geschiedenis, een onschatbare bron van kennis en een podium voor culturele manifestaties.
In tal van kronieken en beschrijvingen komt de Oude Kerk ter sprake. Een groot deel van de geschiedenis van de stad is in dit gebouw verankerd. Dit historische middelpunt weerspiegelt de groei en bloei van Amsterdam maar ook tijden van neergang en stagnatie. De namen en wapens van burgemeesters en kerkmeesters staan op glazen en wapenborden. Bestuurders, zeehelden, kunstenaars, kooplieden en ambachtslieden vonden hier hun laatste rustplaats, sommigen onopvallend onder een blauwe grafzerk, anderen nadrukkelijk met een monument of rouwbord. In 1937 promoveerde Arnoldus Noach op een proefschrift getiteld ‘Materialen tot de geschiedenis van de Oude Kerk’. In 1939 volgde zijn publicatie ‘De Oude Kerk te Amsterdam. Biografie van een gebouw’, waarin de geschiedenis tot 1578 is behandeld. Bouwen en bouwers kregen daarin ook aandacht, zij het voor de latere perioden, omdat alleen daarvan geschreven bronnen beschikbaar waren. In deze sfeer voltrok zich ook het onderzoek van mejuffrouw B.M. Bijtelaar.
Herman Janse demonstreert hier dat het gebouw zelf een belangwekkende en onafhankelijke bron is voor het ontrafelen van een complexe geschiedenis. Belangstelling voor bouwkundige aspecten resulteert in een grotere waardering voor het authentieke materiële en constructieve uitgangspunt en komt daarmee de monumentenzorg ten goede. De auteur heeft het lezen van bouwsporen tot specialisme gemaakt. Hier werd voor 't eerst een nummeringsysteem op het houtwerk van de kappen gesignaleerd, door Janse telmerken genoemd. De Nederlandse bouwhistorie begon dus vijftig jaar geleden in de Oude Kerk waar Janse als praktikant in 1948 aantrad. Van 1950 tot 1958 bereidde hij het werk voor en had hij toezicht op de eerste jaren van de restauratie die pas onlangs is afgesloten. Janse zette een proces van onderzoek en documentatie in gang dat tot het einde van de restauratie werd voortgezet en neerslag vond in tientallen mappen met documentatiemateriaal, honderden tekeningen en duizenden foto's. Dr. ing. H. Janse werkte sinds 1958 bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en heeft daar, in verschillende functies, steeds de restauratie van de kerk gevolgd. De verzamelde gegevens, mede bijeen gebracht door A. van Rooijen en R.C. Nieuwenhuis, vormen de basis van dit boek. Het was de wens van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg hierin ordening en samenhang te brengen en te voorzien in een publicatie in de reeks Cultuurhistorische studies. Dit paste bij de behoefte van de Stichting De Oude Kerk te Amsterdam die dankzij resterende middelen van de rijksoverheid in 1997 voorzag in een schrijfopdracht. Ook de gemeente Amsterdam stond met raad en daad terzijde, droeg financieel bij aan dit boek en het door dr. G. van Tussenbroek uitgevoerde archiefonderzoek van de toren waarvan de stad eigenaar is. Verder werd deze uitgave mede mogelijk gemaakt dankzij een financiële bijdrage van het Prins Bernhard Cultuurfonds.
Wij zijn prof. dr. D.J. de Vries van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg dankbaar voor de moeite die hij zich heeft gegeven om het onderzoek ambtelijk in te bedden en mee te lezen met de tekst. Met collega drs. A. Reinstra boorde hij tientallen houtmonsters in de kap die daarna door de Stichting RING/ROB, Nederlands Centrum voor dendrochronologie te Amersfoort werden gedateerd. Hiermee konden de vele bouwdelen en -fasen aanzienlijk nauwkeuriger in de tijd worden geplaatst.
Het voorliggende boek doet omvangrijk aan. Toch biedt het een overzichtelijke samenvatting van vele eeuwen bouwen en veranderen, van meters documentaire kastruimte en vijftig jaar restaureren. Wij danken alle betrokkenen voor hun inspanning en feliciteren in het bijzonder de gemeente Amsterdam, de Stichting Bouwhistorie Nederland en de auteur met het bereikte resultaat.
Mr. J.M. van den Wall Bake voorzitter van de Stichting De Oude Kerk te Amsterdam
Prof. drs. A.A.L.M. Asselbergs directeur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg