De Oude Kerk te Amsterdam
(2004)–Herman Janse– Auteursrechtelijk beschermdBouwgeschiedenis en restauratie
2.c Grafmonumenten en gedenktekensInleidingDe Oude Kerk herbergt een aantal grafmonumenten en houten rouwborden voor zeehelden, die in 's lands dienst gesneuveld zijn. Hieruit blijkt dat het gebouw niet alleen een plaatselijke betekenis had maar ook landelijk een belangrijke functie vervulde. In 1676 weigerde de schepen Cornelis Roch het familiegraf in het koor te ontruimen voor het praalgraf van admiraal Michiel de Ruyter, die altijd in de Oude Kerk de | |
[pagina 332]
| |
diensten bezocht. Daarom kreeg dit graf tenslotte een plaats in de Nieuwe Kerk. Mede daardoor zijn op die plaats oude funderingen bewaard gebleven. Opvallend is dat in de Oude Kerk in de Franse tijd rond 1800 de burgemeestersglazen met de vele wapens en de wapens op grafmonumenten en zerken ongemoeid zijn gelaten. In dit politieke klimaat kunnen ook de rouwkassen ongemoeid zijn gelaten. | |
GrafmonumentenTussen de kolommen 11 en 12 aan de noordzijde van het koor is Jacob van Heemskerck begraven, overlevende van de overwintering op Nova Zembla en in 1607 gesneuveld bij Gibraltar. Tegen kolom 11 is zijn stenen epitaaf aangebracht. Dit was het eerste monument voor een zeeheld dat op staatskosten gesticht isGa naar eind228. Het werd voltooid in 1609 en wordt toegeschreven aan Hendrick de Keyser (1565-1621)Ga naar eind229. Het gedenkteken is uitgevoerd in marmer en eenvoudig en streng van lijn (afb. 620). Het epitaaf heeft de vorm van een aedicula, die rust op een kistvormig element dat overdekt is met een doek. Op die doek is een (thans nauwelijks zichtbare) uitbeelding van de slag bij Gibraltar. Daaronder is een schedel weergegeven en erboven een faunsmasker. De aedicula heeft een piëdestal met aan de zijkanten links en rechts een faunsmasker. Er is een uitvoerig Latijns opschrift en daaronder het door Pieter Cornelisz Hooft geschreven grafvers:
Heemskerck die dwers door 'tijs en 'tijser dorste streven,
Liet d'eer aen 'tland, hier 'tlijf, voor Gibraltar het leven.
De zwartmarmeren plaat daarboven wordt omgeven door een architraaflijst, geflankeerd door een Dorische zuil aan weerszijden. Erop staat een uitvoerige Latijnse tekst. De aedicula wordt gedekt door een gebroken gebogen fronton met aan beide zijden daarop een bol. Op het fries staat de tekst Honori et AEternitati. Overlopend van het fries naar het timpaan is een door rolwerk omgeven wapenschild met een klimmende leeuw. Het epitaaf wordt bekroond door een gouden kroon van scheepsboegen die in 1662 al wordt genoemd. In 1768 werd een nieuwe kroon boven het wapen geplaatst. De koperslager Pieter van 's Herenberg maakte de kroon naar een model dat de stukadoor Jacob Otten Husly had geboetseerd. Er zijn ook andere posten die duiden op een opknapbeurt in dat jaar[b14:60]. Het graf van Van Heemskerck werd aan de oostzijde tegen kolom 12 geflankeerd door zijn wapenrusting en zwaard, die na de Franse revolutie bij de familie van de vlootvoogd kwamen en tenslotte in 1876 in het Rijksmuseum werden opgenomenGa naar eind230. Beeldend daarbij is het ontbreken van een dijstuk. In 1844 is een nieuw ijzeren hek geplaatst voor het grafGa naar eind231.
Aan de zuidoostelijke zijde van de vieringkolom 22 bevindt zich de epitaaf uit 1633 voor kapitein Cornelis Jansz de Haan, bijgenaamd ‘het Haantje’, van gepolychromeerd hout (afb. 621). Hij is in dienst van West-Indische Compagnie gesneuveld in de strijd tegen de Duinkerker kapers. Onderaan staat de tekst:
Hier rust die Heldt, die van syns vyands schepen
In sevenmael quam seven vlaggen slepen
En gaf voor 't laest op twee zoo dapper vonck
Dat 't eene vlood, 't ander by hem sonck.
