De Oude Kerk te Amsterdam
(2004)–Herman Janse– Auteursrechtelijk beschermdBouwgeschiedenis en restauratie
[pagina 203]
| |
374 Plattegrond met nummering kapbeelden.
375 a en b Buitenlandvaarderskoor, schraagbeeld 29. HJ, RCN
| |
1.d Houten beeldenVan de 14de tot na het midden van de 16de eeuw is het in het kustgebied van Holland en Zeeland gebruikelijk geweest onderdelen van kappen met houten tongewelven te voorzien van figuraal houtsnijwerk[62-2; 2002]. Daarbij kan men onderscheid maken tussen beelden die in onderdelen aan de onderzijde van een kap zijn gesneden en versieringen, die boven in het tongewelf zijn aangebracht. Aan de kappen van de Oude Kerk zijn 37 in hout gesneden figuren aangebracht, die deel uitmaken van de houtconstructie of er als versiering tegen zijn aangebracht (afb. 374). In het totaal moet de kerk ongeveer vijftig beelden onder de kap hebben geteld. Zij dateren uit verschillende perioden tussen circa 1455 en 1560. In het navolgende zullen wij onderscheid maken tussen schraagbeelden en schalkbeelden. Schraagbeelden noemen wij die beelden welke zijn gestoken uit het hout van de naar beneden doorlopende stijlen van de kap. Schalkbeelden zijn gestoken uit muurstijlen die onder verticale onderdelen van de kapgebinten zijn geplaatst.
Onder de kap van het Buitenlandvaarderskoor, gereedgekomen omstreeks 1455, bevindt zich in de zuidoostelijke hoek een schraagbeeldje (nr. 29) dat uit deze bouwperiode moet stammen. Het stelt Jacobus Major voor in een rode mantel met een boek in de rechterhand en in de linker hand een stok waarop een schelp (afb. 375). De console waarop de apostel staat, is versierd met een fratskop met een blauwe kap. Het beeldje zal deel hebben uitgemaakt van een groep van vier onder de strijkspanten van beide zijkoren. Het beeldje dat hier in datering op volgt, is onverbrekelijk verbonden met de kap van de Sint-Joriskapel van omstreeks 1490 (nr. 10). Het is het enige dat overbleef van een reeks die onder de strijkspanten en de kilkeperbalken van het ‘kruuswerck’ en zijn
376 a en b Sint-Joriskapel, schraagbeeld 10. HJ
| |
[pagina 204]
| |
377 Hamburgerkapel, schraagbeeld 1 1957. HJ
378 Hamburgerkapel, schraagbeeld 2 1956. HJ
379 Binnenlandvaarderskapel, schraagbeeld 4 1956. HJ
380 Binnenlandvaarderskapel, schraagbeeld 5 1956. HJ
doorsnijdingen met de beuken van de oorspronkelijke hallenkerk hebben gezeten. Het schraagbeeldje dat behandeld is als hoogreliëf, stelt een zittende figuur voor met een groot bol hoofd (afb. 376). Het mannetje houdt beide handen op de knieën, daarmee uitdrukking gevend aan zijn schragende functie. De man is geplaatst op een zeer eenvoudige console en onder een mannenkop, waarvan het hoofddeksel onze datering schijnt te bevestigenGa naar eind150.
