De Oude Kerk te Amsterdam
(2004)–Herman Janse– Auteursrechtelijk beschermdBouwgeschiedenis en restauratie
2.f Gebrandschilderde glazenInleidingIn de Middeleeuwen werden de vensters geheel of gedeeltelijk voorzien van gebrandschilderd glas, waardoor het licht in talloze sprankelende kleurvariaties de kerkruimte verlichtte. Van de glazen uit de perioden voor de bouw van de zijkapellen weten wij weinig. Van een glas dat de eerste Sint-Sebastiaanskapel sierde is uit de schriftelijke bron veel bekend maar er bleef geen afbeelding bewaard. Eerst over de glazen in de zijkapellen is iets meer tot ons gekomen, maar ook daarvan bleef niets over. De wonderschone glazen in de Mariakapel zijn (zij het in gewijzigde en sterk gerestaureerde vorm) als oudste nog steeds te bewonderen. Uit de latere tijd bleven slechts enkele vensters bewaard. Wij beschrijven in dit hoofdstuk kort wat ons bekend is van de glazen die verloren zijn gegaan. De nog aanwezige glazen worden uitvoeriger behandeld. In het totaal zijn 33 glazen bekend; het merendeel dateert uit de 15de en de 16de eeuw, vier uit de 17de eeuw en één uit de 18de eeuw[56-2]. In de Middeleeuwen hadden niet-gefigureerde glasruiten over het algemeen de meetkundige ruitvorm, doorgaans als overhoeks aangeduid. Tegen het midden van de 16de eeuw werden dat, onder invloed van de veranderende glasfabricage, langzamerhand rechthoekenGa naar eind261. Op oude afbeeldingen van de kerk komen op verschillende plaatsen ruitvormige glaspatronen voor. Daaruit is de ouderdom van het glas op dat moment af te lezen. | |
TechniekGlas is een zeer bijzonder materiaal. Het wordt bij hoge temperatuur (circa 1100°C) gesmolten als een mengsel van zand, kalk, potas of soda en kleine toevoegingen metaaloxiden. Als het in de vereiste vorm is gebracht, koelt het snel af. Dat gebeurt zo vlug dat het niet de gelegenheid krijgt uit te kristalliseren. Daardoor krijgt het bij doorvallend licht een briljante schittering. Metaaloxiden kunnen er prachtige kleuren aan geven. Paarse en violette tinten worden in hoofdzaak veroorzaakt door mangaan- | |
[pagina 353]
| |
oxiden, flessengroen door ijzeroxiduul, geelgroen door andere ferri-oxiden, lichtgroen door koperoxide, robijnrood door koperoxiduul en diepblauw door kobaltoxide. De beide laatste kleuren zijn zo intens dat ze slechts in een heel dunne laag doorzichtig zijn en daarom tijdens de glasfabricage in een heel dunne laag op de een of twee millimeter dikke blanke glaslaag worden aangebracht. Men spreekt in dat geval van plaquéglas. Als men de gekleurde laag uitslijpt, ontstaat in het rood of blauw een blanke of witte lijn of een blank vlak. De Goudse gebroeders Crabeth hebben in de jaren na 1550 optimaal gebruik gemaakt van de mogelijkheden die het glas hun bood. In opdrachten aan hen wordt gesproken over ‘borgoens’ glas en ‘Hessels’ glas. Het Hessische glas, afkomstig uit de Spessart in de ‘Mainviereck’ in het vroegere Kurhessen (thans Noord-Beieren in Duitsland), werd vervaardigd in schijven van omstreeks 90 centimeter diameter en circa 2 mm dik. Het Bourgondische glas vertegenwoordigde een in die tijd modernere fabricagemethode, waarbij vensterglas, geblazen als cilinders tenslotte in vlakke platen van ongeveer 1,20 meter vierkant en 1 tot 2 mm dikte werd gemaakt. Het glas werd gesneden door er over te strijken met gloeiende puntige einde van een ijzeren ‘pook’. Aan één zijde smolt het glas, aan de andere kant brak het. Onregelmatigheden werden met een tang ‘gegruizeld’. Al vroeg in de Middeleeuwen werden stukjes gekleurd glas in loodstrips gevat en op die wijze samengevoegd tot een kleurig glasmozaïek. In het radvenster in het noordelijke zijkoor zijn daar resten van gevonden. Vaak werd op het glas een tekening in bruine en zwarte tonen ingebrand; men bracht er met een mengsel van glaspoeder met een laag smeltpunt en ijzeroxiden de tekening op aan en liet deze bij een temperatuur van ruim 600°C op het glas insmelten zodat de tekening er een onverbrekelijk geheel mee vormde. Wanneer deze temperatuur iets te laag is geweest vond er geen volledige vereniging van de beide glassoorten plaats en kan de tekening op den duur vervagen. De tekening onderscheidt zich in dunne bruine tonen, aangebracht met een penseel of getamponneerd met een kwast van dashaar (grisaille) en zware nagenoeg zwarte lijnen (contour). Door uitkrassen van de grisaille zijn zeer geraffineerde effecten te bereiken. Contour en grisaille zijn meestal aan de binnenzijde van het glas aangebracht. In het begin van de 14de eeuw ontwikkelde men een techniek waarbij zilververbindingen aan de buitenzijde op het glas werden ingebrand. Dan ontstond een zeer dunne laag helder geel, het zogenoemde zilvergeel. In de 15de eeuw werd voor het eerst gebruik gemaakt van een glasverf, die in dunne lagen vleesrood is en in dikkere lagen steenrood, naar zijn uitvinder Jean-Cousinrood of antiekrood genoemd. Wanneer dit op zilvergeel wordt aangebracht, ontstaat een schitterend oranje. Aan het einde van de 16de eeuw ontwikkelde men een techniek waarbij gekleurde emailverven, die op het blanke glas werden ingebrand, schilderingen konden worden gemaakt. In de glazen uit de 17de eeuw ontbreken gekleurde ruiten vrijwel geheel en nemen de veel minder doorzichtige emailschilderingen hun plaats in. Door hun van elkaar verschillende eigenschappen en optimale brandtemperaturen zijn de emailschilderingen minder bestand tegen de invloeden van vocht en temperatuurwisselingen en verdwenen zij geheel of gedeeltelijk. | |