Bij de restauratie is op een stuk wrakhout de signatuur C.M. ontdekt. Dezelfde initialen komen ook voor op het westelijke korbeelstel in de Weitkoperskapel met de datering 1620. De Haan werd begraven in graf 121 in het Buitenlandvaarderskoor ‘en syn luytenant en syn korperael en syn konstapelmaet’ staat in het begraafboek.
Tegen de oostmuur van de Lysbeth Gavenkapel is het praalgraf aangebracht voor vice-admiraal Abraham van der Hulst, die in 1666 in de Tweede Engelse Oorlog sneuvelde tijdens de Vierdaagse Zeeslag. Zijn praalgraf werd gemaakt door Artis de Witt en is van niet al te hoge artistieke kwaliteit (afb. 622). Op de tombe ligt een marmeren beeld van de admiraal, gekleed in een harnas, omgeven door treurende kinderfiguurtjes (afb. 623). De tekst luidt: | |
[pagina 333]
| |
620 Epitaaf Jacob van Heemskerck; voor 1912. GAA
621 Epitaaf Cornelis de Haen; 1966. PZ
‘Ter onsterfelyker gedachtenisse van den Eed. en Manhaften Zeeheld Abraham van der Hulst Vice Admiraal van Holland en Westfriesland / Gebooren tot Amsterdam den xi April mdcxi / Hier rust hy die niet rusten kon / eer hy syn vyant overwon / om Hoogh. leeft hy in vreughden In marmer door syn deugden’. Onderaan staat rechts de signatuur: Artis.d.Witt.pinx et sculp.s.
Tegen de westmuur van de Hamburgerkapel werd in het graf 5-6 begraven de schout bij nacht, vice-admiraal Willem van der Zaan, gesneuveld in 1669 tegen de Algerijnse zeerovers bij Kaap Tres Forkas. In 1670 werd boven zijn graf een marmeren epitaaf aangebracht, vervaardigd door Rombout Verhulst (afb. 624)Ga naar eind232. Het monument is samengesteld uit grijs dooraderd wit marmer. Onderaan zijn twee ankers, die zijn gesigneerd: r:verhulst. fesit (links) en anno.1670 (rechts). Op een zwart marmeren plaat staat in vergulde letters:
Gedachtenis / Door Haer Ed:Mo: de Heeren ter Admiraliteydt / doen oprechten, ter Eeren van den / Schout by nacht, / Willem van der Zaan / ontrent de Kaap Tresforkas uyt een Algiers / Roof schip met een pondts koogel geschooten / en ontslaapen den 17 Maart 1669. Dus leeftmen na de Doot / Dit is door't Land tot Eer van van der Zaan bestelt / Om dat een Roovers Schoot ontzielde desen Helt / Vijf Goude ketenen, had hy voor heen genooten / Rust hier tot eer van haar, die uyt hem sijn gesprooten W.v. Laegh fesit
Onder de tekstplaat is een met scheepsboegen gekroond wapen met steigerend paard, waaronder de zeeslag fraai in relief is uitgebeeld (afb. 625).
Tegen de westmuur van de Lysbeth Gavenkapel bevindt zich het marmeren grafmonument voor vice-admiraal Isaac Sweers uit 1673, ook door Rombout Verhulst gemaakt (afb. 626). | |
[pagina 334]
| |
622 Grafmonument Abraham van der Hulst. HJ
623 Detail grafmonument Abraham van der Hulst. HJ
624 Grafmonument Willem van der Zaan. HJ
625 Detail grafmonument Willem van der Zaan. HJ
De uitvoerige Latijnse tekst begint met: Hic situs est Isaac Swerius .... Ervoor is rond het graf een smeedijzeren hek. Sweers sneuvelde in 1673 tijdens een zeeslag tegen de Engelsen. Het grafmonument is versierd met een afbeelding van het gevecht, waaronder twee bazuinblazende putti (afb. 627).
Beide werken van Verhulst zijn opgebouwd uit een rechthoekige plaquette, aan de onderzijde is een zeegevecht weergegeven. Aan de bovenzijde bevindt zich een borstbeeld van de overledene. | |
Rouwborden en -kassen[52-1]De kerk is niet rijk aan rouwkassen en -borden geweest, zoals dat soms bij veel kleinere kerken wel het geval is geweest. Bovendien werd op 2 juni 1795 bevolen alle | |
[pagina 335]
| |
626 Grafmonument Isaac Sweers. HJ
627 Detail grafmonument Isaac Sweers. HJ
628 Overgebleven deel van het grafbord van Zeehelm; 1966. PZ
wapenborden uit de kerk weg te nemen[50]. Er kwamen nadien slechts twee volledige rouwkassen terug en verder kwamen her en der fragmenten van andere houten gedenktekens te voorschijn.