Aan de noordzijde zijn bij de bouw van de Hamburgerkapel en de Binnenlandvaarderskapel daar onder de kilkepers vier schraagbeeldjes aangebracht. Het westelijke beeld in de Hamburgerkapel (1) is een profeet met een afrollende banderol in de linker hand, staande op een console met rondgaande profilering (afb. 377). Erboven is een eenvoudig ezelsrugvormig baldakijn uit de kapstijl gehakt. De figuur draagt een blauw hoofddeksel met afhangende doek (lamfer) en een wijde geplooide beige mantel die rood gevoerd is. Bij de restauratie werd door F. Smoorenburg het opschrift ‘piet - renov - A-D-1959’ aangebracht. Het oostelijke beeld in dezelfde kapel is eveneens een profeet met een banderol in de opgeheven linker hand, die ook door de rechter hand wordt vastgehouden (afb. 378). Hij draagt een donker gekleurde kaproen met rode voering en een rode geplooide mantel. Het gezicht is getooid met een zwarte baard die uit gekrulde strengen bestaat. Een soortgelijke vormgeving heeft de profeet van beeld 4 aan de westkant van de Binnenlandvaarderskapel (afb. 379). Zijn schouders worden gedekt door een schoudermantel met aan de onderzijde een rij kwastjes. De mantel was rood geschilderd. Op de banderol staat vaag iets te lezen als ‘vaint’. Beeld 5 aan de oostzijde heeft een minder scherpe neus dan de drie voorgaande beelden maar de rest van de vormbehandeling komt overeen (afb. 380). De figuur houdt de banderol onder een oog aan de bovenkant met de rechterhand vast en houdt het midden ervan links omhoog. Ook hier was de mantel rood en bleven vaag letters op de banderol behouden. De schoenen van alle vier de beelden geven duidelijk zichtbaar een zool aan. Ter vervanging van de stijlen van de trekbalkgebinten zijn aan de zijde van de middenbeuk twee schalkbeelden aangebracht. Zij staan onder een ezelsrugvormig baldakijn waarin een driepas en op een console van gelijksoortige vorm als van de voorgaande beelden. Op de ezelsrug is aan weerszijden een hogel. Onder de console is de muurstijl geprofileerd als een rib van het houten gewelf. Aan de onderzijde is een fratskop gesneden (afb. 381). Tegenover de Hamburgerkapel (3) is wederom een profeet met de banderol onder een oog vast in de rechterhand en links afhangend vastgehouden (afb. 382). Hij draagt een zwierige puntmuts en een schoudermantel als beeld 4. Tegenover de Binnenlandvaarderskapel staat ook een profeet (6), met de banderol onder het oog vast in de linkerhand en iets opgetild in de rechter (afb. 383). Het hoofd is gedekt met een hoed met rechts afhangende doek. De kraag van zijn mantel heeft dezelfde vorm als bij 1 en 2. De schraagbeelden onder de strijkspanten aan de noordzijde zijn alle verdwenen. | |
[pagina 205]
| |
381 Noorderzijbeuk, fratskop onder stijl van beeld 6 1955. RdMz
382 Noorderzijbeuk, schalkbeeld 3 1966. AvR
383 Noorderzijbeuk, schalkbeeld 6 1966. AvR
384 Weitkoperskapel, schraagbeeld 7. HJ 1956
Alle zes beelden vertonen dezelfde stijlkenmerken. Zij kunnen met het beeld nr. 9 uit de periode van de Weitkoperskapel en een aantal hierna te bespreken gewelfschotels worden toegeschreven aan één begaafde beeldhouwer. In de koorsluiting van de in later tijd sterk gewijzigde Hervormde Kerk te Ilpendam zijn vier schalkbeeldjes, die in stijl zeer veel overeenkomst vertonen met de hiervoor besproken beelden. Zij zitten op dezelfde wijze op de muurstijl (hangereel) als de drie aan de zuidzijde van de noorderzijbeuk. De schalk eronder vertoont eveneens een gewelfribprofiel. Plooivalling, handhouding en architectonische opvatting zijn zo gelijkend, dat wij aan kunnen nemen dat dit werk door dezelfde meester is vervaardigd[62-2: 288].