Middeleeuwse glazenIn de rekeningen van de Heren van Voorne uit 1462Ga naar eind262 komt de volgende post voor: ‘Item den IIsten dach in Augusto betaelt Aechten Zweers de glaesmakers wijf in den Haghe ende Zweer gemaict heeft bij bevele van mijnen heer tot Amstelredamme in St. Sebastiaens capelle een glas groot wesende IX panden hoge ende IIII panden breed, zijn XXXVI panden. Item V panden voor t hernasch maict te samen XLI panden al bescreven werck, elken pand houdende VI voeten, maken IICXLVI voeten, elken voet IX groot, facit gelijc de certificatiy van de overmans van St. Sebastiaens gilde van den hantboge t Amstelredamme vorscr, ende Zweers quitancie inhouden ende man hier overlevert.....IX lb IIII sc. VI g.’. Opdrachtgever was Frank van Borselen (rond 1400-1470), heer van Voorne. Zweer van Opbueren wordt in andere rekeningposten aangeduid als ‘glaesmaker in den Hage’. Hij maakte in de periode 1453-'68 ongeveer 50 ‘bescreven’ glazen in opdracht van Frank van Borselen. Wij kunnen ons enigszins een voorstelling vormen van de afbeeldingen die op dit glas zullen zijn weergegeven. Er bestaan namelijk nog delen van een glas, dat Frank van Borselen in 1460 door dezelfde Zweer van Opbueren liet maken voor de Heilig Bloedkerk te Wilsnack (D)Ga naar eind263. Daarin staan de wapens van de families Van Polanen, Van Hoorne, Van Sevenbergen Strijen, Van Zuylen van Anholt (afb. 677), Van Baer, Van Bergen-Glymes (Boutersem) en Van Merksem. Onder de wapendragers staan dieren, die als dragers van banieren met de familienaam fungeren. Verder is er nog het familiewapen van Van Borselen met bijbehorende banierdrager. Tevens is er nog | |
[pagina 354]
| |
een afbeelding van Jacobus Major, die enige overeenkomst vertoont met de gewelfschotel in de noorderzijbeuk voor de Weitkoperskapel in de Oude Kerk. Zeven van de wapens komen ook voor onder de wapens, die Arent van Buchell in zijn handschrift van 1592 weergeeft bij zijn beschrijving van het glas van Frank van Borselen in de grafkapel van bisschop Jan van Arkel in de Dom te UtrechtGa naar eind264. Hier werden vermeld de wapens van Van Borselen (zonder sterren), Strijen, Zuilen (hetzelfde als Anholt te Wilsnack), Baernens (dat niet te Wilsnack voorkomt), Boutersem, Pelanen, Merxen en Horne. Van de 36 rechthoekige panden zullen er waarschijnlijk 24 zijn voorzien van familiewapens met bijbehorende banierdragers. In dit verband is het ook interessant dat Johan Tack, secretaris van de stad Kleef, in de 16de eeuw een kwartierstaat van Van Zuylen van Anholt optekende uit de glazen van de Oude Kerk[62-1:53]. Dit kan te zien zijn geweest in het ‘Van Borselen-glas’. Als dat zo was, heeft men delen van het glas na de afbraak van de eerste Sint-Sebastiaanskapel in 1516 in de nieuwe kapel herplaatst. Emanuel de Witte beeldde omstreeks 1660 op een weinig betrouwbaar schilderij in de Sint-Sebastiaanskapel een glas af waarop een koning is voorgesteld, zittende op een troon en met enige personen die voor hem staan. Dit zou een tafereel kunnen zijn van Salomo's eerste recht; het is bekend hoezeer Karel de Soute op een gestrenge uitoefening van het recht gesteld was. Van Buchell vermeldt: ‘Daer staet noch een glas met de wapens van Hollant ende Amsterdam met de historie van Salomons oordeel wel gemaect.’
Van Buchell beschrijft wapens met een voetboog in enkele glazen, klaarblijkelijk in de Sint-Joriskapel[59-1:24]: ‘In een ander (glas) staen die van de Voetboge, geheel gewapent met hare bogen, den baer(t) aff ende het haer ront, seer out en in seecker oudt glas staet dit wapen meermaals’, waarbij het wapen van Sint-Joris getekend staat.
Commelin vermeldt aan de zuidzijde in het Buitenlandvaarderskoor drie glazenGa naar eind265. Eén verbeeldt de kinderen van Israel die het Paaslam eten. De andere twee geven voorstellingen van oude historiën of legenden weer. In het zakboekje van Memoriemeesters wordt één van de glazen aangeduid als het glas van Oetewaal[66-1:20]. Het dorp Oetewaal lag tussen de stad en de Watergraafsmeer en stond bekend om de heiers die er woonden. Toen in 1724 op de kosterij een verdieping werd gezet, verdwenen die glazen en werden de onderste vakken van de betreffende vensters dichtgezet. In de Hamburgerkapel was een glas met de bekering van PaulusGa naar eind266[57-1:15,22] Boven in het venster waren twee oude wapens, een met het wapen van Hamburg en een met de netelbladen van Holstein. In de Smidskapel was het Smids- en Kuipersglas, waarop de vier evangelisten stonden uitgebeeld, schrijvend aan een tafel[54-1]. In 1542 scheidden smeden en kuipers zich, zodat dit glas zal dateren van voor dat jaar. Emanuel de Witte heeft op een zeer onbetrouwbaar schilderij het glas afgebeeld, maar in de context van de WeitkoperskapelGa naar eind267. Volgens Von ZesenGa naar eind268 bevond zich in het oostelijke venster in het Snijderskoor boven het voormalige Maria-altaar een glas met de beeltenissen van alle stam- en voorvaderen van Maria in een lange rij omhooglopend vanaf Koning David tot aan haar vader, bij wie zij staat met een kroon op het hoofd. In de Weitkoperskapel was een glas dat Commelin in 1693 vermeldt en waarover Wagenaar in 1765 schrijft dat het allang vervangen is door ‘gewoonlyke Kerkraamen’. | |
MariakapelNa het gereedkomen van de nieuwe kapel aan de noordzijde van het koor werden ook hier de vensters voorzien van gebrandschild glas. Deze drie glazen bleven door de eeuwen heen behouden, zij het dat er in de loop der tijden verschillende reparaties en wijzigingen werden uitgevoerd. Het ontwerp van de twee glazen aan de noordzijde van de kapel wordt toegeschreven aan de architect en kunstschilder Lambert van Noort. Hij is rond 1520 geboren in Amersfoort, werd in 1549 lid van het Sint-Lucasgilde in Antwerpen en is daar overleden 1570 of 1571[83]Ga naar eind269. Van Noort had geen invloed op de uitvoering, die een in glas vertaalde tekening zonder inspiratie van de ontwerper laat zien. Het brandschilderwerk is van de hand van de glasschrijver Digman Meynaertsz, ook woonachtig in Antwerpen. Deze twee voorstellingen zijn geplaatst in een groots architectonisch decor met Corinthische zuilen en pilasters, gedekt door zware | |
[pagina 355]
| |
664 Mariakapel, glas Maria Boodschap; ca. 1925. RdMz
665 Mariakapel, glas Maria Boodschap, detail; 1968. RCN
| |
[pagina 356]
| |
666 Mariakapel, glas Aanbidding der Herders; ca. 1925. RdMz
667 Mariakapel, glas Aanbidding der Herders, detail. W. Bogtman
| |
[pagina 357]
| |
668 Mariakapel, glas Maria Sterfbed; ca. 1925. RdMz
669 Mariakapel, glas Maria Sterfbed, detail. W. Bogtman
670 Mariakapel, glas Maria Sterfbed, detail. W. Bogtman
| |
[pagina 358]
| |
671 Mariakapel, glas Maria Sterfbed, detail bovenste deel, wellicht van Gerard van Houten. RCN
672 Mariakapel, glas Maria Sterfbed, carton, gedeelte.
kroonlijsten en overspannen door bogen en tongewelven met cassetten. Het westelijk glas verbeeldt Maria Boodschap en Maria bij Elisabeth (Annuciatie en Visitatie) (afb. 664, 665 en 678). Het glas is gesticht door familie Van Hoppen. Jan Claesz van Hoppen II was in 1549 burgemeester. Er zijn twee teksten. In de westelijke helft staat: in mense sexto missus est angelvs gabriel a deo in civitatem galile cui nomen nazaret ad virginem zc lvv anno 1555 (In de zesde maand is de engel Gabriël gezonden door God naar een stad in Galilea genaamd Nazaret tot de maagd enzovoort, Lucas 1-26). In de oostelijke helft staat de tekst: exsvrgens maria abiit in montes cvm festinatione in civitatem ivdah et intravit in domvm zacharaiae ac salutavit Elizabeth 1555 (Maria stond op en ging haastig de bergen in naar een stad van Juda en trad het huis van Zacharias binnen en groette Elizabeth; Lucas 1-39/40). In het schenkersvak staan burgemeester Jan Claesz van Hoppen II met zijn vrouw Lysbeth Pietersdr Rodingh en hun beide kinderen. De beschermheiligen zijn: een gemijterde abt, een onbekende en de heilige Elisabeth van Hongarije. Links in de schenkerszone is een banderol met opschrift ‘Nemo laeditur nisi a se ipso’ (niemand lijdt schade [aan zijn ziel] dan door eigen toedoen). In schenkerszone wordt Van Hoppen gepresenteerd door een niet geïdentificeerde abt en Van Hoppens vrouw Lysbeth Pieters door de H. Elisabeth van Hongarije. Zittend in het midden zijn de apostelen Petrus en Paulus, die samen een stralende zon met inschrift IESVS ophouden. | |
[pagina 359]
| |
Links boven de tekstband staat de aartsengel die Maria de Boodschap brengt, tegen een achtergrond van een Corinthische zuilenarchitectuur en een groene baldakijn. Rechts omhelst Elisabeth haar nicht Maria, omgeven door eenzelfde architectuur, hier met volledige cassettengewelven. Op de achtergrond een relatief vlak bouwwerk met twee verdiepingen, gedekt door een timpaan. In de tracering rechts staat een blauw wapen, links een spreuk. In de vlieger staan links de zweetdoek, rechts twee gekruiste sleutels met daartussen een tiara en midden boven het kofschip. Later zijn (bij een restauratie in 1634?) enkele veranderingen aangebracht. Links boven is wellicht God de Vader uit wolken verwijderd.
Op 7 april 1554 besloot de Vroedschap dat op stadskosten een glas zou worden gegeven in het VrouwekoorGa naar eind270. Het betreft het oostelijke glas, de Aanbidding der Herders (afb. 666, 667 en 679). In de stichterszone zijn in het linker deel paarsgewijs de patroons van de beide Amsterdamse kerken weergegeven: van de Oude Kerk Sint-Nicolaas en Johannes de Doper en van de Nieuwe Kerk Maria en H. Catharina van Alexandrië. In de rechter helft staat boven Anno 1555 het wapen van Amsterdam in rolwerkcartouche, gedekt door de kroon van Maximiliaan van Oostenrijk en geflankeerd door twee leeuwen. Links een banierdrager met de banier van Amsterdam. De geest en de sfeer van dit deel is geheel anders dan van het linker gedeelte en kan een latere aanpassing zijn. De tekst op de lijst erboven luidt: vbi venit plenitvdo temporis misit devs filv svvm factu ex mvliere factv svb lege vt eos / qvi svb lege erant redimeret adoptionem vt filiorvm reciperemvs (Toen de tijd vervuld was zond God zijn zoon, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet opdat hij diegenen die onder de wet waren zou bevrijden en opdat wij als zonen zouden worden aangenomen, Galaten 4-5). Boven de tekstband staan in het linker deel vijf herderfiguren, rechts Maria, het kind waarboven twee ossen en achter de Lieve vrouwe vier figuren. Daarboven rijst een ronde tempel op met gladde Corinthische zuilen die een kroonlijst dragen. Daarop staat een balustrade die een tamboer met ronde vensters omgeeft waarop een koepel rust. In het linker deel is een architectuur met gecanneleerde Corinthische pilasters, zware kroonlijsten en aanzetten van tongewelven. Op de achtergrond, doorlopend in het rechter deel van het venster, zijn bakstenen bogen en aan de voet van de ronde tempel een ronde halfzuil. De open hemel doorbreekt de gewelven en is gevuld met engelen en wolken. In de tracering rechts staat het wapen van Karel V, links het Habsburgse wapen. In de vlieger staan twee knuppelkruisen, de wapens van Holland en Amsterdam en het kofschip.
