De Oude Kerk te Amsterdam
(2004)–Herman Janse– Auteursrechtelijk beschermdBouwgeschiedenis en restauratie
2.d GrafzerkenInleidingDe vloer van de Oude Kerk omvat een rijke collectie grafzerken, daterend van de late 14de eeuw tot 1865. Er zijn veel belangrijke personen begraven, zoals burgemeesters, priesters, kerkbestuurders, admiraals, geschiedschrijvers, architecten, componistenen andere kunstenaars. De zerken vormen een heel speciaal archief over de geschiedenis van het land, de stad en de kerk. Op veel zerken staan namen, bij de oudste in gotisch schrift, sedert de tweede helft van de 16de eeuw steeds meer in Romeinse letters. Tot in de 17de eeuw zijn ook veel handmerken ingebeiteld. Deze merken zijn per persoon uniek en de handtekeningen van de laat-middeleeuwse gebruikers. Geen van de zerken is ongeschonden tot ons gekomen. Door de voortdurende slijtende werking van schoenzolen zijn zij, de één meer dan de ander, afgesleten. Door verzakkingen en gebreken in de steen zijn er ook veel gebroken. | ||||||||
[pagina 338]
| ||||||||
Alle zerken zijn voorzien van een nummer, maar het zal de aandachtige beschouwer niet ontgaan dat veel zerken een dubbele nummering dragen en dan nog liggen op een andere plaats dan de nummers aangeven. Door de eeuwen heen zijn zerken verlegd, eenvoudigweg omdat ze tweedehands gebruikt zijn op een ander graf, uit de loop werden gelegd omdat het hoge reliëf een obstakel vormde of om andere redenen. Bij de restauratie tussen 1955 en 1978 zijn veel zerken weer terug gelegd op hun oorspronkelijke plaats, maar ook dat kon in veel gevallen niet. In vrijwel alle zerken is een rechthoekig gat aangebracht. Daarin kon een wigvormig werktuig geplaatst worden met een oog aan de bovenzijde. Met een hefboom kon daaraan de zerk bij een begraving of noodzakelijke vloerverhoging opgetild en weggeschoven worden. Talrijke graven waren eigendom van personen, die er voor hun familie een grafplaats reserveerden. Er blijkt een levendige handel in graven te hebben bestaan, waarin zowel de kerk als de doodgraver een belangrijke rol speelden. Veel zerken zijn voorzien van de letter K, hetgeen betekent dat een dergelijk graf eigendom was van de kerk en men daarin tegen betaling kon worden begraven. Later werd dit graf dan weer geruimd om plaats te maken voor nieuwe overledenen. | ||||||||
MaterialenDe vloer was in de 14de eeuw bedekt met rode bakken (gebakken vloertegels) en blauwe plavuizen (natuurstenen tegels), zerken van rode zandsteen, geelwitte stenen, blauwe leien (Doornikse steen) en ‘renelse stenen’[73:16]. Van het laatste begrip kennen wij de betekenis niet. Er waren graven waarop meerdere tegels lagen en graven die met één zerk gedekt werden. Ook zijn twee graven soms met een grote, zogenoemde dubbele zerk bedekt. In de Oude Kerk zijn de volgende natuursteensoorten zijn als grafzerk gebruikt. Zandsteen, vrijwel altijd afkomstig uit Duitsland en te onderscheiden in rode zandsteen en geelachtige zandsteen. Rode zandsteen werd voornamelijk tot in de 14de eeuw aangevoerd. Wij vinden zerken van dit materiaal op verschillende plaatsen in de kerk. Genoemd worden: noorderzijbeuk 170 en 227 (onder het koororgel), Hamburgerkapel 4, Sint-Joriskapel 51, kooromgang 51, 97 en 112, zuiderzijbeuk 379 en links voor de doopkapel en Sint-Sebastiaanskapel 92. Tenslotte vermelden wij in het koor op graf 81 een rode zerk genummerd 156 K, voorzien van de naam van Janneken Boele en de jaartallen 1607, 1612 en 1613. Het is aannemelijk dat al deze zerken in later tijd opnieuw gebruikt of verplaatst zijn. Geelkleurige zandsteen is weinig als grafsteen gebruikt, voornamelijk in de tweede helft van de 16de en in de 17de eeuw. Van dit materiaal werden Buitenlandvaarderskoor 97 (burgemeester Abraham Boom Pzn, 1642) en 112 (1600) gemaakt. Blauwe hardsteen, afkomstig uit het Waalse deel van België en te onderscheiden in: Doornikse steen, Naamse steen, Escosijnse steen en blauwe steen uit de omgeving van Soignies, thans doorgaans hardsteen genoemd. Doornikse steen is donker grijsblauw en sterk gelaagd. Soms zijn er witte aderen. Het is waarschijnlijk dat deze steensoort voornamelijk gebruikt is in de 14de en 15de eeuw. De steen van Cornelis Schellinger op Binnenlandvaarderskapel 31-32 uit 1625 kan een opnieuw gebruikt ouder exemplaar zijn. De zerk vertoont een laatmiddeleeuws randschrift en hoekmotieven. Naamse steen is even donker van kleur als Doornikse steen, niet schilferig en bevat geen fossielen. Er zijn leveranties bekend uit de 16de eeuw en de 17de eeuw. Escosijnse steen komt uit de omgeving van Ecaussinnes in Henegouwen, is lichter van kleur dan Naamse steen en bevat fossielen. De steen kan van de late 15de eeuw tot in de 18de eeuw gebruikt zijn. Hardsteen is vrij doods van kleur, scheurt vrij gemakkelijk en bevat fossielen. De steen is hoofdzakelijk in de 18de en 19de eeuw toegepast. Witte arduin, afkomstig uit de Belgische provincies Brabant (Gobertanger steen) en Oost-Vlaanderen (Ledesteen). Deze soorten zijn gebruikt van de latere 14de eeuw tot de 16de eeuw. Er werd gesproken van witte zerk, ook wel van een Brabantse steenGa naar eind235. Gobertanger steen is eigenlijk een verzamelnaam voor alle harde kalkzandsteensoorten uit de streken ten oosten en noorden van Brussel. De steen toont zich als grafzerk lichtgeel met vlekken. Ledesteen kan meer bruin zijn, zoals ook in de basementen van de kolommen van schip en koor te zien is. Er zijn aan de zijkanten kristallen te zien en de steen is met | ||||||||
[pagina 339]
| ||||||||
634 Lysbeth Gavenkapel 47-48, admiraal Isaac Sweers. HJ
gladde plekken en vuile insluitsels gesleten. Enkele voorbeelden: Buitenlandvaarderskoor 68 (met nummer 86), 84-85 en 117, zuiderzijbeuk 272, 276, 356-357, 374, in de viering midden voor koorhek 38-39 en bij de noordoostelijke vieringkolom 279-280. Marmer werd voornamelijk toegepast in de 17de, 18de en 19de eeuw. Een geheel marmeren zerk uit de 18de eeuw zonder opschrift ligt op Mariakapel 39-40. Op Sint-Joriskapel 79 ligt een zerk met ingelegd marmeren medaillon waarvan de naam Michiel Cray (1689) gehakt is over een ouder inschrift (wellicht uit 1581). Buitenlandvaarderskoor 67 (Abraham Ter Borch) dateert uit 1748. In de Lysbeth Gavenkapel liggen op 47-48 admiraal Isaac Sweers en zijn echtgenote. De marmeren rechthoek is wellicht het werk van Rombout Verhulst, die ook het grafmonument maakte (afb. 634). Bij de viering ligt in de noorderzijbeuk een zerk uit 1863 met op de ingelegde witmarmeren plaat een treurwilg en een urn. Half onder de koorbanken ligt op graf 96-97 een verweerde dubbele zerk, die van rood marmer is. | ||||||||
BaksteenDe meeste stroken tussen de kolommen van het schip aan de noord- en de zuidzijde zijn voorzien van een bestrating van gele bakstenen. In 1724 werden de graven in deze gedeelten geruimd omdat tussen de kolommen in de fundering metselwerk werd aangebracht. | ||||||||
Bronzen platenEnkele zerken hebben opgelegde bronzen platen, onder meer de stenen die de grafkelder van Paulus Witrz aan de westzijde van de noorderzijbeuk bedekken. Het graf van Gilles Schey in de Lysbeth Gavenkapel kreeg een bronzen naamplaat (afb. 635). Een zerk met zeer rijk uitgevoerde bronzen platen ligt in het Snijderskoor op graf 361-362. Hier ligt begraven Daniël Bernard, heer van Cattenbroek, schepen en raad van de stad Amsterdam en directeur van de Sociëteit van Suriname (1714). Twee echtgenotes gingen hem voor in 1674 en 1690. Vlak daarbij, op 365 is nog een zerk met bronzen plaat in zogenoemd Lutma-ornament. In de Lysbeth Gavenkapel ligt op 19-20 een zerk waarvan in het verleden bronzen platen zijn verwijderd. | ||||||||
AfmetingenDe oude maat van de zerken was 225 × 100 centimeter. Tussen 1555 en 1614 werden de zerken in de hele kerk verkleind tot 200 × 70 centimeter. Daarbij verdwenen van oudere zerken delen van de randschriften[57-1:15,22]. Ook dubbele zerken werden ingekort en versmald. Op de scheiding van de Hamburgerkapel met de zijbeuk liggen drie middeleeuwse zerken van het oorspronkelijke formaat. Ook in de Binnenlandvaarderskapel liggen in die strook dergelijke zerken.
635 Lysbeth Gavenkapel 26-27, viceadmiraal Gilles Schey. HJ
| ||||||||
[pagina 340]
| ||||||||
NummeringIn 1640 werden de zerken genummerd. De graven in de noorderzijbeuk en het Snijderskoor nummeren per rij (laag staat op de plattegrond van Vingboons) van zuid naar noord en de rijen van west naar oost. In alle aangrenzende kapellen nummeren de graven van zuid naar noord en de rijen van west naar oost. Het Buitenlandvaarderskoor en de zuiderzijbeuk nummeren per rij van noord naar zuid en de rijen van oost naar west. De graven in de kapellen aan de zuidzijde nummeren eveneens per rij van noord naar zuid en de rijen van oost naar west. De middenbeuk nummert van west naar oost tot aan het koorhek en de rijen zijn van zuid naar noord genummerd. Tussen de kolommen waren apart genummerde graven, ook tussen de beide noordelijke en de beide zuidelijke vieringkolommen. In het koor nummeren de graven van het koorhek naar het oosten en de rijen van zuid naar noord. De kooromgang nummert per rij van zuid naar noord, de rijen te beginnen bij het Snijderskoor tot een scheiding midden achter het Hoge Koor, alwaar een strook smallere zerken ligt. De rijen in de zuidelijke helft verlopen van oost naar west naar het Buitenlandvaarderskoor. | ||||||||
Afgedankte altaarstenenEen altaar bezat een stenen blad of mensa, dat voorzien was van een ingehakt kruis op de vier hoeken en één in het midden. Indachtig het principe dat het verspilling is oude materialen weg te gooien, werden veel van die altaarstenen later gebruikt om een graf te bedekken. Tegen de westmuur van de noorderzijbeuk ligt bij het orgel een oorspronkelijke altaarsteen van gele steen met één wijdingskruisje (nr. 3-4, thans onder portaal). Midden voor de kolom tussen Binnenlandvaarderskapel en Weitkoperskapel ligt een bijgehakte voormalige altaarsteen van witte arduin, voorzien van vijf kruisjes (graf 33 K). De maat van deze steen is opvallend klein. Wellicht heeft deze behoord bij het altaar dat tegen de kolom heeft gestaan. In de Sint-Joriskapel ligt op graf 15 een altaarsteen met geprofileerde zijkanten die al voor de Alteratie als zodanig was afgedankt. De steen komt van noorderzijbeuk 251/252. Het is een der oudste altaarstenen uit de kerk. | ||||||||
Hergebruik van zerkenNiet alleen altaarstenen werden later als grafzerk gebruikt, ook veel grafstenen werden later op andere graven hergebruikt en bleven tot heden bewaard. Zo ligt in de kooromgang bij kolom 17 op plaats 82 een zerk die ooit het graf dekte van de vroeg-16de-eeuwse burgemeester Andries Boelensz op nummer 40 in de Sint-Joriskapel. Kooromgang 43-44 is genummerd 31-32 en is omgeruild met Mariakapel 31-32. Ook werd soms een tekst in een oudere zerk gebeiteld. Een voorbeeld is zerk 20-21 in de kooromgang, de zerk van Hans Martensz Cruydenier (‘in den Otter op 't Water’ = Damrak) uit 1613 waarop in 1716 in schrijfletters de naam werd aangebracht van Jacobus van Henghel. | ||||||||
PriesterzerkenPriesters werden begraven met gezicht naar het oosten, in tegenstelling tot leken die met het gezicht naar het westen ter aarde werden besteld. Priesterzerken zijn herkenbaar aan een miskelk die erop staat afgebeeld. Wij noemen enkele van deze zerken. Mariakapel 56 is sterk afgelopen maar vertoont onder meer een kelk en twee jeruzalemveren. Er werden meerdere priesters onder deze zerk ter aarde besteld. In de Sint-Sebastiaanskapel ligt een witte steen bij westmuur, op 31 werd Pieter Pietersz in 1540 begraven, op 45 (genummerd 8 K) pastoor Simon Alewynsz uit 1573 (afb. 652). Ook ligt er een priesterzerk uit het Sinte-Barbaraklooster (1480). Op graf 269 in de noorderzijbeuk voor de Sint-Joriskapel ligt de volledig afgelopen zerk van Brunic Jacop Claes Brunincsz, in 1439 stichter van het Sint-Pancratiusaltaar op die plaats[59-1:20]. Hij werd er in 1467 begraven. | ||||||||
Vormgeving en indelingMiddeleeuwse zerken zijn vaak voorzien van een randschrift dat meestal tussen lijnen is aangebracht. Regelmatig komen daarin de letters b.v.d.z. voor, hetgeen staat voor: bid voor de ziel. Veelvuldig komt op de hoeken een motief voor, doorgaans bestaande uit de omlijning van een vierkant dat aan vier zijden door een spitsboogje of een halve cirkel wordt doorsneden en waarin symbolen staan van de evangelisten, van rechts boven rondgaande in de richting van de wijzers van de klok: Mattheus, | ||||||||
[pagina 341]
| ||||||||
636 Zuiderzijbeuk 230-231. H
637 Huiszittenkapel 21. HJ
638 Hoge Koor 72-73, Hendrick Hudde. HJ
639 Mariakapel 33-34, Uytenbogaert. Tekening B. Bijtelaar
Marcus, Lucas en Johannes. Voorbeelden daarvan zijn onder meer te vinden in de Sint-Sebastiaanskapel op 31, een blauwe priesterzerk die sterk is ingekort, en op 54-55. In de zuiderzijbeuk ligt op 230-231 een dergelijke zerk uit 1568 die later iets verkleind is. Het ornament is renaissance, de belettering en indeling zijn nog gotisch (afb. 636). Een gotische zerk met randschrift zonder hoekmotieven ligt in de Sint-Sebastiaanskapel op nummer 45. Op Sint-Sebastiaanskapel 29 ligt een fragment van de zerk van Frans Jacopsz met een schild met omgekeerd hart, hangend aan een riem. In de Binnenlandvaarderskapel is op 26-27 een Gobertanger steen uit 1560 met kruisende banderollen in ruitvorm. Een enkele blauwe zerk met vrijwel hetzelfde motief bevindt zich in de Huiszittenkapel op graf 21[70-1:35] (afb. 537). In de Sint-Joriskapel ligt op 44-45 een gotische zerk van omstreeks 1565 met tekstbanden langs de randen en een cirkelvormig aangebrachte tekst in het midden. In de tweede helft van de 16de en het begin van de 17de eeuw zijn de zerken versierd