De Oude Kerk te Amsterdam
(2004)–Herman Janse– Auteursrechtelijk beschermdBouwgeschiedenis en restauratie
1.7 De eerste Sint-SebastiaanskapelInleidingTegen de zuidgevel van de twee oostelijke traveeën van het hallenschip (54-56) werd een kapel gebouwd, waarvan de funderingen zijn gevonden, gemetseld in stenen van circa 22 centimeter lang (afb. 70, 71, 72 en 73). Deze aanbouw moet de voorganger zijn geweest van de latere kapel van de handboogschutters, die aan Sint-Sebastiaan is gewijd. De ruimte was circa 5,5 meter buiten de muur van het schip uitgebouwd. De muurdikte van de oostgevel onder plint bedroeg 64 centimeter. Op hoeken van de zuidelijke muur waren overhoekse steunberen, wat voor de Oude Kerk uitzonderlijk is. In het midden van de zuidelijke muur was nog een kleine steunbeer. Aan het restant van de zuidoostelijke hoeksteunbeer zijn Ledestenen hoekblokjes aangetroffen. Men zal de zijmuur van het schip over de lengte van twee traveeën hebben uitgebroken. Op de noordoostelijke hoek van de huidige Sint-Sebastiaanskapel (54)
70 Plattegrond eerste Sint-Sebastiaanskapel. Schaal 1:150.
| |
[pagina 62]
| |
71 Fundering oostmuur eerste Sint-Sebastiaanskapel; 1968. RCN
bevindt zich een muurkolom van Ledesteen die als driekwart vrijstaande kolom deel moet hebben uitgemaakt van de kapel. Op het later ingemetselde deel van de kolom werd een dunne pleisterlaag aangetroffen. Waarschijnlijk heeft er op de andere hoek een dergelijke muurkolom gestaan en was er in het midden op de plaats van de vroegere steunbeer 55 een vrijstaande kolom opgebouwd. De muur en de kap zal men hebben opgevangen op twee bogen. Er zal tussen de vrijstaande kolom en de steunbeer in de zuidwand een trekbalk gelegen hebben. Het is niet bekend of de ruimte afgedekt is geweest met een vlak houten plafond of een houten tongewelf. | |
VormgevingDe muurkolom op de noordoostelijke hoek van de kapel (54) is van Ledesteen en niet hetzelfde gedetailleerd als die kolommen van het koor. De dekplaat is eenvoudiger van vorm en het ongelede deel van het basement hoger. Het bovenste profiel van het basement bestaat uit een bol waarboven een bandje, een hol en een schuine kant. In het koor is boven bolle deel een bol-holle lijn. Het onderste profiel is 14 centimeter hoog, het opvolgende vlakke deel 29 centimeter en de bovenste profilering 14 centimeter. De bovenkant van dit basement ligt nu op ongeveer 2,30 meter boven de kerkvloer. De oorspronkelijk driekwartronde kolom wordt aan de bovenzijde afgesloten met een uitstekende ring die een geheel vormt met de blokken van de bovenste trommel. Daarboven is het kapiteel dat een rij blokken met dubbele acanthusbladen heeft, gevolgd door een rij blokken met een naar een achtkant verbredende uitholling aan de bovenkant waarop dubbele acanthusbladen. De dekplaat van het kapiteel heeft een eenvoudige afschuining aan de onderkant (afb. 74). | |
MaterialenDe funderingen zijn opgetrokken in bakstenen van circa 22 centimeter lang en 4,5-5 centimeter dik, een formaat dat overeenkomt met dat van de stenen die aan het hallenkoor gebruikt zijn. De bovenste laag die werd aangetroffen van de oostelijke muur, was overhoeks gelegd als keperlaag. | |
Gebrandschilderd glasBlijkens de rekeningen van de Heren van Voorne heeft Frank van Borselen in 1462 door de glazenmaker Zweer van Opbueren te Den Haag een gebrandschilderd glas laten maken voor de Sint-SebastiaanskapelGa naar eind59. Het was negen panden hoog en vier panden breed en ‘'t hernasch’ (de tracering) was vijf panden groot. Elk pand was zes (vierkante) voeten groot. De ‘overmans van St. Sebastiaens gilde van den hantboge t Amstelredamme’ bevestigden de leverantie. Bij de berekening van het aantal panden is waarschijnlijk de reeks in de spitsboogjes van de tracering als normale panden meegerekend. Het dan overblijvende harnas kan een vorm gehad hebben als die van de hoge vensters in de oostgevels
72 Fundering oostmuur, op achtergrond steunbeer hallenschip; 1964. PP
73 Fundering zuidmuur met middensteunbeer; 1968. RCN
| |
[pagina 63]
| |
74 Kapiteel 54; 1966. RCN
van de zijkoren. Uitgaande van de vormen van de vensters in het hallenkoor gaat het hier om een venster dat één vak hoger is dan de vensters van de zuidgevel van het Buitenlandvaarderskoor en lager dan dat van de vensters in de oostelijke sluitgevels. Vermoedelijk heeft het venster in een eindgevel gezeten die boven de goothoogte uitsteeg. Hieruit zou men kunnen concluderen dat de kapel een daknok had evenwijdig aan die van de beuken van de kerk en bovendien dat er wellicht een houten tongewelf is geweest in diezelfde richting, waar dat venster precies onder uit kwam. | |
DateringDe bouwtijd van deze kapel kan wellicht worden afgemeten aan de schenking van het gebrandschilderde glas door Frank van Borselen in 1462. Toen zal de kapel juist voltooid geweest zijnGa naar eind60. Het steenformaat en de vorm van de overgebleven muurkolom maken een bouwtijd rond het midden van de 15de eeuw aannemelijk. In 1468 zond het Sint-Sebastiaansgilde een verzoekschrift aan Karel de Stoute om een geldelijke bijdrage voor de verdere bouw en volmaking van de kapel[1899:16]Ga naar eind61. | |
Nog zichtbaar deelDe muurkolom op de noordoostelijke hoek van de kapel is nog geheel aanwezig, zij het dat een gedeelte schuil gaat achter de muur van de latere Sint-Sebastiaanskapel. | |
Latere bouwactiviteitenBij de bouw van de nieuwe, huidige Sint-Sebastiaanskapel in de jaren 1512 tot 1516 is de oude kapel geheel gesloopt, met uitzondering van hoekkolom 54. |
|