De Oude Kerk te Amsterdam
(2004)–Herman Janse– Auteursrechtelijk beschermdBouwgeschiedenis en restauratie
1.e GewelfschotelsOnder houten tongewelven werden vaak bij de afwerking van de kap op plaatsen waar de gewelfribben elkaar in de nok van het gewelf ontmoeten, cirkelvormige houten ge welfschotels aangebracht[62-2;2002] Deze zijn soms voorzien van een gestoken versiering, die echter zelden een hoog artistiek gehalte bereikt. De schotels zijn op de kruising van de ribben van een spitsbooggebint en de nokrib eenvoudig met spijkers bevestigd tegen de uit de gebintbalk gespaarde knoop of de onderzijde van de koningstijl. De kleine schotels zijn doorgaans uit één stuk hout gesneden, grotere bestaan meestal uit twee stukken die met deuvels aan elkaar zijn bevestigd. Vrijwel altijd zijn de gewelfschotels voorzien geweest van een krans van stralen. Dit blijkt uit de zwaluwstaartvormige sleuven of gaten die er aan de bovenkant in worden aangetroffen. Menigmaal zijn stralen en uitkepingen voorzien van telmerken of geschilderde gotische cijfers. Afhankelijk van de grootte waren er meestal acht of zestien stralen. Die waren overal verwijderd of ruwweg afgebroken. Onder de zogenoemde loodgieterszolder boven de Weitkoperskapel, die als werkplaats dienst heeft gedaan, kwam omstreeks 1956 uit de gewelven een originele straal van een gewelfschotel te voorschijn, compleet met resten verguldsel (afb. 412). Het is een slingerend en naar het einde dun toelopend model, dat ondanks zijn bewegelijke lijnen een statische vorm heeft. Bij grote schotels zijn er tussen de slingerende stralen dunne rechte naaldvormige stralen geweest. Bij de restauratie zijn na deze vondst overal nieuwe stralen aangebracht. Alleen in de Sint-Joriskapel zijn enkele probeersels uit de periode voordien te zien (afb. 420). Stralen en sleuven werden ook van telmerken voorzien. De schotels zullen overeenkomstig de gildebepalingen door schrijnwerkers zijn gemaakt, het houtsnijwerk door beeldsnijders. In de periode tussen 1450 en 1520 is de rand van de schotels altijd voorzien van een profilering waarin een rondstaaf het belangrijkste element vormt. Tussen 1550 en 1560 zijn ook vlakke profielen gebruikt die aan de vormen van de renaissance beantwoorden (afb. 413).
413 Profielen randen gewelfschotels. Schaal 1:2.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
414 Plattegrond met nummers gewelfschotels
415 Noorderzijbeuk tegen westgevel, Lam Gods; 1959. PP
Voor de ordening nummerden wij de gewelfschotels van west naar oost, eerst aan de noordzijde van de kerk, vervolgens aan de zuidzijde en tenslotte in de middenbeuk (afb. 414). Deze nummers zijn in de hierna volgende tekst steeds tussen haakjes aangegeven. De schotels worden zoveel mogelijk in chronologische volgorde besproken.
Onder het gebint tegen de westgevel van de noorderzijbeuk bevindt zich een halfcirkelvormige schotel (1) met een diameter van 40 centimeter. De rand is slechts even verhoogd. Daarbinnen is het Lam Gods geschilderd (afb. 415). Wellicht dateert | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
416 Buitenlandvaarderskoor onder scheiding met hallenschip, Sint-Nicolaas; 1967. RCN
417 Buitenlandvaarderskoor, sterren; 1965. AvR
418 Buitenlandvaarderskoor, driekwart schotel met Christuskop; 1965. AvR
419 Noorderzijbeuk bij Sint-Joriskapel, Sint-Nicolaas; 1958. HJ
420 Sint-Joriskapel, voetboog; 2000. HJ
421 Sint-Joriskapel, vogelklauw; 1958. HJ
deze schotel nog uit de bouwtijd van het hallenschip, dus van kort voor 1400. Er is verder geen exemplaar gevonden dat hiermee vergelijkbaar is. Het Buitenlandvaarderskoor kwam als deel van het hallenkoor tot stand en behield later zijn oude vorm. Daarom zullen de hier aanwezige schotels van omstreeks 1455 dagtekenen. Zij hebben alle een geprofileerde rand en zes stralen. Op de schotel op de scheiding met het vroegere hallenschip (49) is Sint-Nicolaas, de patroon van de kerk, geschilderd in goud op een blauwe ondergrond (afb. 416). De heilige houdt de rechterhand zegenend opgeheven en heeft de bisschopsstaf in zijn linker hand. Oostelijk daarvan is een schotel met een blauwe ondergrond waarop geen afbeelding is aangetroffen. De beide volgende schotels (51 en 52) dragen op een blauwe achtergrond een achtpuntige gouden ster omgeven door acht kleine achtpuntige sterren (afb. 417). Tegen de oostmuur is een driekwart schotel, beschilderd met Christuskop in een aureool met vier rode bladen. Deze schotel heeft vijf stralen (afb. 418).