In het venster aan de oostzijde van de kapel is een vijf vakken breed glas aangebracht met erop Het Sterfbed van Maria, toegeschreven aan de Goudse glasschilder Dirck Crabeth (afb. 668-672 en 680). Het glas werd geschonken door de kinderen van burgemeester Cornelis Brunt (overleden 1542). Dit blijkt uit de volgende aantekening in het grafboek bij een dubbel graf in de Mariakapel: ‘dese twye enkele graven coemen thoe die kinderen van Cornelis Brunt, hyervan ghyen gelt ontfangen, overmits dat glas ende een nieuwe cilvern arck die zij die kerck ghegeven hebben, mit noch veel goede die kerck van hoerluyden ghescydet’[62-1:60]. Tekst in de bandwerk-cartouche: Ad laudum deiparae Virginus Mariae Brundtorum pieter Mies. (Tot lof van de Maagd Maria vanwege de Brunten Pieter Mies). Daaronder staat: me fecit 1555. De betekenis en de juistheid van de naam Pieter Mies is onbekend en onduidelijk is of dit wellicht een gevolg is van latere restauraties. Onder in het glas zijn tegen de achtergrond van een pilasterarchitectuur de schenkers afgebeeld[62-1:59; 86]Ga naar eind271. Het zijn Cornelis Brunt en zijn vrouw Trijn of Lysbeth Cornelis Bruntendr met hun wapens en patroonheiligen H.-Cornelius (met pauselijke tiara en een hoorn in zijn hand) en Sint-Catharina (met kroon en zwaard). Verder zijn afgebeeld Gijsbrecht Brunt († 1562), kanunnik van Sint-Marie in Utrecht, een in zwart geklede man (vermoedelijk Reijnier Brunt, ca. 1490-1539) en twee vrouwen met zwarte kappen en mantels, vermoedelijk Hillegont Hendricksdr (weduwe van Reijnier Brunt, † 1573) en Lijsbeth Brunten († 1573, begraven Mariakapel 51 / 52). Hillegondt Hendricksdr (geboren in Gouda) zou een belangrijke rol hebben gespeeld bij het leggen van contact met Dirck Crabeth, die toen ook begonnen was aan de glazen in de Sint-Janskerk te Gouda. De architectuur is veel minder overheersend en mist de theatrale tongewelven, die Van Noort gebruikte. | |
[pagina 360]
| |
Er zijn twee wapens in het glas aangebracht. In het glas is het kobaltblauwe glas overheersend In dit glas is te zien dat de ontwerper zelf met meesterhand en inspiratie zijn kunstwerk in glas heeft gebracht. Zo komen in de figuur van de bisschop schitterende partijen voor van oranje met witte parels, een typisch werkwijze van Crabeth. In de mijter is uitgeslepen rood te bewonderen, elders uitgeslepen groen. Uiterst links is een kruisvenster aangegeven, dat interessante bouwkundige details vertoont. In het onderste vak is een glasvenster dat met een haakje vast zit aan de stenen raamstijl. In dit draaibare deel is overhoeks glas aangegeven met een rand van langwerpig rechthoekige stroken. In het bovenste vak is alleen overhoeks glas te zien. In hogere vakken zijn latere toevoegingen met veel email. Ook hier zijn veranderingen in de wolkenpartijen. In het glas is veel gerestaureerd door Gerard van Houten, door De Angelis en door Schouten.
Fokkens (1661) meldt dat de drie glazen in de Mariakapel door Lange Pier geschilderd zijnGa naar eind272. Ook Dapper (1663) en Von Zesen (1664) vermelden dit. Commelin (1693) schrijft dat de glazen door Lange Pier ontworpen en gebakken werden te Antwerpen. Wagenaar heeft uit het Memoriaal van de Kerkmeesters opgetekend dat de glazen geschilderd werden door ene Digman. | |
Hoge KoorZeven glazen in het Hoge Koor zijn volgens Commelin tot stand gekomen uit een bijdrage van de Spaanse koning en één werd betaald door Willem van Oranje. Het laatste betreft het noordoostelijke venster in de koorlantaarn, dat de kruisiging en het overboord werpen van de profeet Jonas voorstelde[b18:119]. De kerkmeesters wendden zich in 1562 tot Nicolaes van Nieuwland, de pas benoemde bisschop van Haarlem, maar kregen van hem geen toezegging voor een bijdrage voor het laatste glas, dat dus leeg bleef[63:48]. Er bestaat een ontwerptekening voor een gebrandschilderd glas voorstellende de Graflegging en Opstanding, door Lambert van Noort in 1561 gemaakt en gesigneerdGa naar eind273 (afb. 673). Het betreft het glas in het noordoostelijke venster in de koorlantaarn, geschonken door koning Philips II. Omdat het een ontwerpschets betreft, is de begrenzende architectuur oppervlakkig behandeld. De schenkerszone aan de onderzijde vertoont een illusionistische architectonische indeling die veel overeenkomst vertoont met die van het Maria-Sterfbedglas. Het bovenste deel vertoont naast elkaar twee scènes die een over beide helften lopend geheel vormen. Links wordt Christus ten grave gedragen in het rotsgraf van Jozef van Arimathea, hier weergegeven als een vrijstaande sarcofaag onder een overhangende rotspartij. Rechts heeft, omgeven door een wolk van putti en engelen, de opstanding plaats. Daaronder is de schenker weergegeven in een ruimte met een zware architectuur van pilasters en rondbogen. Begeleid door zijn beschermheilige, de apostel Philippus, knielt de koning op een bidstoel om het heilig sacrament, uitgestald in een monstrans, te vereren. Het wapen tegen de voorkant van de piëdestal in het rechter deel van het venster is niet ingevuld maar het helmteken is dat van Castilië en Leon. Op de tekening is de tracering weergegeven. In beide vakken lopen links en rechts de montants tot in de bogen en de beide middelste stroken worden in de boog voorzien van een boogje. Erboven zijn twee eenvoudige visblazen. In de vlieger werden in drie lagen boven elkaar vijf vereenvoudigde visblazen getekend waarin alle kwartieren van het wapen van de vorst. Boven de boogaanzet is nog een brugstaaf aangegeven. In de tracering van het linker deel is de vuurslag en het knuppelkruis van de Bourgondische hertogen voorgesteld, in het rechter deel een bundel van vier pijlen. Beide symbolen komen ook in het grote venster van de Sint-Sebastiaanskapel voor. Rechts onder staat: Lambert van noort // inv 1561. Op de middenstijl is dwars de tekst: Hier moet op elcke syde een wapen staen dats // in als acht wapenen. Dit slaat op het feit dat Van Noort slechts zes wapenschilden tekent. Arent van Buchell vermeldt in zijn aantekenboek uit 1612 dat hij een glas heeft gezien met de kwartieren van hertog Karel van Bourgondië[67-1:34]. In 1681 is het glas door Gerard van Houten gerepareerdGa naar eind274. Er bestaat een rekening van de glazenmaker Barend Donker uit 1777 waarin vermeld is dat er ‘een geheel pant met 80 stucks nieuwe glaase’ gemaakt is. Wellicht is toen het Verrijzenisglas uitgenomen.
