1.10 Aanbouwen van de kooromgang
Heilig Grafkapel[65-1:21]
Tegen de middelste travee van de kooromgang was een gebouwtje opgetrokken. Het vertrek moet de Heilig Grafkapel zijn geweest, niet te verwarren met de ruimte waarin een Heilig Graf was geplaatst, in de wandeling steeds het Heilig Graf genoemd. Wij kennen de aanduiding van de ruimte als zodanig van de verplaatsing van een zerk van een overledene die in 1483 in het Minderbroedersklooster was begraven en later overgebracht werd naar de Oude kerk: ‘Dese sarck heeft... van Sonnevelt nae de kerckschennerye van 't Minnebroedersconvent doen brengen in ons choor van 't heylich Graff in S. Nicolaaskerck binnen Amsterdam’[1899]. In 1520 werden officies gesticht op het altaar in de kapel, die dan in gebruik moet zijn[65-1:21]. Het was een zeer bescheiden ruimte, gedekt met een lessenaardak dat tegen de kooromgang aansloot onder de waterlijst. De kapel was tegen de zuidoostelijke steunbeer (47) gebouwd, inwendig circa 2,40 meter diep en ruim 4,5 meter breed en liet aan de noordzijde nog ruimte over tot de andere steunbeer (afb. 201). Midden in de lange oostgevel was een smalle steunbeer en aan weerszijden daarvan was een kruisvenster.
Het bouwwerkje was gemetseld in baksteen van 18,5 centimeter lang en circa 4,5 centimeter dik. Het muurwerk bestond uit afwisselend 10 lagen baksteen in kruisverband en een speklaag van Bentheimer zandsteen, twee lagen baksteen hoog. Ertussen was steeds een hoekblokje van zandsteen. De plint lag op zelfde hoogte als van kooromgang (afb. 203). Tot 1964 waren de oostelijke muur en de fundering van het geheel behouden gebleven. Die zijn bij de restauratie verwijderd. Alleen de toegang naar de kapel uit de kooromgang bleef bewaard. Die wordt gevormd door een zandstenen poortje dat in de uiterste hoek van de travee van de kooromgang moest worden geplaatst, omdat midden tegen het muurvlak het Onze-Lieve-Vrouwe-altaar stond. De dagkanten staan in de schuinte van de steunbeer 47. Dat heeft tot gevolg dat de geprofileerde dagkanten schuin verlopen, een techniek die ook bij het venster van het Heilig Graf naast het noorderportaal is toegepast. De profielen zijn aan de onderzijde op gotische wijze van basementjes voorzien.
In het poortje is een eiken deur afgehangen (afb. 202). Aan de zijde van de kooromgang is die vlak. De plaatsing van de klampen aan de andere zijde tekent zich af door spijkerkoppen op de kruispunten van kraslijnen. Er zijn twee staande klampen en zeven dwarsklampen. Drie daarvan zijn zwaluwstaartvormig in de staande klampen gewerkt. Tussen vier dwarsklampen zijn tussenstukken aangebracht die als