Hierop volgt een reeks schotels uit de periode 1490-1510, die van houtsnijwerk is voorzien. Op de kruising van de noorderzijbeuk met de Sint-Joriskapel kwam onder de omstreeks 1487 ingebrachte koningstijl een schotel (14) met een diameter van 56 centimeter, 2 Amsterdamse voeten. Het snijwerk vertoont Sint-Nicolaas, staande op een console (afb. 419). Naar het noorden volgen twee schotels met een doorsnede van 38 centimeter, respectievelijk in hoogreliëf gesneden met een voetboog (15) (afb. 420) en een arendsklauw (16), het symbool van de voetboogschutters (afb. 421). De rand van deze schotels was verguld op een rode ondergrond. Bij de restauratie werd tegen de noordgevel een schotel (17) toegevoegd met het wapen van Sint-Joris, een rood kruis op een wit vlak met het jaartal 1957.
Omstreeks 1495 is in en voor de Hamburgerkapel en de Binnenlandvaarderskapel een reeks schotels tot stand gekomen. Bij twee schotels in de noorderzijbeuk tegenover de Hamburger- en de Binnenlandvaarderskapel (2 en 6) werden de figuren door een schendende hand uitgezaagd en het daardoor ontstane gat werd met een plankje | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
422 Noorderzijbeuk onder koningstijl Binnenlandvaarderskapel, figuur uitgezaagd; 1956. HJ
423 Hamburgerkapel, wapen van Hamburg; 1967. RCN
424 Binnenlandvaarderskapel, schip; 1956. HJ
425 Zuiderzijbeuk voor Lysbeth Gavenkapel, Sint-Nicolaas;2001. HJ
426 Zuiderzijbeuk tussen Lysbeth Gaven- en Huiszittenkapel, Sint Jan met Lam; 1967. RCN
afgedekt. Bij de restauratie zijn de plankjes verwijderd en acht golvende en acht rechte stralen weer aangebracht (afb. 422). In de Hamburgerkapel is een kleine gewelfschotel (3) bevestigd met een diameter van 29,5 centimeter. Hij geeft het wapen van Hamburg weer in rood en goud, in hoog relief gesneden. De rand is verguld met rode zeshoekjes op een gele ondergrond, de achtergrond is blauw (afb. 423). Bij de restauratie werd tegen de noordgevel een kopie van deze schotel aangebracht. De schotel (5) in de zijbeuk heeft een verguld profiel en een blauwe ondergrond zonder versiering. De dikte is met rood aangegeven. Er zijn acht stralen. In de Binnenlandvaarderskapel is een schotel (7) met de emblemen van de beurtschippers (afb. 424). De roodgeverfde rand gaat zonder bandje over in een ojief waarvan de hoge kant met bladgoud bezet is; het hol is rood gekleurd. Een klein schuin gouden bandje vormt de afscheiding met de blauwe ondergrond. Hiertegen steekt een in relief gestoken gouden overnaads schip af, dat vaart op blauwe golven. Het schip heeft een roer en een mast met sprietzeil en voorstag. Aan de voet van de mast is een kajuit (of lading?). In het zeil vertoont zich een omgekeerde rode geldbuidel waaruit tien geldstukken vallen. Stag en touwen zijn verguld, de zijkanten ervan zwart geschilderd. De diameter is 32 centimeter, de grootste dikte 4 centimeter. De schippersemblemen, die ook in de gewelfschilderingen te zien zijn, komen op gelijke wijze gesneden ook voor op de miséricordes van de koorbanken, die dus ook omstreeks 1500 gemaakt kunnen zijn.