met renaissance-motieven die aan metaalbeslag doen denken, zogenoemd Vredeman-de-Vriesornament. Onder andere ziet men dat op Hamburgerkapel 25 (afgesleten, nog oude maat), middenbeuk 194 (in doophuis) en Hoge Koor 72-73 (Hendrick Arentsen Hudde 1596) (afb. 638). Hierop volgt wat men zou kunnen noemen de meer architectonische Hendrick de Keyser-stijl. Voorbeelden zijn middenschip 206-207 onder doophek (sterk afgesleten) en Sint-Joriskapel 27 uit 1620. Hierna volgen de ornamentstijlen elkaar snel op: rond 1650 het Lutma- of kwabornament (Mariakapel 33/34, afb. 639), daarna de achtereenvolgende Lodewijkstijlen en tenslotte het sobere 19de-eeuwse neo-classicisme. Doodsemblemen als zandloper en doodshoofd zijn te vinden op Sint-Joriskapel 27, zerk van de kruidenier Willem Jansz uit 1620. Op de zerk staat een vijzel waarin een stamper die door een hand wordt vastgehouden; merk: IW. Op Mariakapel 135-136 de zerk van De Dieu uit 1727 met wapen van voorvaderen Oetgens met behalve een wapen ook een zandloper, een doodshoofd en als helmteken een koehoorn met overhoeks kruis. | ||||||||
Zerken van eldersToen aan het einde van de 16de eeuw de kerk van het Minderbroedersklooster werd afgebroken, zijn verschillende belangrijke zerken naar de Oude Kerk overgebrachtGa naar eind236. De witte zerk op nummer 81 in de Sint-Sebastiaanskapel werd in 1892 opgegraven bij het wegbreken van de fundamenten waarop eens het Sinte-Barbaraklooster stond (thans Bank van Lening, Oudezijds Voorburgwal / Nes). Omstreeks 1911 kregen tenminste twee zerken uit de Nieuwezijds Kapel een plaats in de Oude Kerk. Het betreft de zerk uit 1603 op de huidige plaats 7 in de Binnenlandvaarderskapel, die gemerkt is NZK en het oude nummer 16 draagt. Ook 13-14 is uit de Nieuwezijds Kapel afkomstig en is voorzien van de oorspronkelijke nummers 56-57. | ||||||||
[pagina 342]
| ||||||||
640 Binnenlandvaarderskapel 25, Michael Jansz. HJ
In de kerkvloer zijn een aantal zerken verwerkt van de in 1950 gesloopte Eilandskerk, ter vervanging van zwaar beschadigde en historisch weinig belangrijke exemplarenGa naar eind237. Deze zerken zijn gemerkt met EK en onder meer te vinden op graf 28 Hamburgerkapel met een hoge molen uit 1780 en op plaats 2 in de Binnenlandvaarderskapel (nr. 79, zonder EK). Iets verder naar het oosten liggen twee afgesleten zerken uit de Eilandskerk, genummerd 103 en 105, de laatste omgekeerd. In de Sint-Joriskapel liggen onder het koororgel ook een aantal van deze zerken. | ||||||||
Belangrijke en interessante zerkenWij beschrijven een aantal vermeldenswaardige zerken, beginnende in de noorderzijbeuk tegen de westmuur en de Hamburgerkapel, voortgaande naar oost en vervolgens door de kooromgang naar de zuiderzijbeuk en terug naar de westgevel. Tenslotte volgt de middenbeuk van het koor. | ||||||||
Noorderzijbeuk
| ||||||||
HamburgerkapelTegen de westmuur ligt een rijk versierde dubbele zerk uit omstreeks 1741 van schepen Cornelis Graafland en echtgenote met rijke barokversiering rond alliantiewapens en de spreuk ‘Het Leeven is van Arm of Ryk Een tedre bloem of rook gelyk’. Hij lag oorspronkelijk op plaats 39-40 in deze kapel maar ruimde daar het veld omdat er een toegang naar de bergplaats buiten de kerk is gemaakt. In het midden van de kapel zijn de oorspronkelijke graven van de Hamburger Broederschap, nummers 12-15 en 20-23, waarvan een aantal het wapen van Hamburg draagt[57-1:15]. 14-15 is een Gobertanger steen uit de bouwtijd van de kapel. De blauwe steen nr. 12 met het wapen van Van Schulenborch dateert uit 1516 en werd bij de verkleining van de zerken grotendeels van zijn randopschrift ontdaan[57-1:15]. In de Hamburger graven 12-13 werd in 1727 het gebeente bijgezet van Cornelis Cruys. Eigenlijk heette hij Niels Olsen Creutz en was geboren in 1657 in StavangerGa naar eind238. Deze zeeman en scheepsbouwmeester trad in 1697 als onder-equipagemeester in dienst van de Admiraliteit van Amsterdam. Tsaar Peter de Grote nam hem een jaar later mee naar Rusland, waar hij als vice-admiraal de grondslag legde van de Russische zeemacht. Hij overleed in Sint-Petersburg. In 1741 werd het graf geruimd en de resten in de torenkelder geborgen. Op 6-7 is de zerk uit 1575 gelegd van Neeltje Reyniersdr Brunt en haar echtgenote Dirck Hendricksz Opmeer, die oorspronkelijk Tussen de pilaren 17-18 heeft gelegen, maar daar bij de funderingverbetering in 1724 het veld heeft moeten ruimen. 25: zerk met vroeg-17de-eeuws ornament van Jan Jacob van Hinloopen (ca. 1550-1613), mede-oprichter van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (1602). | ||||||||
Binnenlandvaarderskapel3: gotische zerk van oude maat. 9: sterk afgesleten originele gotische zerk uit 1554, in het midden getooid met Sint-Michael op de verslagen draak, eronder het merk Iacob Broersz. met links en rechts de initialen van I(an) D(uyn), die er in 1589 werd begraven. 17: wapen van Van Beresteyn en in de hoeken vier wapens met beren. In het randschrift komt het jaartal 14.2 voor. 25: zerk van Michael Jansz. en echtgenote, respectievelijk overleden 1523 en 1517 (?); heeft nog het oude formaat (afb. 640). 26-27: is een Gobertanger steen uit 1560 met kruisende banderollen in ruitvorm uit de laatgotische periode. 31-32: bedekt het graf van de kerkmeester Cornelis Schellinger uit 1625, waarschijnlijk van Doornikse steen. | ||||||||
WeitkoperskapelVoor de portalen lagen geen sterk bewerkte zerken, ten eerste omdat dat struikelen in de hand zou werken en ten tweede omdat de bezitter van een dergelijke zerk liever niet had dat er veel over gelopen zou worden. | ||||||||
[pagina 343]
