Oude Kerk
Een werkwijze, die veel ingang vond, was het aanbrengen van een figuur, bestaande uit twee elkaar doorsnijdende cirkelsegmenten (). Een rondlopende lijn laat zich met een rits slecht snijden. Daarom is de figuur meestal hoekig van vorm. In de wandeling wordt dit merkteken een visje genoemd. De onderdelen van de kap van de noordbeuk van het schip (1390, d) dragen aan de linkerzijde naast het telmerk een visje (afb. 35). In de zuidbeuk zijn naast de merken aan de rechter zijde pijlvormige tekens aangebracht, bestaande uit een op zijn kop staande V met een streep in het midden.
Omstreeks 1400 begon het gebruikelijk te worden tegenover de / een > te plaatsen, dus als een gebroken /. De 2 kan dan aan de onderscheiden zijde als een rechte streep met een gebroken streep (/ >) of als twee gebroken strepen (>>) weergegeven worden. Enigszins aarzelend is het links of rechts gebroken merksysteem toegepast in de noord- en de zuidbeuk van het omstreeks 1450 gebouwde hallenkoor. De onderdelen van de Sint-Joriskapel, de Hamburger- en Binnenlandvaarderskapel, de Lysbeth Gaven- en Huiszittenkapel en de Weitkoperskapel dragen alle links of rechts gebroken merken. Bij het deel van de Sint-Joriskapel dat in de zijbeuk snijdt, gaan de merken bovendien vergezeld van een gaatje dat van twee zijden met een guts is ingehakt (afb. 95). Datzelfde is het geval bij de merken in de Huiszittenkapel, ter onderscheid van de Lysbeth Gavenkapel waar de merken een half maantje dragen, ingehakt met een guts die twee keer van dezelfde kant is ingeslagen. Dit wijst erop dat de onderdelen van beide kappen gelijk zijn klaargemaakt, hetgeen het dendrochronologisch onderzoek bevestigt.
Er komt nog een ander gesneden telmerktype voor. In de kap van de Sint-Sebastiaanskapel en die van de Smidskapel zijn merken aan te treffen, die aan twee zijden een onderscheidingsteken dragen. In de Sint-Sebastiaanskapel is aan de linker kant een schuine streep aan de telmerken gesneden, rechts een haaks omgebogen lijn. Dat laatste geeft ons aanleiding deze merken stoeltjesmerken te noemen (afb. 148). In de kap van de Smidskapel kregen de merken van meerdere onderdelen twee schuine of gebroken lijnen. Ook de doopkapel en het Heilig Graf hebben dit soort merken.
De onderdelen van de vele gedeelten van de omstreeks 1510 gebouwde kappen van de lichtbeuk van het schip kregen naast de telmerken cirkelvormige gaatjes, streepjes en halve maantjes, met gutsen en beitels ingehakt.
Sedert de tweede helft van de 15de eeuw kwam een nieuw merksysteem op, dat samenhing met twee andere verschijnselen, het toepassen van een nokgording en de verbetering van de ijzerkwaliteit. Door de toepassing van de nokgording en van tussengordingen vervielen de hanenbalken en was het niet meer nodig dat sporen paarsgewijs met elkaar correspondeerden. Daarmee verviel de noodzaak om systematisch telmerken op de sporen aan te brengen. Het was in het algemeen niet meer nodig hoge getallen als telmerk aan te geven. In dezelfde periode werd de kwaliteit van het ijzer zoveel verbeterd, dat het mogelijk werd beitels te maken met een geslepen rechte snede, waarmee in eikenhout kon worden gehakt. Nu kon men korte strepen met een V-vormige doorsnede in het hout hakken, meestal 5/4 of 1½ duim (32 of 38 mm) lang. Op die manier was het mogelijk 1 tot 4 met streepjes aan te geven, 5 als V, 6 tot 9 als V met streepjes, 10 als X enzovoort. In hoofdzaak werden deze merken op kapspanten aangebracht, maar ook daarbij was een onderscheid tussen links en rechts nog steeds noodzakelijk. Dit systeem komt voor in de kappen van de Mariakapel, de viering en het Hoge Koor. In de laatste kap kregen rechte strepen en zelfs halve maantjes een zijstreep op Vlaamse wijze (afb. 253)
Een verhaal apart vormen de kapjes van de kooromgang. De zuidelijke kap, dendrochronologisch gedateerd 1559, heeft een strijkspant, gemerkt met rechts een gehakte I, links hetzelfde met een naar schuin beneden gerichte dwarsstreep. Het tweede gebint is op dezelfde wijze voorzien van