In de Lysbeth Gavenkapel hebben boven het monument van Isaac Sweers drie rouwkassen gehangen, zoals blijkt uit tekeningen van Schouten van omstreeks 1785 (afb. OA 31). De middelste kas lijkt 17de-eeuw en is voorzien van een horizontaal uitstekend vaandel. Rechts is een iets jongere kas en links een wellicht ook nog 17de-eeuwse kas. In de Huiszittenkapel hing tegen het onderste deel van het blindvenster aan de westzijde een eenvoudig rouwbord met een wapen in een overhoeks vierkant.
In 1951 kwamen onderdelen te voorschijn van het rouwbord voor Hendrick Gerritsz Zeehelm, admiraal van Zweden, gestorven in Amsterdam op 27 mei 1668. Het bestaat uit een wapen waarop een zeilend oorlogsschip met Zweedse vlag van achteren en van de grote steng. De overledene werd in het Buitenlandvaarderskoor begraven. Vice-admiraal Sjøhielm, geboren in Zeeland, is met een hier te lande uitgeruste hulpvloot naar Zweden vertrokken. Hij bleef daar en vocht tegen de Nederlandse vloot in de slag op de Sont. Van het rouwbord bleven alleen gedeelten van het wapen bewaard. Die werden omstreeks 1955 bijeengebracht en gerestaureerd (afb. 628). Nu hangen de resten in het Buitenlandvaarderskoor.
In 1679 werd Paulus Wirtz, een uit Holstein afkomstige veldmaarschalk in Nederlandse dienst, die onder stadhouder Willem III gestreden had tegen Lodewijk-xiv, bijgezet in een grafkelder tegen de westgevel dicht bij de Hamburgerkapel. In 1668 was hij benoemd tot veldmaarschalk, stierf in 1675 Hamburg. Tegen de muur boven zijn laatste rustplaats werd een grote rouwkas opgehangen, samen met zijn ijzeren wapenrok. Van het volledige gedenkteken is een gravure te vinden bij Wagenaar (afb. 629). | |
[pagina 336]
| |
629 Rouwkas Paulus Wirtz, gravure uit Wagenaar, 1765.
630 Bewaard gebleven deel rouwkas Paulus Wirtz; 1958. Dienst Publieke Werken afd. Stadsontwikkeling.
In 1840 werd de grafkelder gerepareerd[b4:27]. Er werden alleen enkele koperen platen en hengsels van de kist gevonden. In 1919 werd de gehavende rouwkas teruggevonden en hersteld door de beeldhouwer Joh. H. Schröder[b4:31]. Het wapenschild met vier kwartieren en hartschild, geflankeerd door twee ridders met helmtekens zijn nog bewaard gebleven (afb. 630). Het is nu opgehangen boven zijn grafkelder. Ook is er nog een kleiner gelijkvormig wapenschild.
In de grafkapel van de familie De Graeff hangt een rouwkas uit 1703 voor Aertje de Graeff, dochter van Cornells' broer Andries. Tot 1913 heeft deze kas in de doopkapel gehangen voor het middelste venster en is toen tegen de westmuur van de zuiderzijbeuk geplaatst[77:21]. Nu hangt de kas in de doopkapel tegen noordmuur (afb. 631). Dicht bij de Doopkapel hangt tegen de westwand de rouwkas van Jacob Baron de Petersen (1703-1780), Generaal Directeur over de Noord- en Zuidkust van Afrika, daarna schepen en bewindhebber van de West-Indische Compagnie (afb. 632). Hij was een ver familielid van de familie De Graeff en is begraven in 's-Graveland[77:20]. Wellicht werd deze kas in de Franse tijd naar hier overgebracht. Tot 1913 heeft ook deze rouwkas in de doopkapel gehangen onder die van Aertje de Graeff voor het middelste venster. Schouten tekent in 1785 deze kas nog niet.
