doorlugtige Dienstboden (1714) dramatizeering van Cervantes' Ilustre Fregona; F. Duim's Het Leven verwekt in den Doode (1745), waarin een novellistische stof, ook bij Boccaccio en Cats voorkomend, is verwerkt. In veel mindere mate geldt dat van het kluchtspel Don Domingo Gonzales of de Man in de Maan (1755), dat vermoedelijk ontleend is aan het Engelsche werkje The Man in the Moon of de Fransche vertaling daarvan. In de stukken, welker handeling bestaat hoofdzakelijk in het voorbereiden en uitvoeren van een of andere verschalking of misleiding, is natuurlijk wel eenige verwikkeling; doch de meeste zijn zoo conventioneel en onbeteekenend, dat zij ons niet het minste belang inboezemen. Onder de schaarsche uitzonderingen noemen wij het werk van Abraham Alewyn. Hooge kunst vinden wij daar allerminst; doch het ware onbillijk de betrekkelijke waarde van stukken als Beslikte Swaantje en De Puiterveense Helleveeg te ontkennen; zij zijn niet slecht van bouw, er zit gang in, de dialoog is levendig; de taal is plat of grof, maar het stuk speelt dan ook onder boeren. Ook kluchtspelen als E. van der Hoeven's Drie Hamburgers (1727), Verley's De onbarmhartige Huisheer en het bovengenoemde De Hedendaagsche Bankroetier achterhaalt onderscheiden zich door opzet en bewerking boven de overige. Hier en daar vinden wij er een aardig tooneel, zooals b.v. dat uit het laatstgenoemd stuk, waar wij het oude vrouwtje Annetje Simpelmans zien opkomen, die haar geld aan den bankroetier heeft toevertrouwd. In andere stukken - Het Scheepsleven, Het Leidsche Studentenleven, De bekeerde Lichtmis - vinden wij geen drama, | |
[pagina 527]
| |
maar een reeks van zedenschilderingen in dramatischen vorm. De dialoog is in verscheidene stukken los en natuurlijk, maar dan niet zelden plat; luim en geest, voorzoover nog aanwezig, schijnen te moeten samengaan met grofheid en ruwheid; ingetogenheid met zouteloosheid. Eenerzijds zien wij de grofheid van Alewyn, op haar grofst in het burleske, waar Latona tot Apollo zegt: ‘Vort, vort, jou vuile Morzebel’ en Jupiter, door haar ‘Suippiter’ genoemd, van boven daalt in lange rokken en met een valhoed op; anderzijds zoutelooze ordentelijkheid of stijfheid en onnatuur als in Lucas en Clarisse; men luistere slechts naar deze dochter van een groenteboer in gesprek met haar vader: Myn zuivre drift is u bekend,
Die 't oog heeft naar de deugd gewend
En in myn kindsheid reeds voor Lucas was te merken.
Gelykheid van natuur blonk uit in ieders werken,
Zyn wil was my gelyk een baak,
Myn welbehagen zyn vermaak
enz.
Daartusschenin vindt men enkele stukken, zooals Dronke Brechtje, De gehorende Schout, De gehoorende Filosoof, die nog wel iets van de oude losheid, frischheid en gemakkelijkheid bewaard hebben; doch zich niet van de platheid en viesheid hebben kunnen ontdoen. Een werk als Hoofman's Adelheide, dat kieschheid verbindt met eenvoud en natuurlijkheid, staat bijna alleen. Zoo is dan het komisch drama van dezen tijd, evenzeer als het ernstige, een voortzetting van het laat-zeventiend'eeuwsche. Anders echter dan het ernstig, staat het komisch drama der 18de eeuw ten minste gelijk met dat van het 4de geslacht der 17de eeuw; misschien zelfs valt hier een kleine stijging te bespeuren; immers ook Langendyk staat boven BernagieGa naar eind17). |
|