| ||||||||
641 Weitkoperskapel 43, Calckoen. Tekening B. Bijtelaar.
642 Mariakapel 11-12, Herman Ter Molen. Tekening B. Bijtelaar
In 1642 werd Saskia van Uylenburch, echtgenote van Rembrandt, in de Weitkoperskapel begraven. De gladde zerk 29 met de K van kerkgraf werd in 1953 voorzien van het opschrift SASKIA 19 JUNI 1642. Onder de trap naar het koororgel ligt de zerk van de familie Calckoen uit 1624 (afb. 641). | ||||||||
Sint-Joriskapel7:1758, draagt de naam van de familie Hollard en een sierlijk monogram. 18-19: behoorde toe aan Jacob de Bruinnen, die in 1661 overleed. De zerk is rijk gebeeldhouwd met schreiende putti en twee doodshoofden rond een wapenschild en als helmteken drie vogels en twee dansende engelen. 21: Claes Hansz Pottebacker, 1603, tekst in gotische letters, in 1618 op dezelfde wijze aangevuld en in 1622 met Romeinse letters. 27: kruidenier Willem Jansz uit 1620, gemerkt WI; op de zerk een vijzel waarin een stamper die door een hand wordt vastgehouden. 40-41 (149-150 zuiderzijbeuk): 1545 Allert Dircksz Fasol, schepen. Over beide zerken een banderol in ruitvorm met gotische inscriptie. 44-45: gotische zerk van omstreeks 1565 met tekstbanden langs de randen en cirkelvormig aangebrachte tekst in het midden. 51: tegen de noordmuur de roodzandstenen zerk, door mej. Bijtelaar 1385 gedateerd, later voorzien van een ovaal. | ||||||||
Snijderskoor351-352: hier werd kerkmeester, advocaat en notaris Nicolaas Listingh in 1705 begraven. Zerk nu in Mariakapel 29-30. 355: zerk met initialen IAS van Jan Agges Scholten (1690-1772), tabakshandelaar en bestuurder V.O.C., bouwer van huis Scholtenburg, Prins Hendrikkade 142. 356-358: gladde zerken die ooit toebehoorden aan burgemeester Jan Claesz van Hoppen II, één van de schenkers van het Maria-Sterfbedglas, overleden in 1573. Later werd er burgemeester Coenraad van Beuningen (1622-1693) begraven en tenslotte was eigenaar jhr. David Willem Elias, burgemeester van Amsterdam van 1818 tot 1828. 361-362: zeer rijk geornamenteerd met bronzen platen, graf van Daniel Bernard, heer van Cattenbroek (bij Linschoten). Zijn echtgenotes Clara Alewyn en Cornelia Munter werden er begraven in 1674 en 1690 en hijzelf in 1714. Behalve de wapens van beide vrouwen wordt de zerk gesierd door de wapens van Bernard, Corbault, Moor en Nicquet. 363: hier vond de befaamde schilder Jacob de Wit (1695-1754) zijn laatste rustplaats. Op de zerk een ingekrast merk, toebehorend aan eigenaars die het graf in 1557 kochten. 381: alliantiewapens van de familie van der Put (eigenaar sedert 1657), drie dolfijnen en een leeuw voor een boom. 382-383: gebeeldhouwd alliantiewapen, Jan Raphoen, eigenaar in 1642, kwab- of Lutmaornament. 434 (kooromgang 16): marmeren zerk, dekte het graf van Hendrik Pantel (overleden 1747), die in zijn tijd de grootste steenhouwerij in Amsterdam bezat. | ||||||||
Mariakapel11-12: Harmen ter Molen, burgemeester, vermoedelijk van Narwa in Estland (afb. 642)Ga naar eind239. De zerk heeft op de vier hoeken een cirkel waarin de vier evangelisten. Het randschrift luidt: ‘Anno dni 1559 de 18 Julius starf der Her Harmen ter molen burgemeister van der nerver die god genedich sey’. In het midden is een ovaal waarin een engel die twee wapenschilden houdt: een met een hertenkop en een met een handmerk. In de renaissance-omlijsting zijn boeketten van vruchten en bloemen[62-1:63]. 23-24: twee alliantiewapens onder helm, Joan van de Poll († 1708), Geertruyd Blaauhelm († 1692). 29-30: de zerk waaronder in 1705 kerkmeester Nicolaas Listingh werd begraven. Die behoort op graf 351-352 van het Snijderkoor thuis. Spreuk: Na dit een beter. 31-32: rijk geornamenteerde zerk van de familie Gordon uit 1786, afkomstig van kooromgang 43-44. 33-34: Uytenbogaert- Van Hoorn (1652), rijk bewerkt in Lutma-ornament. Joannes Uytenbogaert was Ontvanger-generaal van Amsterdam en kunstliefhebberGa naar eind240. 43-44: zerk die toebehoorde aan de familie Rijser. De 16de-eeuwse zerk was in de 18de eeuw gebroken en werd vervangen door een nieuw exemplaar in de stijl van die tijd met het oude opschrift. | ||||||||
[pagina 344]
| ||||||||
643 Mariakapel 49-50, Harmen Cruck. Tekening B. Bijtelaar
644 Mariakapel 68-69, Van Bassen. RCN