Het glas in het venster ertegenover stelde de Hemelvaart voor, het glas ernaast is nooit beschilderd geweest[b18:119]. | |
[pagina 361]
| |
673 Glas koorlantaarn. Ontwerp Lambert van Noort 1561. Teylers Museum Haarlem
De glazen in de sluiting Hoge Koor komen voor op de doorsnede van Listingh uit omstreeks 1683[b18:137]. Zij werden geschonken door Philips II. In het middelste venster was waarschijnlijk oorspronkelijk een afbeelding van Christus, maar aan het eind van de 17de eeuw een wapen van Amsterdam, gehouden door twee leeuwen. In de andere glazen zijn gemijterde figuren. In de onderste panelen van de glazen zijn wapenschilden opgenomen waarin heraldische figuren zijn weergegeven. In vak 14-15 zijn zichtbaar: links Leon en rechts een plantaardig motief, waarschijnlijk Granada. In vak 15-16 is links Oostenrijk en rechts Vlaanderen en Tirol aangegeven. In vak 16-17 staat links het wapen van Oud-Bourgondië, rechts twee klimmende leeuwen, die zowel in de wapens van Holland en Brabant als in dat van Henegouwen voorkomen. Al deze wapens komen ook voor in de ontwerptekening van Lambert van Noort. Genoemde glazen zijn vaag afgebeeld door Emanuel de Witte. Commelin meldt de afbeelding van graven en gravinnen. Bijtelaar stelt dat de kleine glazen Christus en de apostelen voorstelden[b18:119]. | |
17de en 18de eeuwEen hele reeks glazenmakers en glasschilders is betrokken geweest bij het maken en herstellen van de glazen gedurende de 17de eeuw. Wij noemen in volgorde: 1626, 1639 en 1656 Hendrick Gerritsz (Velthoen), glazenmaker. 1634-1639 Jan Frerycksz, glazenmaker; Willem Dircksz glasschrijver. | |
[pagina 362]
| |
1639-1669 Pieter Jansz of Pieter Janssen (1612-1672) glasschrijver, wellicht zoon van Jan Frerycksz.
In 1669 waren er nog 33 glazen, die van Houten tot zijn dood heeft onderhouden. Daarna kwam er snel de klad in. Na 1700 worden genoemd Isaac Voegman, Jan Jansz Slob, Jan van Houten en Otto van Polen[66:33]Ga naar eind276. Ook is melding gemaakt van schilders uit Augsburg en Jever, waarvan de naam niet is genoemd.
In 1625 werd het glas in de Hamburgerkapel in verband met de slechte staat vernieuwd in blank glas. De nog bestaande Hamburger broederschap liet in acht panden twee Hamburger wapens plaatsen en daarbij het opschrift HAMBORCH en daaronder: Anno 1495 gefondert, Ao 1626 gerepareert. Boven in het venster werden de twee oude wapens gehandhaafd. De werkzaamheden werden verricht door de glazenmaker Hendrick Gerritzen (Velthoen)[57-1:22]. In 1634-35 zijn twee Mariaglazen verlood en schoongemaakt door Jan Frerycksz, reparaties werden uitgevoerd door Willem Dircksz[54-1]. In 1639-40 is Maria Sterfbed onderhanden genomen[62-1, 73]. Toen was er een andere glazenmaker, Hendrick Gerritsz Velthoen. Het schilderwerk werd verricht door Pieter Jansz. In 1639 werd het glas in de Smidskapel gerepareerd[62-1:73] door Pieter Jansz en eind 17de eeuw door Gerard van Houten[48-2; 73:30]. | |
KooromgangIn het meeste zuidelijke venster kwam een glas, voorstellende de Vrede van Munster in 1648, vervaardigd 1656[98-2]. Het stelt voor de ondertekening van het vredesverdrag door de Spaanse koning Philips IV (afb. 681). De plechtigheid heeft plaats aan de rand van een plein in het volle zonlicht. Philips overhandigt de vertegenwoordiger van de Generale Staten het gezegelde en ondertekende vredesverbond. De koning is in vol ornaat; om zijn hals draagt hij de keten van het Gulden Vlies. De houding en het optreden van de vertegenwoordiger, die zijn hoed ophoudt, is tekenend voor de onafhankelijkheid van de Nederlanders. Toch is er wel enige afstand tussen beide milieus: de koning staat een traptrede hoger en kijkt daardoor neer op de burger. Schuin achter de vertegenwoordiger van de Staten staat een drager met in de linkerhand het symbool van de vrijheid, een hoed op een lange stok. Om de hoofdpersonen staan enige volgelingen en metgezellen geschaard. Om de gebeurtenis op het eerste plan te stellen, werd niet alleen een sterke belichting weergegeven maar ook een gedeeltelijke omlijsting in de vorm van een donkere voorgrond die links in het glas is geplaatst. Een schildwacht staat met de rug naar de beschouwer en aan zijn voeten ligt een hond. De achtergrond wordt gevormd door een perspectivisch weergegeven classicistisch bouwwerk en verder op de achtergrond is vaag nog een monumentaal gebouw geschetst. Geheel rechts in het glas staat een hoge zuil waarop een ruiterbeeld. Een merkwaardig detail is het mannenhoofd tussen de benen van de vertegenwoordiger van de Staten (wellicht de maker van het glas). In het bovenste deel van het glas is een wolkenlucht weergegeven. Een bazuinende engel wordt omgeven door enkele putti. In het wolkendek zijn een viertal wapens te zien van burgemeesters die ten tijde van de vrede van Munster in functie waren. Het betreft: boven Gerrit Schaep, links daaronder Wouter Valckenier, eronder Gerbrant Pancras en rechts Cornelis de Graeff. Onder de traptreden is in de onderste zone in de middelste drie panden een cartouche met opschrift geplaatst.
