doch bij wijze van lyrische intermezzo's en niet aan het eind der bedrijven. In verzen als:
Den hemel heeft zich eens erbarremt op het lest
Dan over deze stat en langbestreden vest
en in andere zien wij, dat Vondel's Gysbreght den samensteller van dit stuk in het oor was blijven hangen. Aan een der Apocriefe Boeken van het O.T., het boek Judith, was W. Heemskerk's Hebreeusche Heldinne (1647) ontleend; naar Vondel's voorbeeld zijn de reien hier verdeeld in Zang, Tegen-zangh en Toe-zangh; in Oudaen's Het verworpen Huis van Eli (1671) is hier en daar navolging van Vondel zichtbaar. Aan de staatkundige geschiedenis van het buitenland (den Bartholomeüs-nacht) ontleende Reyer Anslo de stof voor zijn treurspel Parijsche Bruiloft (1649); J. Dullaert zijn Karel Stuart of Rampzalige Majesteit (opdracht van 1649; eerste druk van 1652), dat hier en daar woordelijk herinnert aan Palamedes en Jaergetyde van wylen Heer Joan van Oldenbarnevelt; B. Vollenhove, broeder van den predikant-dichter, zijn Broedermoort te Tranziane (1661). In dat laatste stuk is niet alleen Vondel, maar ook Hooft, soms letterlijk, nagevolgd: Vondel's Gebroeders (vs. 1495 vlgg.) vinden wij terug in den Rei achter Bedrijf I, Michol's weeklacht uit dat stuk (vs. 1457 vlgg.) in het lyrisch intermezzo uit het vijfde Bedrijf; Salomon (vs. 1719, 1740, 1865 vlgg.) in het 3de Tooneel van het vierde Bedrijf; in den aanvang van Vollenhove's derde Bedrijf volgt hij Hooft's Geeraerdt van Velzen na en verwerkt er het bekende sonnet op den Tijd: Geswinde grijsart die op wackre wiecken staech.
Aan de geschiedenis van de bewoners dezer landen eindelijk ontleende Lambert van Bos zijn treurspel Wilhem of Gequetste Vryheyt (1661), waarin eveneens herinneringen aan Vondel