49 en 50: twee zerken uit 1559 van Henrick Jansz Croeck, wiens naam verloren is gegaan. Op de ene zerk staat: ‘(har)men Jacop so(en) kruck va(n) wesel starf de 5e dach december a. 1570 b.v.d.z.’, op de andere: ‘jansz. va(n) vree(n) smit starf int jaer 1559 de 10 augusty’ en ‘... vrou symens sy(n) huysvr., .. b.v.d.z.’. Lambert Jansz van Vreen was smid op de Zeedijk. Op de zerk staat Sint-Eloy, patroon van het smidsgilde (afb. 643). 56: priesterzerk Eggert (van Snijderskoor 427). 59-60: Willem van den Bergh en echtgenote die eigenaar van het graf werden in 1694. 68-69 (afkomstig van 9-10): de zerk van Abraham Ernst van Bassen uit 1680 (afb. 644). In een cirkel is in relief een wapenschild waarop een geharnaste ridder te paard, omgeven door gekrulde acanthusbladen en met als helmteken het bovendeel van een steigerend paard. Onder het wapen een lint met de spreuk: Andentes Fortuna invat. 70-71: Pieter van Dam (1621-1706), advocaat-generaal en geschiedschrijver van de Vereenigde Oostindische Compagnie[40]Ga naar eind241. In het jaar van zijn overlijden was hij kerkmeester. 72: in dit graf werd Walich Sieuwertsz (1549-1606) begraven, schrijver van het traktaat ‘Roomsche mysterien ondeckt’ tegen gebruiken in de katholieke mis[96, 98-1]. Hij was ook kerkmeester. 78-79 (Mariakapel 80-81): in 1679 werd hier Jacob Jacobsz Hinloopen, lakenkoopman, schepen en raad begraven. In 1709 werd er ook zijn gelijknamige zoon begraven, die het tot burgemeester had gebracht. | ||||||||
Kooromgang45-46: Nicolaas Abeleven, koopman en koster van de kerk, overleden in 1740. De zerk toont een groot ovaal met helm en dekkleden, het helmteken is een uitkomend schaap. Het wapen is gedeeld: boven drie sterren, onder een schaap. 47: Arnoldus Abeleven, 1777. Zelfde wapen in rococo-omlijsting. 63: typisch renaissance-ornament, 1610, graf van Geertruyd van Steenbergen, weduwe van Adolf van Gelder, zoon van Karel de Oude, bastaard van Karel van Egmond, de laatste hertog van Gelre. 92: in 1712 werd hier de schilder en uitvinder van de brandspuit Jan van der Heyden ter aarde besteld. 99 of 100 op de overgang van de kooromgang naar het Buitenlandvaarderskoor: in 1621 is hier de organist en componist Jan Pietersz Sweelinck begraven. Ook zijn zoon en opvolger Dirck kwam in dat graf. | ||||||||
Buitenlandvaarderskoor92 en 93: in 1575 is hier de schilder Pieter Aertsz of Aertsen bijgenaamd Lange Pier begraven[66, 45]. Het opschrift op zerk 92 luidt in Romeinse letters: ‘der lange fier /schilder hier/ en ovt beiaert/ in konst vermaert’. Midden op beide zerken een ovale cartouche met schildersattributen, in het midden een merk en de initialen P A. Daaronder op zerk 93 in pseudo-gotische letters: Anno en op 92 M.D lxxv (afb. 645). Zijn zoon Pieter Pietersz, eveneens als schilder bekend geworden, is daar in 1612 ter aarde besteld.
645 Buitenlandvaarderskoor 92-93, Pieter Aertsz. HJ
| ||||||||
[pagina 345]
| ||||||||
646 Buitenlandvaarderskoor 110-111 v.d. Spelt. HJ
647 Zuiderzijbeuk 230-231, Bouwen Jacopsz. HJ
78:16de-eeuwse zerk waaronder in 1669 de edelsmid Janus (Johannes) Lutma, ontwerper van het koorhek van de Nieuwe Kerk, is begraven en zijn zoon Johannes de Jonge twintig jaar later. De zerk toont een uitgediepte cirkel met daarin een hart in reliëf. Het zilvermerk van Lutma was eveneens een hart[66:32]. 110-111: zerk uit 1702 van de familie Van der Spelt, graankooplieden. In een ovaal is een wapenschild met herenkroon. Het wapen is gevierendeeld en in twee delen staat een tarwe-aar. Spelt is een grove tarwesoort (afb. 646). | ||||||||
Zuiderzijbeuk167-166: rand met Romeinse letters, Trijn Stegemanns (1587), echtgenote van burgemeester Roelof Egbertsz, die er in 1619 werd begraven. Zijn merk en initialen staan op de zerk. Tekst: T. MOET OM LEVEN STERVEN, 1. COR. C 15.V.36. 230-231: uit 1568, dekt de graven van Bouwen Jacopsz en zijn familie. In de vier hoeken zijn de evangelistensymbolen, in het midden een wapenschild, gehouden door twee putti, waarin de initialen B en I (afb. 647). 235: vroeg-19de-eeuwse zerk van de familie Talbot met in een bewerkt ovaal een springende leeuw; erboven een muts waarop eveneens een leeuw (afb. 648). 323: gotische zerk uit 1573 van Pieter Adriaensz, glazenmaker in de Pijlsteeg. Merk met A en P, ovaal met afgesleten wapen waarboven doodshoofd in cirkel (afb. 649). 337: voor de Huiszittenkapel, onder een wapenschild met merk is een leidekkershamer afgebeeld (afb. 650). Het begin van de tekst luidt: Hier leit begraven Gherrijt
648 Zuiderzijbeuk 235, Talbot. HJ