Philippus teekent met syn handen
Het Vreê Verbondt met Seven Landen
En Sta(et) Syn Recht en Tytel Aff
Dit Tuyght Het Segel Dat hy Gaff
De cartouche wordt omgeven door mager rol- en bladwerk. In de beide panden aan weerszijden zijn vier wapens geschilderd. Blijkens de rekeningen berustte de uitvoering van dit glas bij Pieter Jansz en Hendrick Velthoen. Rekeningen die hierop betrekking hebben, zijn opgenomen in bijlage 1. In 1681-1706 zijn reparaties uitgevoerd door Gerard van Houten en in 1708-'09 door | |
[pagina 363]
| |
674 Philipsglas ontwerp (vidimus). GAA
| |
[pagina 364]
| |
Isaäc Voegman in de periode dat elders in de kerk de oorspronkelijke vensters geheel vervangen werden door bakstenen[62-1:74].
In vak 45-46 kwam eveneens in 1656 het zogenoemde Philipsglas, dat de kroning van Philips de Schone weergaf (afb. 674). Het ontwerp was van Jan Gerritsz van Bronckhorst (ca. 1603-1661)Ga naar eind277. Het glas is in de 18de eeuw verdwenen[48-2]. De tekst luidde volgens Dapper (1663):
D'Aerdts-bisschop kroont hier met zijn handt
Den schoonen Filips met diamant,
Tot Koning op Kastiliens troon,
Dus erfde ons Nederrlandt die Kroon.
| |
BurgemeestersglasGa naar eind278De oudste kerk van Amsterdam kreeg een gebrandschilderd glas met de wapens van de burgemeesters die de stad sedert 1578 hebben bestuurd (afb. 675 en 682). Op de beslissing het glas niet in de Nieuwe Kerk te plaatsen zal de invloedrijke burgemeester Cornelis de Graeff (die ook de doopkapel tot begraafplaats van zijn familie maakte) zijn stempel hebben gedrukt. Dit glas kwam in de oostgevel van het Buitenlandvaarderskoor en werd in 1654 begonnen door Pieter Jansz.[48-2; 49-2] Het werd aangevuld tot 1757, toen het vol was. Zie bijlage 7. In ieder glasvak zijn vier wapens weergegeven. Boven de wapens is een timpaan, op welks schuine zijden twee geharnaste krijgers zitten. De linker figuur houdt in zijn ene hand een vaandel met de kleuren van het stadswapen, in zijn andere hand omvat hij ter hoogte van het fronton een wapenschild met het stadsschild, het koggeschip. De rechter figuur houdt in zijn linkerhand een stok waarop een vrijheidshoed, met zijn rechterhand omvat hij het wapen van Amsterdam, omgeven met een cartouche. Op dit glas zijn teksten met hoofdletters ingevuld. Daarbij is vaak een slechte verdeling gemaakt van de tekst en heeft de schilder zich ook grote vrijheden veroorloofd ten aanzien van de juistheid van de weergegeven naam. Het lijkt erop dat het hier een ongeletterd schilder betreft. Pieter Jansz was wel degelijk in staat fraaie teksten te schilderen, hetgeen onder meer blijkt uit de glazen die hij maakte voor de kerk te Oudshoorn (Alphen aan den Rijn)Ga naar eind279.
Er is reden om de gegevens over de drie hiervoor genoemde glazen (Vrede-van-Munsterglas, Philipsglas en Burgemeestersglas) nog eens kritisch te bekijken. Holsteyn - wij weten niet om wie het hier gaat - krijgt in het begin van 1653 voor het maken van een tekening van een glas 30 gulden. In de periode van 1654 tot 1657 ontvangen de glasschrijver Pieter Jansz en de glazenmaker Hendrick Velthoen samen ruim 2500 gulden voor werkzaamheden aan glasen, dus meer dan één glas. Er is ook sprake van een groot glas en wapens van heren burgemeesteren. Jan van Bronckhorst ontvangt 1350 gulden in 1657 voor een nieuw glas, waarvan de ontwerptekening het jaartal 1656 vertoont. Pas in 1681 vermeldt de rekening van de glasschrijver Gerard van Houten reparaties aan pieter Jansens glas en in 1692 aan het glas daer de koonink van Spanje syn reght afstaat door pieter jansen geschildert. In dezelfde periode worden ook reparaties opgetekend in bronckhorsten glas en in de krooning van de kooninck van Spanje door bronckhorst geschildert. Wij nemen aan dat Holsteyn een tekening leverde met de opzet voor het burgemeestersglas. In 1654 zijn daarin ongeveer 60 wapens geschilderd met daarbij de onbeholpen teksten. Het Vrede-van-Munsterglas vertoont een vaardige en brede hand van schilderen. Dezelfde opzet vertoont de vidimus voor het kroningsglas en eenzelfde brede architectuur en historische achtergrond is eveneens te herkennen in het glas dat Van Bronckhorst in 1650 voltooide voor de Nieuwe Kerk. Op grond van het bovenstaande veronderstellen wij dat Van Bronckhorst het ontwerp leverde voor de beide glazen in de kooromgang en wellicht bepaalde onderdelen daarvan zelf op glas schilderde. Pieter Jansz zal het meer eenvoudige schilderwerk van beide glazen en het brandwerk hebben uitgevoerd terwijl Hendrick Velthoen het glas in lood heeft gezet en de glazen heeft geplaatst. Pieter Jansz en Velthoen zullen het burgemeestersglas hebben gemaakt en aangevuld zoals uit de rekeningen blijkt. Daarbij zal Velthoen de namen hebben geschilderd. Waarom in 1681 en daarna het Vrede-van Munsterglas aan Pieter Jansz en het Philipsglas aan Van Bronckhorst werd toegeschreven, is niet duidelijk. In 1669 werd de taak van Pieter Jansz overgenomen door Gerard van Houten. 1681 is door Jacob Colijns een wapen bijgemaakt. | |
[pagina 365]
| |
675 Gravure weergevende het eerste burgemeestersglas, als illustratie in Commelin, Beschrijving van Amsterdam, uitgave 1693. De namen bij de wapens zijn niet juist aangegeven. Van de voornamen zijn alleen de beginletters vermeld en de namen zijn vaak verkeerd geschreven. Jaartallen ontbreken.
