De Oude Kerk te Amsterdam
(2004)–Herman Janse– Auteursrechtelijk beschermdBouwgeschiedenis en restauratie
1.2 Het veelzijdig gesloten koorInleidingNadat in 1334 de parochie Amestelle was gesplitst in drie zelfstandige parochies Ouder-Amstel, Nieuwer-Amstel en Aemstelredamme zal het bezoek aan de kerk regelmatig zijn toegenomen. Vooral het koor zal te weinig ruimte geboden hebben aan de steeds groeiende altaardienst. In of kort voor 1367 werd aan de stadswal aan de oostkant van de kerk het belang ontnomen door de uitleg van de stad naar de Achterburgwal, die dan de ‘nieuwe gracht’ wordt genoemdGa naar eind31. Toen werd de weg vrijgemaakt om een groter koor te bouwen. | |||
DateringOp 2 december 1369 werd door de bisschop van Utrecht, Jan van Vernenburg, aan pastoor Jan van Deventer toestemming verleend het hoofdaltaar af te breken, mits het op 24 juni 1370, de naamdag van Sint-Jan, opnieuw gewijd kon wordenGa naar eind32. Tot 1997 werd in vrijwel alle publicaties aangenomen dat er al in de eerste helft van de 14de eeuw een eenbeukig veelhoekig gesloten koor was geweest als opvolger van het kleine rechtgesloten koor. Dat veelzijdig gesloten koor zou in 1369-1370 door het huidige hallenkoor vervangen zijn. Weliswaar werden de kolommen tussen het hoogkoor, de zijkoren en de kooromgang op grond van de vormen van de kapitelen in de 15de eeuw gedateerd, maar men nam dan aan dat daar eerst de doorbroken muren van het eenbeukige koor hadden gestaan. De dendrochronologische dateringen van het hout van de noordbeuk en de zuidbeuk van het koor geven aan dat de kappen omstreeks 1455 gebouwd zijn. De kooromgang zal enkele jaren eerder onder de kap zijn gekomen. Daarmee vervallen de raadsels rond de kolommen maar ook alle oude te vroege dateringen. Als vaststaand kan nu worden aangenomen dat in 1370 de verplaatsing van het altaar uit het kleine rechtgesloten koor naar het toen juist voltooide grotere eenbeukige koor heeft plaatsgevonden. | |||
MaatvoeringDe maat van de westelijke travee van het nieuwe koor werd bepaald door de aanwezigheid van de oostmuur van de basiliek (afb. 15). De hartmaat van muur tot steunbeer werd uitgezet op 4,57 meter. Naar het oosten worden zijn de traveematen steeds kleiner: 4,40 meter, 4,36 meter en 4,20 meter. Wellicht is dit het gevolg van het feit dat aan de oostzijde van de kerk toen juist de stadswal was opgeruimd maar de walkant van de Voorburgwal nog steeds te weinig ruimte bood om het koor volledig uit te bouwen. De fundering van steunbeer 11 is aangelegd op 1,46 meter -NAP. De Ledestenen lijst boven de bogen van het huidige koor, op circa 10,70 meter boven het huidige vloerniveau van de kerk, geeft de voet van het veronderstelde houten gewelf van het eenbeukige koor aan. Dat is ongeveer 70 centimeter lager dan bij het latere hallenschip. | |||
VormgevingHet koor kreeg traditioneel een sluiting, die vijf zijden van een tienhoek beschrijft, een zogenoemde vijftienden sluiting, die zes steunpunten heeft. Ook is het gebruikelijk | |||
[pagina 30]
| |||
15 Plattegrond van de kerk na voltooiing van het veelhoekig gesloten koor, ca. 1370. Schaal 1:400.
dat een dergelijk koor ten oosten van de triomfboog of de viering in het geheel twaalf steunpunten kreeg, die de twaalf apostelen symboliseren. Zodoende was de lengte van het koor min of meer vastgelegd. | |||
Materialen en bouwwijzePlattegrond en murenHet recht gesloten koor werd vervangen door een breder eenbeukig koor met vijfzijdige sluiting. Het nieuwe koor was dus breder dan de middenbeuk. De sluiting beslaat meetkundig de helft van een tienhoek. De buitenmuur loopt juist onder de kolommen van het huidige koor. Het valt op dat de as van het koor iets meer naar het zuiden ligt dan die van de toen bestaande kerk. De reden daarvan is niet bekend. Het tweede koor werd zonder het metselwerk in elkaar te werken (koud) tegen oostmuur van eerste schip opgetrokken. Het kreeg tamelijk zware steunberen, bedoeld om de zijdelingse druk van de kapconstructie op te vangen. De muren zijn, precies zoals in de voorgaande bouwperioden, gefundeerd op een slietenfundering. De funderingsmuren zijn opgetrokken in baksteen van 23 tot 25 lang en 6 centimeter dik. Van de opstanden is vrijwel niets bewaard gebleven zodat er niet bekend is welke natuursteensoorten er zijn toegepast. | |||
Het nieuwe koor over het oude gebouwdHet nieuwe koor werd om en over het oude gebouwd[64-2:23]. Zo kon de dienst op het oorspronkelijke hoofdaltaar ongestoord doorgaan. Toen het grotere koor vrijwel voltooid was, kon het oude koor worden afgebroken en het hoofdaltaar worden verplaatst. Hieruit is de korte periode van nog geen zeven maanden tussen de afbraak en de hernieuwde wijding te verklaren. Bovendien zal men hierdoor minder last van het klimaat in de winter gehad hebben. In de periode van november tot maart lag het bouwbedrijf in de open lucht vrijwel stil. Waarschijnlijk is de doorgang van het schip naar het koor, de triomfboog, bij de bouw van het grotere koor wijder en hoger gemaakt. Onder het huidige koorhek bevinden zich spaarbogen die gemetseld zijn in bakstenen van het formaat van het nieuwe koor. | |||
KapconstructieDit koor kreeg steunberen in tegenstelling tot de voorganger en zal voorzien zijn van een houten tongewelf[64-2:12]. De nog bestaande zijbeuken van zowel het hallenschip als het hallenkoor vertonen boven het houten tongewelf een rij makelaars, bedoeld om in de lengterichting van de kap een zo groot mogelijke stabiliteit te bewerkstellingen. Deze constructiewijze is eigenlijk in de bouwtijd van de beide delen (eind 14de eeuw en midden 15de eeuw) zeer ouderwets. Het is echter bekend dat men bij het vergroten van een kerkgebouw vaak oudere constructies navolgde. Derhalve is het mogelijk dat het eenbeukige koor als eerste een kap had die op een dergelijke manier geconstrueerd was. | |||
[pagina 31]
| |||
AltaarfunderingTer hoogte van het middelpunt van de koorsluiting is een fundering aangetroffen met een plattegrond van circa 4 × 2 meter. De fundering bestond uit in de bodem geslagen dunne elzen slieten met een diameter van 5 tot 8 centimeter, waar de afgesneden vertakkingen nog aanzitten. Over of rond de paaltjes waren geen horizontale houten gelegdGa naar eind33. Het blokaltaar is massief opgebouwd van stenen van dezelfde stenen als die van de muurfunderingen. Dit altaar is in gebruik gebleven tot 1578. De bovenkant van de paalkoppen ligt op 2,15 meter -NAP, uitzonderlijk laag. Men verklaart dit uit het canonieke voorschrift uit 1198 dat een hoofdaltaar verbonden moest zijn met de vaste ondergrond. Voor deze bepaling kan men in de onvaste bodem van Amsterdam een schijnoplossing hebben gevonden[64-2:21]. | |||
Latere bouwactiviteiten
|