Omstreeks 1505 kwamen aan de zuidzijde van de kerk twee kapellen gereed en ook hier werden enkele fraai gesneden schotels aangebracht op de kruisingen met de oude zuiderzijbeuk. Tegen de westgevel van de zijbeuk is een schotel (31) waarop vermoedelijk een brandende hostie is afgebeeld. Onder de koningstijl op de kruising met de Lysbeth Gavenkapel is een gewelfschotel (32) waarop de halve figuur van Sint-Nicolaas (zonder baard) met staf op wolkjes is uitgesneden. De diameter van deze schotel is 56 centimeter (ongeveer 21 Amsterdamse duim) (afb. 425). In de Lysbeth Gavenkapel vertoont schotel 33 een vlakke schildering van Maria op maansikkel. De diameter is 33 centimeter. Er zijn acht stralen waarvan de inkepingen genummerd zijn van de westzijde en rondgaande tegen de wijzers van de klok. Tegen de zuidgevel is een vlakke schotel (34) waarop een gravure met een Christuskop is geplakt. De diameter is 34 centimeter en er zijn vier stralen onder een hoek van 60° met elkaar. In de zuiderzijbeuk tussen de beide kapellen is een gesneden schotel (35) met een diameter van 56 centimeter. Daarop is de halve figuur van Sint-Jan met het Lam aan zijn linkerzijde uitgebeeld, boven wolkjes uitkomend (afb. 426). De kepen voor de stralen zijn ongeveer 5 centimeter ingesneden en zwaluwstaartvormig van doorsnede, op het diepste punt 4 centimeter breed. Zij zijn gemerkt 1 tot 8 van oost rondgaande naar zuid. Het vaardige snijwerk van de schotels 32 en 35 is van de hand van dezelfde kunstenaar, die later ook aan de noordzijde in de Weitkoperskapel werkzaam is geweest. Onder de koningstijl van de Huiszittenkapel is een schotel (36) van 59 centimeter diameter. Daarin is een zegenende Christus uitgebeeld als man van Smarten, zittend op een bank (afb. 427). De mantel en de rand zijn verguld, het lichaam is rood. Het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
427 Zuiderzijbeuk voor Huiszittenkapel, zittende Christus; 1967. RCN
428 Huiszittenkapel, gravure Christuskop; 1967. RCN
429 Noorderzijbeuk voor Weitkoperskapel, Jacobus Major; 1956. HJ
430 Weitkoperskapel, rozet; 1956. HJ
geheel is stuntelig gesneden met ‘klompvoeten’ en veel te grote handen. In de Huiszittenkapel zijn twee kleine schotels (37 en 38) waarop afdrukken van een zelfde houtsnede zijn geplakt. Zij geven het bloedende hoofd van Christus weer (afb. 428). Schotel 37 heeft acht stralen die met een haalmes gemerkt zijn. De schotel tegen de gevel heeft vier stralen in de vrije richting, voorzien van C-vormige merken die met een guts zijn ingehakt. Bij kolom 26 stond het altaar van het Grootkramersgilde dat gewijd was aan de beschermheilige van de kooplieden Sint-Maarten[74:39]. De gewelfschildering daarboven toont de inwijding van een bisschop, vermoedelijk dus Sint-Maarten. Deze heilige is als ruiter te paard ook weergegeven op de gehavende gewelfschotel (39) dicht bij deze schildering. De voorstellingen op de schotels 36 tot 39 hebben betrekking op de thema's Lijden en Barmhartigheid, hetgeen verwijst naar de werkzaamheden van de Huiszittenmeesters.