649 Zuiderzijbeuk 323, Pieter Adriaensz. HJ
| ||||||||
[pagina 346]
| ||||||||
650 Zuiderzijbeuk 337, Gherrijt Pietersz Leydecker. HJ
651 Zuiderzijbeuk 396, Michiel Cornelisz de Lange. HJ
652 Sint-Sebastiaanskapel, pastoor Simon Alewijnsz. Tekening B. Bijtelaar
653 Smidskapel 49-50. HJ
Pietersz Leydecker. Hij werd begraven op 25 september 1567. In het graf is ook zijn echtgenote Anna Pietersdochter ter aarde besteld. 396: vroeg-17de-eeuws rolwerkornament, dekt het graf van de in 1618 overleden Michiel Cornelisz de Lange. In het midden is een ovaal met wapen, de initialen MC staan in een cirkel daaronder. Later zijn hier vele andere personen begraven maar de zerk bleef altijd dezelfde, ondanks het feit dat bij de verkleining de zijden zijn afgekapt (afb. 651). 397: hier werd in 1801 de organist en dirigent Bartholomeus Ruloffs begraven. 447-450 voor doopkapel: grafkelder over vier graven van Johanna Elisabeth Blesen, vrouwe van de Werve, overleden .11 november 1738
In de doopkapel werden de volgende personen begraven:
In 1995 zijn van deze personen kisten en grafplaten teruggevonden. | ||||||||
Sint-Sebastiaanskapel[50-2]31: priesterzerk. 44 (8K, uit Lysbeth Gavenkapel): Simon Alewijnsz, de één na laatste pastoor van de kerk. Rechte rand zonder hoekmotieven. Randschrift in gotische letters: ‘Hier leit begrave Simon Alewyns zo pastoor van dese sterf Anno 1573 den 22 in Augustij een pater noster en Ave maria voor die ziel om gods wil’ (afb. 652). 54-55:1540 burgemeester Hobrecht Jacobsz met randen en hoekmotieven. De rijk bewerkte witte zerk op in de hoek bij de houten wand op nummer 81 is afkomstig van het Sinte-Barbaraklooster en dekte daar het graf van de priester Wouter Jacobsz Ruysch de jonge, overleden in 1480. | ||||||||
SmidskapelVoor de toegang tot librije ligt een aan de randen afgehakte en sterk afgesleten dubbele witte zerk (49-50). Binnen een laat-gotische ornamentatie ligt een lijk van een vrouw uitgestrekt. Aan de voeten is een doodshoofd, aan de zijkanten een banderol (afb. 653). Deze zerk lag oorspronkelijk in de zuiderzijbeuk voor de Huiszittenkapel. | ||||||||
Huiszittenkapel11K: op de scheiding met de zijbeuk werd in 1532 begraven Johan Franckens alias Jan van Covelens (Koblenz), de bekendste orgelbouwer uit het begin van de 16de eeuwGa naar eind242. | ||||||||
[pagina 347]
| ||||||||
654 Lysbeth Gavenkapel, Boreel-Coeyman. HJ
13-14: Casparus Commelin, de schrijver van het boek Beschryvinge van Amsterdam, dat in 1693, het jaar van zijn overlijden, verscheen. 15-16: Justus Vingboons, architect van onder meer het Trippenhuis en maker van de plattegrond van de kerk uit 1683, werd hier in 1698 bijgezet. Sedert de 18de eeuw was de familie Backer eigenaar van deze graven. 21: ingekorte zerk uit het begin van de 16de eeuw met rand en vierpas. In het midden een ruitvormig gevouwen banderol, waarin opschrift betreffende ‘......Albertsz Fekerdey ende Nel syn wyf’ (afb. 637). 33 (zuiderzijbeuk 372): 17de-eeuwse zerk van Abraham Muyssart, wapen met drie Sint-Jacobsschelpen. 34-35 (zuiderzijbeuk 237-238): zerk met alliantiewapen van Wouter Jacobsz Valckenier (overleden 1710) en zijn vrouw. | ||||||||
Lysbeth Gavenkapel15 en 16: 17de-eeuwse zerken met het wapen van de familie Van Outshoorn die de kapel stichtte. 26-27: vice-admiraal Gilles Schey die in 1703 een natuurlijke dood stierf. Daarom kreeg hij geen grafmonument (afb. 635). 29-30 tegen zuidmuur: georiënteerd naar noordzijde: Boreel-Coeyman (afb. 654). 38-39 (voorheen zuiderzijbeuk 381-382): families Van Loon en Slicher, begraven tussen 1730 en 1769. | ||||||||
Hoge KoorGa naar eind24316-17: Mathijs Coenraetsen Burgh, brouwer, koopman en regent van het Sint-Pietersgasthuis, 1595. 18-19: Johannes Poppen, koopman, bewindhebber van de Oostindische Compagnie, 1616. 20 (voorheen koor 94): Nicolaes van Bambeeck, koopman, hoofd-ingeland van de Beemster, 1615. Zerk ingekort en versmald. 33-34: burgemeester Jacobus Boelen, 1621. 39-40: Paulus van Lutselen, 1606. 45-46: familie Alewijn-Lestevenon, 1724, gravenkroon met 9 parels. 47 en 48: twee zerken met het wapen van Jan Six (hier niet begraven). 49 (koor 14): familie Emtinck, 1645. 50-51: burgemeester Gerrit Hooft, 1767. Daarvoor familie Panhuys[51-4]. 54 (= 55): Jacob Willemsz Warmond, huiszittenmeester, 1640. 58-59 (voor koorbank): Johannes Hudde, burgemeester en mathematicus (1628-1704), komt ook voor in burgemeestersglas. 60: stadsbeschrijver Tobias van Domselaer, 1685. Later familie Scherenberg-Deutz. 72-73: Hendrick Arentsen Hudde, raad en schepen, 1596, Vredeman-de-Vriesornament (afb. 638). | ||||||||
