De Oude Kerk te Amsterdam
(2004)–Herman Janse– Auteursrechtelijk beschermdBouwgeschiedenis en restauratie
1.14 De beeldenstorm en de bouw van de CollegekamerDe beeldenstorm en de gevolgen ervanEen laatste poging van de rooms-katholieke kerk om greep op de toestand te houden, was de vorming van nieuwe en kleinere bisdommen in de Nederlanden in 1559. Hierdoor kwam Amsterdam te ressorteren onder het bisdom Haarlem. Na 1559 kreeg het calvinisme steeds meer aanhangers in alle lagen van de inmiddels tot circa 30000 zielen aangegroeide bevolking, maar de stadsregering volgde deze stroming niet en vervreemdde meer en meer van de burgerijGa naar eind128. In 1562 werd het houden van alle godsdienstige en kerkelijke bijeenkomsten buiten die van de publieke kerken verboden. Ook het dopen en huwelijksinzegeningen moesten in de kerken gedaan worden. Het kwam echter niet tot geloofsvervolgingen. De in 1562 aangetreden geestelijk herder van de Oude Kerk, Symon Alewijnsz, was een goedaardig en weinig daadkrachtig man [39:33]. Hij werd in 1573 begraven en zijn zerk is nog op nr. 45 in de Sint-Sebastiaanskapel te vinden. Sedert juli 1566 werden buiten de muren van de stad in de open lucht hagenpreken gehouden. Op 10 augustus begon de beeldenstorm in het zuidwesten van Vlaanderen. De volkswoede verplaatste zich naar het noorden en op 20 augustus werden te Antwerpen in de Onze-Lieve-Vrouwekerk en andere kerken de beelden gebroken. Kooplieden die twee dagen later terugkwamen van een bezoek aan de Scheldestad, lieten stukken zien van altaren en beelden uit de Antwerpse kerken. Toen deze berichten Amsterdam bereikten, werden kostbaarheden uit de kerken zoveel mogelijk in veiligheid gebracht. De Nieuwe Kerk werd gesloten maar de Oude Kerk bleef toegankelijk. Op 23 augustus wilde Jacob Jansz Sael zijn petekind in de doopkapel van de Oude Kerk in het Nederlands laten dopen en niet in het Latijn. Daardoor ontstond enig rumoer. In de middag liepen de emoties hoog op en begonnen enkelen | |
[pagina 160]
| |
vernielingen aan te richten. De schout en zijn dienders en de later te hulp geroepen schutterij konden niet verhinderen dat aan het sacramentshuis schade werd aangericht, het hoofdaltaar met het vijfluik aan stukken werd geslagen, andere altaren en beelden werden vernield en nog niet opgeborgen kostbaarheden werden gestolen[39:35; 98-1:9]Ga naar eind129. Jacob Sael werd later onthoofd[77:17]. In het rekenboek van de Hamburgers staat onder 1566: ‘In ditt sulvige Jare in de manthe van September worden de Altare in denn Karcken gedistruertt und afgeworpen so datt unser altar ock meist gebroken wortt behalven de pilers de vor datt altar stann unde de doren bleven nog heel / de hebbe wij laten affnemen unde bewaere laten in andres Silm sin hus ...’. 1567: ‘Datt Misgewandt so bij de kappelle horet hefft unsse pastor M. Harmen Clantt in sine bewaring genhame (vuthbenamen de kellick is van denn karckbreckers gestalen. Het stadsbestuur sloot met de hervormingsgezinden een overeenkomst die aan veel van hun wensen tegemoet kwam, maar de Spaanse landsregering keurde deze maatregelen af. Willem van Oranje verklaarde als stadhouder en in naam van de landvoogdes de overeenkomst nietig. De gereformeerden (zoals de hervormden toen genoemd werden) mochten wel binnen de stad kerkelijke bijeenkomsten houden. Later trok de katholieke stadsregering alle macht weer aan zich en met de vrijheid van de gereformeerden was het gedaan. Er vonden weer terechtstellingen plaats en duizenden gingen in ballingschap. Ondertussen moesten in de kerk de nodige herstellingen worden verricht om de schade van de beeldenstorm te herstellen. Het rekenboek van de Hamburgers meldt reparaties en aanschaffingen, onder meer in 1572 omdat ‘de vorige kelck mitt het plattelken wertt gestolen do de belde in der kercken gestormtt werden’[b4:14]. Meester Cornelis Willemszen beeldsnijder herstelde in 1573 de pijlers in de kapel. In het Buitenlandvaarderskoor moesten tegen de zuidelijke muur over de twee oostelijke traveeën twee rijen banken en een beschieting tegen de muur gemaakt worden. Die werden in 1568 gemaakt door de kistenmaker Hendrick Jansz. Het bestek bleef bewaard en is afgedrukt in bijlage 1. Een tweede bestek handelt over banken voor de zangers en een beschieting tegen de muur van de twee zuidelijke traveeën van de kooromgang. Ook die banken werden door Hendrick Jansz gemaakt. Er wordt in dit bestek melding gemaakt van twee deuren: naar de kamer van memoriemeesters (later kerkmeesters) en de ‘trapdeur’. Aangenomen moet worden de laatste de deur was die vanaf de Voorburgwal toegang bood tot de kooromgang. Omdat de straat daar lager lag dan de kerkvloer zullen er voor of in de muur treden zijn geweest om in de kerk te komen. De plattegrond van Vingboons is wel die toegang aangegeven maar geen treden.