Tegen 1510 kwamen de gewelfschotels in en bij de Weitkoperskapel aan de noordzijde tot stand. Op de ontmoeting van de kap van de zijbeuk met de Weitkoperskapel (waar het Sint-Jacobsaltaar was) is de fraaiste schotel, voorstellende Jacobus Major, in slechts 4,5 centimeter reliëf uitgebeeld (afb. 429). Hij wordt weergegeven ten halven lijve op wolkjes van gelijke vorm als die op de schotels 32 en 35. Op het hoofd heeft hij een pelgrimshoed met een schelp, in de rechterhand een rood gekleurd boek, in de linker de pelgrimsstaf. De baard bestaat uit vier haargolvenGa naar eind152. De diameter is 46,5 centimeter. De voorstelling is zeer vaardig gesneden. In de schotels 9, 11 en 12 is een rozet gesneden waarvan de bloembladen dezelfde gestileerde vormen hebben als de wolken op de voorgaande schotel (afb. 430). De diameter is eveneens 46,5 centimeter, de dikte van de rand is 4,8 centimeter en bij het hart 9 centimeter. Bovenkant van de rondstaaf is rood, een smal horizontaal bandje is blauw evenals ondergrond. De roos is verguld en heeft zeven kroonbladen en een hart. Er zijn acht golvende stralen.
In Sint-Sebastiaanskapel en Smidskapel zijn omstreeks 1517 schotels aangebracht zonder snijwerk. Op het vlakke middendeel zijn wapentekens en emblemen van het Habsburgse huis geschilderd. Daarbij komt onder meer de Bourgondische vuurslag voor, een stukje ijzer met twee krulvormige handvatten. Men maakte vuur door | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
431 Smidskapel, wapen met acht kwartieren van Philips de Schone en Johanna van Aragon; 1968. RCN
hiermee tegen een steen te slaan. Sedert de stichting van de Orde van het Gulden Vlies in 1430 was de vuurslag het orde-symbool onder de zinspreuk: ‘Ante ferit quam flamma micet’, hetgeen betekent: men moet slaan om vuur (het vuur des geloofs) te krijgen. Onder de koningstijl op de kruising met de Smidskapel is een grote gewelfschotel (40), waarop de acht kwartieren van Philips de Schone en Johanna van Aragon, de ouders van Karel V (afb. 431 en 432). Karel volgde in 1516 op in Aragon en Castilië. Er zitten aan de achterzijde 16 sleuven voor stralen in. Bij de restauratie hebben die afwisselend een rechte en bewogen vorm gekregen. In de Smidskapel zijn achtereenvolgens het wapen van Holland (41) (afb. 433) en een Bourgondische vuurslag met knuppelkruis (42) (afb. 434). De diameter van deze schotels is 32 centimeter. De laatste heeft altijd tegen een muur gezeten, getuige de vijf stralen die erin zijn aangebracht. Zuidelijk van de zuidwestelijke vieringkolom is bij de restauratie een nieuwe schotel (43) aangebracht met het jaartal 1970. In de Sint-Sebastiaanskapel vinden wij van noord naar zuid vijf schotels. Tegen de doorsnijding van de middenbeuk is op een
432 Zelfde schotel in gewelf.
433 Smidskapel, wapen van Holland; 1968. RCN
434 Smidskapel tegen zuidgevel, vuurslag met knuppelkruis; 1968. RCN
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
435 Sint-Sebastiaanskapel, halve schotel wapen van Holland; 1968. RCN
436 Sint-Sebastiaanskapel, wapen van Oostenrijk, dubbele adelaar; 1967. RCN
437 Merken op achterzijde van schotel 45 1968. RCN
438 Sint-Sebastiaanskapel, vuurslag met knuppelkruis; 1967. RCN
439 Sint-Sebastiaanskapel, Jeruzalemkruis; 1967. RCN
tweederde cirkel het wapen van Holland geschilderd (44) (afb. 435). Daarop volgt op de kruising met de zuiderzijbeuk het wapen van Maximiliaan van Oostenrijk († 1519), een dubbele adelaar onder kroon (45), diameter 47 centimeter (afb. 436). Op de achterzijde zijn merken behorende bij zestien stralen, acht met cijfers en acht met letters (afb. 437). In de kapel zijn achtereenvolgens een Bourgondische vuurslag met knuppelkruis of tondelstokken (46) (afb. 438), een Jeruzalemkruis, het wapen van het Sint-Sebastiaansgilde (47) (afb. 439) en een Bourgondische vuurslag in een hele cirkel (48) (afb. 440).