Vice-admiraal Gilles Scheij stierf in 1703. Hij werd begraven in de Lysbeth Gavenkapel en kreeg een wapenbord, waarvan het wapen bewaard bleef. Dat is opgehangen onder het venster aan de zuidzijde. | |
GedenktekensTegen de westgevel van de noordelijke zijbeuk bij de Hamburgerkapel werd in 1828 een gedenksteen geplaatst voor het dichtersechtpaar Van Winter-Van Merken, ontworpen door T.F. SuysGa naar eind233 en uitgevoerd door de beeldhouwer P.J. GabriëlGa naar eind234[b4:15] (afb. 633). Het bestaat uit een geschuurde hardstenen lijst waarbinnen een wit marmeren plaat, grijs geaderd, geflankeerd door omgekeerd geplaatste toortsen van wit marmer. Het geheel wordt bekroond door een fronton waarin een witmarmeren urn met lauwerkransen rond de oren. Het inschrift luidt: ‘Ter nagedachtenis van Nicolaas Simon van Winter en Lucretia Wilhelmina van Merken, te Amsterdam geboren, door kunst- en huwlyks-min-vereenigd, beide uitmuntend als Nederlandsche dichters. Het Genootschap voor uiterlyke welsprekendheid. MDCCCXXVIII’. De dichter Van Winter (1718-1795) was koopman in Amsterdam. Hij schreef De Amstelstroom (1755), Gedichten en fabelen (1762), De Jaargetijden (1769) en was medewerker aan de psalmberijming van 1773 van het genootschap Laus Deo, salus populo. Hij was getrouwd met Lucretia van Merken (1721-1789) en sinds 1783 woonden zij te Leiden. Van Merken schreef een aantal toneelstukken in de trant van
631 Rouwkas Aeltje de Graeff, doopkapel. HJ
632 Rouwkas Jacob baron de Petersen, westgevel zuidbeuk. HJ
| |
[pagina 337]
| |
633 Gedenksteen Van Winter-Van Merken. HJ
het Franse classicisme en gedichten: Jacob Simonszoon De Rijk (1774 ter gelegenheid van de opening van de schouwburg op het Leidseplein), Maria van Bourgondië, Het Beleg van Leiden. Hun beider oeuvre is verzameld in David (1768), Toneelpoezij (1774,21786), Germanicus (1779) en de dichtbundel Het Nut van Tegenspoeden (1762). De echtelieden zijn begraven in het middenschip onder zerk 45, die voorzien is van hun initialen.
Tegen kolom 18 op de overgang van Buitenlandvaarderskoor naar kooromgang is een bronzen gedenkplaat voor de organist en componist Sweelinck.
‘jan pieterszn sweelinck 1562-1621 Ter Vereerende Nagedachtenis aan den Nederlandschen Grootmeester van het Orgel Door de Nederlandsche Organistenvereeniging By gelegenheid van haar 40 jarig Jubileum’.
Ontwerp en uitvoering zijn van Lantman. Het gedenkteken werd onthuld op 5 september 1931.
In 1936 werd een gedenkteken aangebracht voor Carel van Mander bij zijn graf in het zuidelijke deel van de kooromgang. Het bestaat uit Obernkirchner zandsteen. De tekst luidt: ‘Aan de nagedachtenis van Carel van Mander, dietsch prozaschrijver, dichter en schilder geb. in mei 1548 te Meulebeeke, gest. 11 sept. 1606 te Amsterdam. Door Nederlandsche en Vlaamsche bewonderaars van zyn schilderboek, 11 sept.1936’. Boven het vlak met het opschrift is in reliëf het symbool van Sint-Lucas, een gevleugeld rund, afgebeeld. Rechts daarvan het wapenschild van het Lucasgilde en links het wapen van Van Mander. Aan weerszijden van dit schild is op banderollen te lezen:
Mensch soeckt veel - doch een is noodigh.
In 1948 kwam tegen kolom 2 een gedenkplaat voor Kiliaen van Renselaer, stichter van de kolonie Renselaerswijk in Nieuw-Nederland (New York). Hij werd in het middenschip bij deze kolom begraven in 1643. De koperen plaat gemaakt door L.W. van Kooten en zoon te Amsterdam.
Boven de deur van de voormalige Heilig Grafkapel in de kooromgang is een steentje geplaatst ter herinnering aan mejuffrouw Bijtelaar met de tekst:
Barendina Maria Bijtelaar 1898-1978 archivaris Stichting De Oude Kerk. (Mejuffrouw Bijtelaar overleed op 24 oktober 1978).
Tegen de noordwestelijke zijde van kolom 29 bij het orgel is een roodkoperen gedenkplaat aangebracht ter nagedachtenis aan de organist Feike Asma (1912-1984). Het opschrift luidt:
27 september 1986 van zijn vrienden. Ik zal den Heere prijzen in mijn leven: ik zal mijn God psalmenzingen terwijl ik nog ben. Psalm 146:2. |
|