De Oude Kerk te Amsterdam
(2004)–Herman Janse– Auteursrechtelijk beschermdBouwgeschiedenis en restauratie
1.3 Aanzet tot dwarsschip aan de noordzijdeVoor het verbeteren van de fundering van de sterk verzakte scheidingsmuur tussen de Sint-Joriskapel en de Weitkoperskapel aan de noordzijde van de kerk waren in 1955 uitgebreide ontgravingen nodig. Daarbij kwam ten noorden van de fundering van de muur van de basiliek een fundering te voorschijn van een dwarsschip-achtige uitbouw ter plaatse van de huidige Sint-Joriskapel (afb. 16). Het betreft wederom een roosterwerk van ronde slieten waartussen elzen paaltjes van 9 tot 14 centimeter diameter en circa 2 meter lengte waren geslagen (afb. 17)[56-3]. De randslieten lagen ongeveer 90 centimeter uit elkaar en hadden een diameter van 14 centimeter, de dwars aangebrachte slieten waren 16 centimeter in doorsnede. De bovenkant van de palen lag op ongeveer 1 meter -NAP. De fundering zal op eenzelfde hoogte zijn aangelegd als die van de basiliek, die door zakkingen inmiddels een kleine halve meter lager ligt. Op de paalkoppen is geen spoor van liggende lagen hout gevonden als bij de fundering van de basiliek is aangetroffen. Ook is geen metselmortel of baksteenpuin gevonden, zodat moet worden aangenomen dat de paalfundering onbebouwd is gebleven. Eronder zijn sporen van oudere begraving geconstateerd[64-2:19]. Het heeft er alle schijn van dat men het voornemen had aan de basiliek een dwarsschip
16 Slietenfundering van het dwarsschip ter plaatse van de huidige Sint-Joriskapel, ca. 1380. Schaal 1:300.
17 Onvoltooide dwarsschip, paaltjes bij steunbeer 37 hallenkerk; 1955. HJ
| |
[pagina 32]
| |
18 Plattegrond hallenschip met eenbeukig veelhoekig gesloten koor. Schaal 1:400.
19 Dakplattegrond ca. 1400. Schaal 1:1000.
20 Dwarsdoorsnede hallenschip. Schaal 1:400.
| |
[pagina 33]
| |
te bouwen dat in noordelijke richting uitwendig ongeveer 10,5 meter diep moest worden en ook dezelfde breedte zou krijgen. Op de noordwestelijke hoek werden funderingen gemaakt voor twee kleine steunberen die ongeveer 70 centimeter buiten de fundering voor de muren uitsteken. Door sterke verzakkingen ter plaatse van de steunbeer 37 van het later gebouwde hallenschip en de nog later toegevoegde scheidingsmuur tussen de Sint-Joriskapel en de Weitkoperskapel leek het alsof de zijmuur van het te maken dwarsschip niet haaks op de as van de kerk stond maar bij nadere beschouwing blijkt dit maar schijn te zijn. Het transept zou niet van de gebruikelijke richtingen van de kerk afwijken. | |
DateringIn het vierde kwart van de 14de eeuw heeft Amsterdam een sterke groei gekend. De stad werd uitgelegd, waartoe de stadswal, die eerst langs de Voorburgwal lag, naar de Achterburgwal werd verplaatst. De oudste stenen kerk was tegen 1370 voorzien van een groter koor. Aan de andere zijde van de Amstel werd een aanvang gemaakt met de bouw van een nieuwe kerkGa naar eind34. Uit alles blijkt dat de bevolking in die tijd sterk groeide. Kort nadat men met de fundering van het noordelijke dwarsschip begonnen was, schijnen de plannen al weer gewijzigd te zijn. Het bestaande schip was te klein om plaats te bieden aan de vele gelovigen uit (toen nog) de hele stad en het groeiend aantal altaren. In oppervlakte was het veel te bescheiden om te wedijveren met de toekomstige Nieuwe Kerk. Het voorgenomen dwarsschip zou die behoeften niet hebben kunnen dekken. Toen zal men de plannen hebben gewijzigd en een algehele vergroting van de kerk hebben ingezet. De hier beschreven fundering zal dateren uit de jaren tussen 1370 en 1380. |
|