De gewelfschotels in de schiplantaarn (1512) maken deel uit van de koningstijlen van de kap. Boven het orgel is een beschilderd exemplaar (54). De geprofileerde rand is verguld. Het middenstuk draagt het gelaat van Christus, met baard. Aan de zijkanten is een stralennimbus. De onderzijde van de voorstelling is naar het westen gericht. De onderzijden van de andere koningstijlen in het schip zijn niet van een bijzondere beschildering voorzien (afb. 441).
Ten tijde van de bouw en afwerking van de Mariakapel omstreeks 1555 werden hier en in het aangrenzende deel van het hallenkoor (sedertdien de Snijderskoor) gewelfschotels | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
440 Sint-Sebastiaanskapel, vuurslag; 1967. RCN
441 Onder koningstijl middenschip, Christuskop.
442 Snijderskapel, Maria Magdalena; 1960. PP
443 Snijderskapel, rozet.
aangebracht. Vrijwel alle schotels hebben een rode rand en het vlakke middelste deel is blauw geschilderd. Daarop is een afbeelding geschilderd. Op de scheiding met het oude hallenschip bevindt zich een schotel met acht stralen (18) zonder voorstelling. Oostelijker volgt in het Snijderskoor onder de nieuwe koningstijl een grote vlakke schotel (19) met zestien stralen en een diameter van 62 centimeter. De schotel heeft een rand met een dubbele profilering en in het midden een schildering voorstellende Maria-Magdalena met de zalfpot (afb. 442). De schotel heeft zestien inkepingen waarin voor de restauratie resten van stralen zaten die bij de rand van de schotel waren afgezaagd. Schotel 20 waarop een mannenkop met ringbaard en rode mantel is geschilderd, heeft acht stralen. De rand en de achtergrond zijn blauw. Midden in de westelijke travee van de Mariakapel bevindt zich een schotel (21) met zestien stralen, een brede rand waarop vergulde cirkels zijn aangebracht en in het midden een roos met een gouden hart. Het buitenste holle profiel van de rand is rood, het middendeel blauw. Noordelijk daarvan is tegen de noordgevel een halve schotel met vijf stralen (22) waarop de kop van een baardeloze jongeman met krullend haar is weergegeven. De rand is rood. In het Snijderskoor is onder de oorspronkelijke kruising van een kapgebint van het hallenkoor met de nokrib een kleine gewelfschotel (23) met acht stralen aangebracht waarin een rozet is geschilderd (afb. 443). De diameter is 31,5 centimeter. Tussen de kolom midden in de Mariakapel en de noordmuur is een schotel waarop een man met lauwerkrans en profil afgebeeld (24). Op de rode rand zijn vijf vergulde cirkeltjes gemaakt. Naar het oosten volgt in het Snijderskoor onder een bij de verbouwing ingebrachte koningstijl een schotel (25) die gelijkvormig is aan nr. 19. Op de vlakke cirkelvormige band tussen de rondstaven staat de tekst ‘sterckt ons godt hout syn g(ebod?)’. In het centrum is Christus afgebeeld als Salvator Mundi in staande houding, een zegenend gebaar met de rechterhand makend. Als teken van Zijn macht houdt Hij een aardbol vast die bekroond wordt met een kruis. Om het hoofd is een stralennimbus met een as in de vorm van een Franse lelie. De diameter is 61,2 centimeter (afb. 444). Noordelijk van deze schotel is een kleiner exemplaar met acht stralen (26). Hierop staat op een blauwe ondergrond een engel met rode vleugels, die de rechterhand in een zegenend gebaar opheft. De volgende schotel (27) heeft zestien stralen. Op de brede rode rand is een verguld rijgsnoer weergegeven. In het midden is Sint-Nicolaas met witte mijter en kleed geschilderd. Tegen de noordgevel boven het oostelijke venster van de Mariakapel is een halve schotel met vijf stralen (28). Daarop is een vrouw en profil op een blauwe ondergrond afgebeeld. Het haar is opgestoken en haar overkleed laat de schouders vrij. De rand is rood en draagt vijf vergulde halve cirkeltjes. In het oosten van het Snijderkoor bevindt zich boven het radvenster tegen de oostmuur een halve schotel (29) met vijf stralen. Daarop is een gebaarde kop met drie aangezichten afgebeeld waar omheen de stralen van een nimbus zijn aangegeven met eveneens een as in de vorm van een Franse lelie. De buitenste rand van de profilering is bezet met vijf vergulde halve cirkeltjes. Daarbinnen is het profiel verguld (afb. 445). In de Mariakapel bevindt zich tegen de oostmuur een halfcirkelvormige schotel (30), voorzien van vijf vlammende stralen en een rode rand waarop een verguld rijgsnoer is aangebracht. Op de schotel is een mannenkop en profil afgebeeld met een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
444 Snijderskapel, Salvator Mundi; 1962. PP
445 Mariakapel, eindschotel met Januskop; 1961. PP
lauwerkrans. Opvallend is de reeks antieke ‘portretten’ op de schotels 20, 22, 24, 28 en 30. Dit motief was in de renaissance geliefd.