[pagina 348]
| ||||||||
655 Hoge Koor 108-109, De Graaf. HJ
79: Susanne de Wildt + Jean Lucas Pels, heer van Hoogelande, 1739-1741, kroon met drie bladen en twee parels (markies). 86-87: hier werden sedert 1699 vele leden van de familie Rendorp begraven, o.a. de burgemeesters Pieter († 1760) en Joachim († 1792). Beiden zijn opgenomen in het tweede burgemeestersglas. 101: Hans Verheiden, 1606, helmteken met gevleugeld monster. 107: Maarten Jansz Koster, burgemeester en medicus, overleden 1592; = 4K Sint-Joriskapel (ook in burgemeestersglas). 108-109: familie De Graeff. De zerk vertoont de alliantiewapens van De Graeff en Boelens in een rijke omlijsting met kwabornament. Twee lange Latijnse teksten hebben betrekking op de burgemeesters Dirck Jansz († 1589) en Jacob Dircksz († 1638) (afb. 655). 112: bij de deur aan de noordzijde werd in 1765 Conrad Friedrich Hurlebusch (organist sedert 1742) begraven, en in graf 123 in 1830 Anthony Boursse, eveneens organist van de kerk. De laatste woonde in het organistenhuis ten noorden van de toren. De zerk behoorde toe aan de in 1615 overleden vrouw van burgemeester Reinier Pauw. 124: hier werd in 1832 de blinde organist Daniel Brachthuyzer, die het orgel van de Nieuwe Kerk bespeelde, begraven. Zijn broer Willem Hendrik Brachthuyzer, organist van de Oude Kerk, werd een jaar later in graf 125 ter aarde besteld onder een dubbele zerk met een ouder opschrift. 133-134: familie Huydecoper, onder meer burgemeester Joan (1599-1661. Op linker zerk wapen met drie ossenschedels en huismerk. 135-136: Mr Hendrik De Dieu, 1727, met wapen van voorvaderen Oetgens naast het wapen een zandloper, doodshoofd en als helmteken een koehoorn met overhoeks kruis. In 1677 wilde men in het koor een grafkelder maken voor Michiel Adriaensz de Ruyter maar dit plan kwam niet tot uitvoering omdat raad Cornells Roch weigerde afstand te doen van zijn dubbele familiegraf nr. 147 op die plaatsGa naar eind244. Toen is het graf in de Nieuwe Kerk tot stand gekomen. Cornells Roch zelf werd op Nieuwjaarsdag 1682 in het familiegraf bijgezet | ||||||||
Middenbeuk45 bij kolom 29 onder het orgel: Lucretia van Merken († 1789) en Nicolaas van Winter († 1795), voor wie een gedenkteken tegen de westmuur van de noorderzijbeuk werd aangebracht; initialen NSVW en LWVM. 247: Cornelis Twisk, die in 1767 het huisje tegen de Sint-Sebastiaanskapel bouwde en in 1770 betrokken was bij de verbouwing van het zuiderportaal; medebouwer Felix Meritus (Keizersgracht 324, 1787-'88); initialen CT. 251: merk van Jan Claes Goerten, schepen in 1464, en initialen ADG van Anthonius de Graaf, overleden 1839. Viering 326-327: doctor Jacobus Barra de jonge, na 1662, wapenschild met als helmteken een vijfpuntige ster en verder twee doodshoofden en een omgevallen zandloper. De zerk draagt de nummers 258-259 maar is afkomstig van middenschip 236-237. | ||||||||
Herstel en onderhoud van de zerkenvloerOmdat de sterk in relief gehouwen zerken enerzijds een kostbaar goed vormen en anderzijds afslijten onder de vele voetstappen en een lastig obstakel vormen, is wel eens voorgesteld sommige belangrijke exemplaren verticaal tegen de muur te plaatsenGa naar eind245. Dit middel is echter erger dan de kwaal omdat de steen dan met zijn natuurlijke lagen verticaal komt te staan, hetgeen funest is. Voorbeelden in Zeeland, onder andere te Kapelle, bewijzen dat. Bij de restauratie is men er van uitgegaan dat fraaie of bijzondere zerken niet onder de koorbanken zouden blijven liggen of terecht zouden komen. Hierdoor is een enkele maal afgeweken van de historische positie. Tot omstreeks 1950 werd de kerk iedere week met een brede bezem geheel geveegd met vochtig fijn zand. Daardoor liepen eventuele open voegen tussen de zerken vol, hetgeen mede verzakkingen tegenging. Vuil en stof werden op deze manier ook verwijderd. Het zand werd geborgen in een ruimte aan de noordkant van het portaal in de kooromgang, die derhalve het zandhok heette. Later is men de vloer met water gaan reinigen, waardoor het zand juist tussen de voegen wegspoelde. | ||||||||
[pagina 349]
| ||||||||
656 Klokje uit 1508 dat boven orgel hing; 2000. HJ
|
|