In de hierop volgende bouwperiode, die van de Lysbeth Gavenkapel en de Huiszittenkapel (omstreeks 1505) komen acht schraagbeeldjes voor onder strijk- en kilspanten (13-16 en 18-21). Het is een complete rij mannenfiguren, waarvan ieder geplaatst is onder een eenvoudige baldakijn en op een geprofileerde console (afb. 387-391). De beelden komen geheel los van de achtergrond. De figuren onder de strijkspanten zijn diagonaal gesneden ten opzichte van het kaponderdeel en kijken dus naar het midden van de kapel. Het beeld 19 vormt geen geheel met de hangstijl maar is bevestigd met een houten pen in het lichaam en een nagel in de console. De figuren hebben alle nagenoeg dezelfde houding. Ze zitten met de rechterhand op de knie en de linker even onder de knie aan de buitenzijde van het scheenbeen. Alleen nr. 21 wijkt enigszins af. Deze man rust op zijn linker knie en omvat met twee handen zijn rechter beenGa naar eind151. Beeldje 18 werd, gezien de zeer slechte staat waarin het werd aangetroffen, gekopieerd worden. Er zijn ook twee schalkbeeldjes ter vervanging van de weggenomen muurstijlen (17 en 22) (afb. 392-394). Die zijn geplaatst op een eenvoudig colonnet, dat door een vrouwenkop met hoofddoek wordt gedragen. De nummers 17, 21 en 22 onderscheiden zich van het middelmatige werk van de rest door een betere houding en enige opvallende stijlkenmerken. De handen hebben lange slanke vingers, een geknikte pink en een buitenwaarts gebogen duim. De scheenbenen zijn naar voren kantig gehouden en de hozen lopen spits toe bij de tenen. Hun ondermouwen zijn manchetvormig, hun jak gaat van voren open en wordt gesloten met een riem. Het vlezige gelaatstype komt onderling overeen, de mond met de dikke onderlip, de brede neus evenals de behandeling van ogen en wenkbrauwen.
In de Weitkoperskapel (1507) is aan de westzijde een beeld (7) dat sterke overeenkomst vertoont met nr. 21 uit de Huiszittenkapel (afb. 384). Het stelt een geknielde man voor, die een wijwateremmer vasthoudt. Aan de oostzijde is een schraagbeeld (8) van een man, drinkend uit een kruik van het Hansa-type (afb. 385). Hij is geplaatst tussen een baldakijn en een geprofileerde console en vrijwel los van de stijl waaruit hij gehakt is. Kennelijk had de beeldsnijder te weinig hoogte ter beschikking, zodat hij de voeten maar heeft weggelaten. | |
[pagina 206]
| |
385 Weitkoperskapel, schraagbeeld 8. HJ 1956
386 Noorderzijbeuk, schalkbeeld 9 (Jacobus). AvR 1966
387 Huiszittenkapel, schraagbeeld 18; 1976. RCN
388 Huiszittenkapel, schraagbeeld 19; 1976. RCN
389 Huiszittenkapel, schraagbeeld 20; 1976. RCN
390 Huiszittenkapel, schraagbeeld 21; 1976. RCN
391 Huiszittenkapel, schraagbeeld 21, detail hoofd. HJ
| |
[pagina 207]
| |
392 Zuiderzijbeuk, schalkbeeld 17. HJ
393 Zuiderzijbeuk voor Huiszittenkapel, schalkbeeld 22; 1973. RCN
394 Zuiderzijbeuk, colonnet 22, kraagkop. HJ
De bij de Hamburger- en de Binnenlandvaarderskapel genoemde stijlkenmerken zijn ook aanwezig bij het schalkbeeld nr. 9, Jacobus de Meerdere voorstellende (afb. 386). Hij draagt een opengeslagen boek, pelgrimsstaf met knop, vilthoed met opgeslagen rand die wordt vastgehouden door een opgespelde schelp. De figuur is gekleed in een houppelande of tabberd, die op de voeten valt en in de taille is gegord. Daarover een manteldoek, die door de uitgestoken armen zijdelings wordt opengehouden. Het baldakijn dat uit het slikblokkeel is gestoken is eenvoudig van vorm, driehoekig met daarin een driepas. In 1512 werden voor de Hamburgerkapel twee gesneden houten zuilen geleverd door ‘mester Otten Albertsz’. In het grafboek van de Oude Kerk heet hij Ot de beeltsnider, in het Memorieboek is het Ot Gersterman[57-1:16;65-1:31] Hij word ook in 1520 genoemd[b4:13]. Wellicht heeft hij een deel van de genoemde beelden aan de kap en bijbehorende gewelfschotels gesneden.