Commelin beeldt in 1693 een gravure van het venster af waarin onder het timpaan vijf rijen wapens zijn weergegeven en de zesde rij ten dele gevuld is (afb. 675). Hier zijn de namen bij de wapens niet juist weergegeven. Van de voornamen zijn alleen de beginletters vermeld en de namen zijn vaak verkeerd geschreven. Jaartallen ontbreken. Later kwamen er tot 1759 nog de rest van die rij en de daaronder gelegen panelen bij. De oorspronkelijke tracering die Commelin nog aangeeft, is vermoedelijk in 1702 door een vorktracering vervangen.
Er bestaat een afbeelding van het glas, in 1745 gemaakt door de glazenmaker Albertus GlasiusGa naar eind280, die echter niet in de boeken van de Oude Kerk voorkomt. Later zijn op | |
[pagina 366]
| |
dezelfde aquarel de ontbrekende wapens tot 1759 aangevuld. Met welk doel deze afbeelding is gemaakt, is niet bekend (afb. 682). | |
Grafkapel De GraeffPieter Jansz maakte in 1663 ook een wapenglas voor burgemeester Cornelis de Graeff in het middelste venster van de doopkapel[49-2; 77:18]. Het vertoonde de wapens van Cornelis de Graeff en zijn tweede vrouw Catherina Hooft, vergezeld van ornamenten en putti. Het glas werd afgebeeld bij Commelin en is verloren gegaan in de 19de eeuw. | |
De AngelisIn 1756 zocht men contact met de glasschilders De Angelis, woonachtig in Brussel en van 1746 tot 1757 bezig met het herstellen van de glazen in Sint-Janskerk te Gouda. Sedert 1751 hadden leden van de familie De Angelis een onderkomen in Gouda. In 1766 kocht P.J. De Angelis daar een huis in de Spieringstraat. Merkwaardig is dat De Angelis in België praktisch onbekend isGa naar eind281. Emmanuel de Angelis en Nicolas Tournay voerden in 1754-'58 reparaties uit aan glazen in de Sint-Goedele te BrusselGa naar eind282. Zoon Petrus Josephus reisde naar Amsterdam en sprak daar zowel over de glazen van de Oude Kerk als die van de Nieuwe Kerk. In 1759 werd een brief geschreven door vader Michael Emmanuel De Angelis aan de Regering van de Stad Amsterdam. Hij stelde voor zowel voor de Oude als de Nieuwe Kerk het herstel van de glazen en de leverantie van een nieuw burgemeestersglas te verzorgen. Alle jaren zou hij de genoemde kerken vereren met een nieuw glas, beschilderd met historiën of gebeurtenissen die burgemeesters zullen gelieven te ordonneren. Als tegenprestatie werd geen geld gevraagd maar nam hij van de stad turfas af voor de prijs die door anderen voor die meststof gegeven werd, 60 schepen per jaar gedurende 30 achtereenvolgende jaren. Ter Gouw diepte deze geschiedenis op uit het stadsarchiefGa naar eind283. In 1761 kreeg De Angelis een voorschot voor vracht, tollen en licentie ten behoeve van de Boodschap van Maria, de Groetenis van Elisabeth benevens het nieuw aangelegde burgemeestersglas. Twee jaar later werd Petrus Josephus De Angelis betaald voor een geschilderd raam (Aanbidding der Herders?). De stad kon echter niet aan de verplichting tot leverantie van 60 schepen as voldoen. In 1763 was men slechts bij machte 45 schepen te leveren. In 1765 werd het contract verbroken, op grond van meermalen gebleken financiële achteruitgang van de firma, die reeds vaak moeite had gedaan de as op krediet te ontvangen. In 1761 voerden De Angelis & zn reparaties uit aan de glazen van de kerk te Oudshoorn, ook in ruil voor schepen vol turfas. De turfas kon worden gebruikt als potas bij de fabricage van glasGa naar eind284. Vermoedelijk was dit schaarse product een lucratieve handelswaar. Het Maria-Boodschapglas behield de originele tracering met gedeeltelijk de oorspronkelijke ruiten in de vorm van liggende rechthoeken van ongeveer 20 × 27 centimeter. Het Herdersvenster kreeg een nieuwe vorktracering waarin De Angelis nieuw glas plaatste met de toen gebruikelijke verticale rechthoekige vorm van ongeveer 14 × 20 centimeter. Het Maria-Sterfbedglas heeft bovenin ook die nieuwe ruitmaat, waaruit men zou kunnen concluderen dat De Angelis ook dit deel vernieuwd heeft. Ook in het Vrede-van-Munsterglas werden reparaties verricht. De onderste linker en rechter panelen moeten toen geheel vernieuwd zijn. Links van de cartouche staat: AANGELEGT ANNO 1648 en rechts: VERNIEUVWT ANNO 1767. Beide teksten zijn geschilderd door De Angelis. Links erboven staan de dan nieuw aangebrachte wapens van Mr. Egbert de Vrij Temminck (met jaartal 1749) en Jan Calkoen (1754) en rechts de wapens van Gerrit Hooft (1766) en François de Witt (1766). De jaartallen geven aan wanneer de heren voor het eerst burgemeester werden. De beide eerste wapens komen ook voor onder in het eerste burgemeestersglas, de beide laatste in de bovenste rij van het tweede burgemeestersglas. | |
Tweede burgemeestersglasM.E. De Angelis & zn begon ook aan het tweede burgemeestersglas (afb. 676), dat in 1759 in het Snijderskoor in de plaats kwam van een glas met de stamboom van Maria[49-2]. In het begin werden alle glaspanelen ingevuld met blanke wapenschilden. Tot 1795 werden er wapens aan toegevoegd van burgemeesters en daarna nog wethouders uit de periode 1803 tot 1806, dus ten tijde van de Bataafse Republiek. Zie bijlage 7. De vormgeving van de bekroning is gelijkvormig aan die van het eerste burgemeestersglas. | |
[pagina 367]