Kort erna kwam de viering tot stand. De gewelfschotel (55) in het midden werd voorzien van een geschilderde voorstelling van Sint-Nicolaas. De diameter is 59 centimeter, de profilering wijkt volledig af van die uit de vroegere perioden. De schotel heeft een brede vlakke rand die beladen is met schijven en bloemvormige elementen in goud op een blauw fond tussen twee vergulde lijsten. Op een verdiept blauw vlak is Sint-Nicolaas afgebeeld, overwegend in rode kleuren. De rechterhand is zegenend opgeheven met twee uitgestrekte vingers waarvan de wijsvinger een ring schijnt te dragen. De mantel is versierd met een ruitvormig dessin en wordt gesloten met een cirkelvormige fibula waarop een bisschopsfiguurtje lijkt te zijn aangegeven. De kromstaf is verguld en de nimbus is uitgevoerd als vergulde cirkel. De onderzijde van de voorstelling is naar het westen gericht. De schotel kreeg bij de restauratie weer vier lange rechte stralen en vier vlamvormige stralen. De breedte van de stralen is mede afgeleid uit de zwaluwstaartvormige kepen aan de achterzijde (afb. 446).
Tegen het gewelf van het koor zijn vier typen gewelfschotels aangebracht. Op de overgang van de viering naar het koor bevindt zich een kleine schotel (56) met een diameter van 30,5 centimeter. Er zijn zestien stralen. In het midden binnen de geprofileerde en vergulde rand is een in relief gestoken bloemmotief, eveneens verguld. Het middenvlak heeft een rode band rond een blauw gedeelte. Tussen beide kleuren is een vergulde bies. Op de rode band zijn acht vergulde cirkels aangebracht en op het blauwe vlak zeven vergulde achtpuntige sterren. Dezelfde detaillering en polychromie hebben de beide volgende schotels in het midden (57 en 60), die echter een diameter hebben van 62 centimeter. Boven de top van elk venster is een halve schotel aangebracht van het kleine type met vijf stralen. Onder de koningstijl in de sluiting is een schildvormige schotel met de rechte zijde aan de westkant (63). In het midden is in reliëf een gesneden bloem aangebracht. Aan de westzijde staat in vergulde cijfers het jaartal 1560. Er zijn acht stralen.
Onder ieder kapje van de kooromgang zijn twee gewelfschotels, een cirkelvormige met twaalf stralen bij de samenkomst van nokrib en hoekribben en een halve met zes stralen tegen de gevel. De schotels hebben een blauw geschilderd terug liggend vlak, ingesloten door een geprofileerde vergulde band. In het midden is een gesneden verguld rozet omgeven door vergulde sterren.
Boven het koororgel is in de noorderzijbeuk een rozet zonder rand aangebracht (nr. 13), geheel anders van karakter dan de middeleeuwse schotels. Wellicht dateert deze versiering uit de tijd dat het orgel werd gebouwd, dus van omstreeks 1660.
446 Viering, Sint-Nicolaas; 1974. RCN
|
|