Bij de bouw van de Sint-Sebastiaanskapel en de Smidskapel omstreeks 1515 werden HJ schalkbeeldjes onder de strijkspanten aangebracht. De blokkelen tussen spant en stijl zijn versierd met een bolle fratskop. De beeldjes in de Smidskapel zijn nog geheel compleet. In de zuidoostelijke hoek bevindt zich een zittende vrouwenfiguur (25), wellicht een non, die met de handen op de knieën steunt en op een console geplaatst is (afb. 395 en 396). Het beeldje is nog enigszins in hoogreliëf gesneden. Gezicht en handen zijn bleek roze, ogen en mond zijn aangezet in rood en zwart. De kap is vuilwit evenals het hemd, de tabbaard is rood. Boven het beeldje is een overhuiving, die op een baldakijn lijkt. Omdat het zich in een hoek bevindt, zijn de figuur en het baldakijn diagonaal aangebracht. Dit is niet zo duidelijk in het er tegenover geplaatste schalkbeeldje (24). Hier sneed de beeldhouwer de overhuiving aan de oostzijde van de stijl waardoor duidelijker de vorm van een baldakijn ontstaan is dan bij het hiervoor genoemde beeldje (afb. 398). Dit baldakijn wordt gevormd door een ezelsrugboog met krulvormige hogels en pinakeltjes op de hoeken. Het beeldje, ook een vrouwenfiguur, werd diagonaal geplaatst in tegenstelling tot het baldakijn. De blokkelen boven de beide beeldjes zijn versierd met een fratskop, die het gezicht van het beeldje heeft afgewend (afb. 397 en 399). De beide kilkeperbalken van de Smidskapel werden ieder ondersteund door een standzoon met een schraagbeeldje. Het westelijke (23) is nog aanwezig en stelt vermoedelijk Eva voor (afb. 400). Het was zo sterk aangetast dat behoud niet meer mogelijk was. Aan de hand van bewaard gebleven delen is door J.F. van Huisstede een kopie gemaakt. Het is vrij primitief gesneden en niet meer in het bezit van de oorspronkelijke baldakijn. Bij de bouw van de Smidskapel moest een trekbalk van de hallenkerk verdwijnen. Op de plaats waar aan de zijde van de middenbeuk een sleuf van de weggenomen muurstijl zichtbaar bleef, werd een stijl met fraai beeldhouwwerk geplaatst (26). Op een rijk bewerkte colonnet zit een gepolychromeerd mannetje onder een kleine ezelsrugboog (afb. 401-403). Baldakijn, bladwerkkapiteel en geprofileerde lijsten zijn | |
[pagina 208]
| |
395 Smidskapel, schraagbeeld 25 voor restauratie met kop erboven 1967. RCN
396 Smidskapel, schraagbeeld 25 na restauratie 1970. RCN
397 Smidskapel, fratskop 25 1970. RCN
398 Smidskapel, schraagbeeld 24 1970 RCN
399 Smidskapel, fratskop 24 1970. RCN
400 Smidskapel schraagbeeld 23 1971 RCN
| |
[pagina 209]
| |
401 Zuiderzijbeuk, schalkbeeld en colonnet 26. HJ
402 Zuiderzijbeuk, schalkbeeld 26. HJ
403 Zuiderzijbeuk, schalkbeeld en colonnet 26 na restauratie 1971. RCN
verguld tegen een achtergrond van azuriet. De getorste schachten zijn Engels rood. Onder het basement van het colonnet bevindt zich een fijnbesneden vrouwenkopje met een geplooide doek om het hoofd. Ook hier heeft men op het blokkeel een bolle fratskop aangebracht. Kenmerkend zijn de krachtige oogbogen en de plooi tussen de wenkbrauwen en de neus. In de neus zijn duidelijk neusgaten aangegeven. In de Sint-Sebastiaanskapel zijn tegen de zuidgevel twee blokkelen (27 en 28) met een fratskop die dezelfde kenmerken vertonen als van de kop boven schalk 26 (afb. 404 en 405). De ene is eivormig met zichtbare tanden in de half geopende mond; het gelaat is vleeskleurig geschilderd, de ogen blauw met grote zwarte pupillen, de wenkbrauwen zijn zwart en de lippen rood. Ook de kap is rood, de rand aan de bovenzijde blauwgrijs. De andere kop is bolvormig met bolle wangen, uitpuilende | |
[pagina 210]
| |
404 Sint-Sebastiaanskapel, fratskop 27 na restauratie 1967. RCN
405 Sint-Sebastiaanskapel, fratskop 28 na restauratie. 1968 RCN
406 Sint-Sebastiaanskapel, schraagbeeld 27, museum Amstelkring. Lichtbeeldeninstituut.
ogen en een dichtgeknepen mond. De kap is half rood, half blauw, de bolle kant van de rand is rood. Onder de beide koppen waren schalkbeeldjes, waarvan er één (28) zich bevindt in het museum Amstelkring. Het stelt een staande burger voor, die in de diagonale richting is geplaatst (afb. 406). Het werk vertoont zowel aan het baldakijn als aan de figuur veel overeenkomst met nr. 24 in de Smidskapel. Bij de restauratie werd op de oorspronkelijke plaats een kopie aangebracht, gemaakt door J. van Huisstede.
Bij de bouw van de Mariakapel in 1551 werden ter vervanging van de muurstijlen van de trekbalken in de Snijderskapel aan de zijde van het koor twee schalkbeelden (11 en 12) aangebracht in renaissancestijl (afb. 407 en 408). Onder het met een cherub versierde blokkeel zijn Petrus en Paulus weergegeven, staande op een console, waarin een kopje is gesneden. Deze figuren bevinden zich boven het kapiteel van een gecanneleerde Ionische pilaster. Tegen kolom 10 stond het Petrus en Paulusaltaar[62-1:51]. Aan de ondereinden van de vier kilkepers boven de middenkolom in de Mariakapel bevinden zich vier consoles waarvan de zijkanten voorzien zijn van plantenmotieven in reliëf. Aan de voorzijden zijn snijwerkjes, voorstellende van noordwest met de wijzers van de klok meegaande: een kop van een oude man op een doek (Veronicadoek, afb. 409), de kop van een jonge man (afb. 410), een engelenkopje met vleugels en een duivelsmasker. Deze consoles zijn ongetwijfeld gesneden door dezelfde man die de consoles aan de blokkeels boven Petrus en Paulus sneed. Tenslotte werden aan de voet van de kap van het in 1559 verhoogde koor nog acht vrouwenfiguurtjes (nrs. 30-37) tegen steekband aangebracht (afb. 411). Men heeft er de Deugden in gezien. Dit lijkt twijfelachtig aangezien er acht beeldjes zijn en zeven Deugden. Wij geven hier de toeschrijvingen onder voorbehoud. Boven kolom 11 Fides
407 Snijderskoor, schalkbeeld 11 (Paulus) boven kolom 10 1974. RCN
408 Snijderskoor, schalkbeeld 12 (Petrus) boven kolom 12.
| |
[pagina 211]
| |
409 Mariakapel, kolom 41, console noordwestzijde. HJ
410 Mariakapel, kolom 41, console noordoostzijde. HJ
411 Hoge Koor, beeldjes 1962. PP
(geloof), in de sluiting rondgaande van noord naar zuid Spes (hoop), Temperantia (matigheid), Caritas (liefde), mens humilis (nederigheid), Fortitudo (kracht), Prudentia (voorzichtigheid) en boven 20 Iustitia (rechtvaardigheid). Daarvan bleven er zes behouden: Geloof, Hoop, Matigheid, Gerechtigheid, Geduld en Voorzienigheid. De beeldhouwer Ketting sneed er twee bij: Liefde en Nederigheid. Boven de punten 11, 13, 18 en 20 worden de beeldjes doorboord door een trekstang. | |
[pagina 212]
| |
412 Gewelfschotel met straal.
|
|