| |
676 Tweede burgemeestersglas. Tekening door Antonie Grevenstuk in opdracht van J. Schouten, 1907.
In het glas waren van boven tot onder niet ingevulde wapenschilden aangebracht, zoals blijkt uit een aquarel van H.R Schouten uit 1786. Nu is het lege gedeelte ingevuld met blank glas-in-lood. In het totaal zijn onder het timpaan vier rijen glaspanelen gevuld met wapens. | |
19de eeuw-1940In de jaren 1843 en 1844 werden door de kerkmeester J.M. van Maanen pogingen ondernomen om gebrandschilderde glazen uit andere kerken voor de Oude Kerk te verwerven, maar die inspanningen leverden niets op[51-3]. Tegen het einde van de 19de eeuw werd een aanvang gemaakt met de restauratie van de gebrandschilderde glazen door het atelier 't Prinsenhof van ir. J.L. Schouten (1852-1936) te DelftGa naar eind285. Daarbij werden vooral werkstukken van De Angelis uitgenomen en vervangen. | |
[pagina 368]
| |
In het Maria-Sterfbedglas is aan de onderzijde een tekst aangebracht die vermeldt: In 1894 hersteld en opnieuw in lood gevat, Jan. 1898 Prinsenhof. In 1900-1901 werden de Burgemeestersglazen door Schouten gerestaureerd[66:37]. Onder in het eerste glas staat: Reparata A° 1901 JS Delft. In het Maria-Boodschapglas staat: Hersteld in 1905, Jan Schouten Prinsenhof Delft. De Aanbidding der Herders kwam daarna aan de beurt en kreeg het inschrift: Hersteld 1906 monogram JS 't Prinsenhof-Delft. Het Vrede-van-Munsterglas is in 1909 naar Schouten gegaan voor restauratie en in 1911 kwam het (na lang aandringen) terug.
Schouten heeft de delen, die hij in de beide glazen van Van Noort heeft vervangen in kisten gepakt en aan de kerkvoogdij overgedragen. Zij zijn bij de restauratie op een aantal plaatsen in de kerk herplaatst. Vergelijking van deze panelen met de huidige leert helaas dat er in beide glazen weinig origineel werk is te vindenGa naar eind286. Van de architectuurdelen zijn nauwelijks oude stukken terug te vinden, maar wellicht is dit een gevolg van de ver vergane grisailleschildering. In hoeverre er in het Maria-Sterfbedglas en het Vrede-van-Munsterglas originele stukken te vinden zijn, kan nu moeilijk worden nagegaan omdat daarvan geen oude delen bewaard zijn gebleven. De bij de laatste restauratie gebruikte beschermingsmethode met dubbele beglazing maakt het niet mogelijk snel panelen uit te nemen om een bestudering mogelijk te maken. | |
Gebrandschilderd glas in de Tweede Wereldoorlog en daarnaIn maart 1944 nam de firma W. Bogtman en zoon te Haarlem alle gebrandschilderde glazen uit. Tijdelijk werden de vensters gedicht met bont gekleurd kathedraalglas gevat in zinken profielen. De glazen werden in kisten gepakt en opgeborgen in de rijksschuilkelder in de duinen bij Zandvoort. Later werden ze naar Paasloo bij Steenwijk overgebracht. Eerst in 1948 kwamen de panelen daar weer vandaan ter gelegenheid van de tentoonstelling over glasschilderkunst, die in de kerk werd georganiseerd. Bij de restauratie werden de glazen sedert 1961 door het atelier Bogtman te Haarlem hersteld[79-3]. Door de wijziging van de tracering van het Maria-Boodschapvenster in de Mariakapel moest ook in dit glas weer veranderingen worden aangebracht. Daarbij is in het rechter deel het cassettengewelf nogal donker uitgevallen. Bij de restauratie werden in het venster aan de westzijde van de Sint-Joriskapel fragmenten van het Herderglas aangebracht. Toegevoegde tekst: Fragment van een glas in de Mariakapel, gemaakt 1761, uitgenomen 1905, hier geplaatst 1979 (afb. 684). In de Binnenlandvaarderskapel kwamen ook restanten, die Schouten had uitgenomen uit zowel het Maria-Boodschap en Annuntiatieglas en het Herdersglas met de tekst:
Fragment van glazen i.d. Mariakapel hier gepl. AD 1979 (afb. 685 en 686). In de Lysbeth Gavenkapel kwamen eveneens fragmenten uit het Maria-Boodschapglas. De tekst vermeldt: Fragmenten AD 1761 gemaakt voor de restauratie van een glas in de Mariakapel van deze kerk door M.E. d'Angelis. Daaruit AD 1905 weggenomen en hier geplaatst AD 1977 (afb. 687).
In oostelijke venster Sint-Sebastiaanskapel bevindt zich thans de gehele schenkerszone van het Herderglas, door Schouten verwijderd. Opschrift toegevoegd: Hoc vitrum quod sae culo XVIII De Angelis Bruxellensis ad originale copia vit hic repositum Anno restaurationis XIV (1968) (afb. 688). In het grote venster van de Sint-Sebastiaanskapel werden boven links twee kruisende pijlen in geel glas geplaatst, rechts een Bourgondische vuurslag. | |
[pagina 369]
| |
677 Wilsnack (D), Heilig Bloedkerk, glas uit 1460 van Zweer van Opbueren, detail. Inst. für Denkmalpflege.
| |
[pagina 370]
| |
678 Mariakapel, glas Maria Boodschap; 1981. HJ
| |
[pagina 371]
| |
679 Mariakapel, glas Aanbidding der Herders; 2000. HJ
| |
[pagina 372]
| |
680 Mariakapel, glas Maria Sterfbed; 1981. HJ
| |
[pagina 373]
| |
681 Kooromgang, glas Vrede van Munster; 2000. HJ
| |
[pagina 374]
| |
682 Eerste burgemeestersglas, tekening door A. Glasius, 1745.
| |
[pagina 375]
| |
683 H.R Schouten, Mariakapel met glas Maria Sterfbed en tweede burgemeestersglas, 1786. GAA
| |
[pagina 376]
| |
684 Sint-Joriskapel, herplaatste glasfragmenten. HJ
| |
[pagina 377]
| |
685 Binnenlandvaarderskapel, herplaatste glasfragmenten, bovenste reeks. HJ
686 Binnenlandvaarderskapel, herplaatste glasfragmenten, onderste reeks. HJ
| |
[pagina 378]
| |
687 Lysbeth Gavenkapel, herplaatste glasfragmenten. HJ
| |
[pagina 379]
| |
688 Sint-Sebastiaanskapel, herplaatste glasfragmenten. HJ
|
|