Er werd een nieuw altaarstuk voor het hoofdaltaar gemaakt, dat (naar Karel van Mander meedeelt) door Pieter Aertsz, bijgenaamd Lange Pier, is geschilderd. Er is een fragment van een schilderij bewaard gebleven, waarop het hoofd van een hogepriester staat afgebeeld. Dat zou van de altaarschildering afkomstig kunnen zijn. Het fragment werd ingelijst en is later in de kerkmeesterskamer opgehangen[69-1:27]. | |
De collegekamer[b1]InleidingHet is eigenlijk een wonder, dat in deze roerige en onzekere tijd nog een kamer voor de Onze-Lieve-Vrouwebroederschap verrees tegen de oostzijde van de Mariakapel[57-1:19] (afb. 263). Er was ook nauwelijks ruimte voor dit vertrek. De noordmuur sluit aan op de schuine voorzijde van de hoeksteunbeer van de kapel en verloopt in
262 Plattegrond Mariakapel met Collegekamer 1571. Schaal 1:300.
| |
[pagina 161]
| |
263 Collegekamer; 1949. Spies.
264 Collegekamer, riool en put, resten van kerkhofsloot; 1962. PP
265 Collegekamer, nis in noordmuur; 1963 PP
dezelfde schuinte langs de grens van het kerkterrein. De oostwand staat daar haaks op en de zuidelijke muur staat schuin op de steunbeer tussen de Mariakapel en het Snijderskoor, maar loopt niet evenwijdig aan de noordmuur. De zuidoostelijke hoek is dus niet haaks (afb. 262). Het terrein voor de hoek tussen kooromgang en Snijderskoor bleef in eerste instantie onbebouwd. De ruimte kreeg een balkenzoldering met vier balken op kraagstenen en kinderbinten. Moer- en kinderbinten zijn een bijzonderheid in de Oude Kerk. Er was geen stookplaats in het vertrek. De nis in de muur van de Mariakapel werd aan de buitenzijde dichtgezet met een muur van anderhalve steen dik en aan de kapelzijde opengemaakt. In de nieuwe vulling is aan de bovenkant een rechthoekige opening gehakt die met glas-in-lood gedicht werd. Het was op die manier mogelijk een deel van het Maria-altaar vanuit de kamer te zien. Naast de hoeksteunbeer van de Mariakapel werd in de noordelijke muur een nis van circa 80 centimeter breed gemaakt die werd overspannen door een korfboog (afb. 265). In de Collegekamer is de (vermoedelijke) voortzetting en tegelijk de afsluiting geconstateerd van het overkluisde riool dat in het begin van de 15de eeuw in de plaats is gekomen van de sloot om het kerkhof[64-2:13] (afb. 264). | |
Vormgeving
| |
VenstersUit de dagkanten, die bij de restauratie na het wegnemen van de latere houten kruiskozijnen tevoorschijn kwamen, bleek dat er achter de profilering aan de buitenzijde een aanwijzing voor een natuurstenen kalf te zien was maar niet van een bovendorpel (afb. 271). Op basis daarvan zijn de bovenste vakken gereconstrueerd met boogjes. De binnenkanten zijn afgeschuind. | |
[pagina 162]
| |
266 Collegekamer, toegangsdeur. Schaal 1:20.
267 Deur uit Collegekamer; 1964. PP
268 Toegang tot Collegekamer uit Mariakapel; 1964. PP
| |
[pagina 163]
| |
269 Collegekamer, balkconsole. Schaal 1:10.
270 Collegekamer, gevelstenen; 1963. PP
271 Collegekamer, dagkanten vensters; 1963. PP
| |
InterieurDe kraagstenen onder de balkopleggingen zijn van het type dat men vroeger ‘krulneuten’ noemde. Onder de dekplaat is een voluut waarvan de vormgeving uitgaat van het Ionische kapiteel (afb. 269). De doorgang naar de Mariakapel is voorzien van een deur, waarvan wij hiervoor al constateerden dat die bij de bouw van de Collegekamer in de oudere doorgang moet zijn geplaatst. Aan de zijde van de Mariakapel is de deur vlak, aan de zijde van de kamer voorzien van een stelsel van klampen, spiegelklampen en diagonaal gerichte steekklampen (afb. 267 en 268). Aan de zijden lijkt de deur smaller te zijn gemaakt, hetgeen doet veronderstellen dat de deur vroeger elders een plaats heeft gehad. Vroeger is er in de grote deur een loopdeur (klinket) geweest, maar die is later vastgezet. De deur hangt aan twee haaks omgebogen gehengen. Aan de buitenzijde is een handgreep in de vorm van een fijn gemodelleerd kandelaberzuiltje, bevestigd op een bewerkte S-vormig gesmede plaat. Aan de binnenzijde is het oude slot nog aanwezig. Gezien vanuit de Mariakapel is links in de zandstenen omlijsting een gat, rechts een sleuf. Op de deur waren aan die zijde twee haken, die dienden om er een sluitboom in te leggen. De deur was oorspronkelijk met rode dodekop oranjerood gekleurd. | |
Materialen en constructieHet gebouwtje is opgetrokken van kleine rode baksteen en het metselwerk was aan de buitenzijde geslepen. Alle natuurstenen onderdelen zijn van Bentheimer zandsteen. In de vensteromlijstingen bleek tussen de blokken een plaat lood te zijn aangebracht. De kap wordt gesteund door vier hoekkeperbalken, die door hanenbalken zijn gekoppeld en bijeenkomen in een zware koningstijl. Halverwege de dakvlakken liggen gordingen die de daksporen ondersteunen. De moerbalken zijn 27×40 centimeter in doorsnede en dragen kinderbinten die om de twee van zwaluwstaarten zijn voorzien om de moerbalken te koppelen. | |
Latere activiteitenNa 1578: kerkenraadskamer (1592: Cantoor int vrouwen Coor; 1594 Kerckeraetscamer). Nis gedicht aan zijde Mariakapel, vulling opengehakt in kamer ten behoeve van kast. 1625: vergroting naar het zuiden. 1649: vertrek van de Kerkenraad naar Nieuwe Kerk. Nadien insteek en spiltrap aangebracht. | |
NaschriftIn 1572 brak in de Lage Landen een volksopstand uit. Tal van steden schudden het Spaanse juk af en werden belegerd en soms heroverd. Het zou evenwel tot 1578 duren voor het conservatieve Amsterdamse stadsbestuur en de katholieke geestelijkheid verdreven konden worden, waarmee de weg voor de overgang tot het nieuwe geloof (de Alteratie) vrijgemaakt werd.
De kerk moet voor de beeldenstorm een rijk aanzien gehad hebben. Het was de bedoeling dat aan de buitenzijde tegen elke steunbeer twee beelden opgesteld werden maar of dat ooit het geval is geweest, weten wij niet. Er zijn geen afbeeldingen bekend, waarop iets dergelijks is aangegeven. De steunberen waren bekroond met een | |
[pagina 164]
| |
pinakel. In de geveltoppen van de dwarskapellen waren de beeldnissen ook gevuld, wellicht met de patroonheilige van de desbetreffende kapel. Met de hogels en de kruisbloem op elk van de topgevels van de dwarskapellen, op de topgevels rond het koor en op de toppen van de lantaarn van schip en koor moet dat een boeiend en verzorgd uiterlijk hebben opgeleverd. In het interieur moeten de 38 altaren een overdadige indruk hebben gemaakt. Daaraan zijn dan nog de apostelbeelden tegen de beschilderde koorkolommen en het sacramentshuis toe te voegen. Als men de blik omhoog wendde, werd het beeld gevormd door de kleurig beschilderde tongewelven, de trekbalken, de houten beelden en de gewelfschotels met hun vergulde stralen. Voeg daaraan toe talrijke sprankelend gekleurde gebrandschilderde glazen en er ontstaat een overweldigende sfeer die op de toenmalige bezoekers een grote indruk moet hebben gemaakt. Toch bleven de maten en verhoudingen van deze architectuur menselijk, waardoor ook nu de ruimte, ontdaan van al die pracht en praal, de bezoeker nog steeds imponeert. |