Houten kappen in Nederland 1000-1940
(1989)–Herman Janse– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 324]
| |
10. Kappen van hout en ijzera. PolonceauspantenDe Franse spoorwegingenieur Camille Polonceau (1813-'59) paste in 1839 voor het eerst kapspanten toe, die zijn opgebouwd uit twee onderspannen balken (afb. 588), verbonden door een trekstang. Hoewel de constructie meestal geheel in ijzer werd uitgevoerd, zijn er ook voorbeelden in hout en ijzer (afb. 648). Met Polonceauspanten konden grote overspanningen worden gerealiseerd. Zij werden in de tweede helft van de 19de eeuw veelvuldig toegepast, onder meer in markthallen, fabrieksgebouwen en stationsoverkappingen. De Polonceauspanten in de zuiveringshuizen van de voormalige Westergasfabriek te Amsterdam (afb. 649), gebouwd in 1885, zijn per spanthelft van drie drukstaven voorzien. De bovenrand en de drukstaven zijn in hout uitgevoerd. De koppeling van de drukstaven met de smeedijzeren trekstangen wordt door gietijzeren schoenen tot stand gebracht.
648. Schema van een Polonceauspant.
649. Amsterdam, Westergasfabriek, 1885. Zuiveringshuis. Detail van Polonceauspant met houten drukstaaf en smeedijzeren trekstaven.
| |
b. Andere constructiesVoor een fouragemagazijn voor de cavallerie te Deventer (1846) met een overspanning van 16,50 m, werd een kap ontworpen met zeven licht geconstrueerde A-vormige spanten, die bestaan uit een tweetal spantbenen, een dubbele hanebalk, twee ijzeren trekstangen van de spantvoet tot het midden van de hanebalk en een ophangstang van de hanebalk tot de nokgording (afb. 650)Ga naar eind25.. Een spant met een dergelijk stavenpatroon wordt aangeduid als ‘Duits spant’ (NL 40:113). De spantvoeten en de bovenzijden van de spantbenen rusten in gietijzeren schoenen (a en d), die tevens aangrijpingspunten zijn van de trekstangen. Midden onder de hanebalken is een scharnierend ijzeren aangrijpingspunt voor de schuine trekstangen en de ophangstang (b). De stangen werden aangespannen met (vierkante) moeren. De hanebalken werden met twee bouten en gedekte zwaluwstaarten bevestigd op de spantbenen. Op de spantbenen rusten gordingen, die ‘Noordsche juffers’ dragen, waarop dakpannen op latten. De dakhelling is 30°. Er zijn in het dakvlak windschoren aangebracht van de voet van het middelste spant naar de nok bij de eindgevels. In deze constructie fungeren de schuine trekstangen als vervanging van de gebruikelijke trekbalk en beide korbelen in de traditionele constructie, dus als trekconstructie en hoekverstijving. De buitenmuren waren slechts 1½ steen dik ontworpen, hetgeen een waagstuk was, omdat het effect van de krachtenverdeling, ondanks berekeningen, niet zeker was. In Frankrijk zijn een aantal kappen, die op deze wijze werden uitgevoerdGa naar eind26..
Een Duitse firma voerde in Apeldoorn de kap van de Julianakerk uit (NL 33,X: fig. 212). Het zijn vakwerkspanten met een spitsbogig gevormde onderrand, waarvoor op hun plat gebogen planken zijn toegepast (afb. 651). De ruimte tussen de onderrand en de daklijn wordt doorsneden door gekruiste diagonalen en ijzeren rondstaven, die loodrecht op de onderrand staan. De bovenrand is in het middengedeelte ter plaatse van de grootste belasting verdubbeld. De gekruiste diagonalen steunen tegen hardhouten klossen. Er zijn ook elders enkele kappen volgens hetzelfde principe uitgevoerd. | |
[pagina 325]
| |
650. Deventer, Fouragemagazijn voor de Cavallerie, 1849. Kapspant versterkt met ijzeren trekstangen, met details ijzerconstructie.
651. Apeldoorn, Julianakerk.
652. Amersfoort, wagenwerkplaats H.IJ.S.M. Naar Wattjes IX, afb. 913.
| |
[pagina 326]
| |
c. ZaagdakenDit daktype wordt ook sheddak genoemd. Voor industrieën, die vooral licht uit het noorden moesten hebben in een grote hal, ontstond een daktype, waarbij een opeenvolgende reeks parallelle daken met twee dakvlakken onder verschillende helling, waarvan de steilste vlakken op het noorden gericht zijn en van glas zijn voorzien. De ondersteunende constructie kan in hout zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld als vakwerkliggers. Er komen ook constructies voor, waarbij vakwerkliggers onder de nok geplaatst werden en loodrecht erop de vakwerkspanten van de zaagdaken. De spanten van de zaagdaken en de constructie van de steunpunten werden soms gecombineerd in een schoorwerk. Toch probeerde men de constructie zo eenvoudig mogelijk te houden om de lichttoevoer zo min mogelijk te belemmeren. Het aantal steunpunten in de ruimte moest beperkt gehouden worden. In hout werden zij vaak als standvink uitgevoerd. De schoren daarvan vormden een obstakel in de werkruimte. Daarom ging men er toe over de steunconstructie in ijzer uit te voeren. Een eenvoudige combinatie van een houten zaagdakspant met ijzeren trekstangen werd in 1903 gemaakt in de wagenwerkplaats van de toenmalige Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij te Amersfoort (architect D.A.N. Margadant). Een schuingeplaatste stang ter weerszijden van het spant van de nok tot het midden van de ondersteunende balk zorgt voor de noodzakelijke trekkracht om doorbuigen van de balk tegen te gaan (afb. 652). De kap is in 1920 gewijzigd. Vele werkplaatsen van de spoorwegen droegen zadeldaken. De meeste zijn afgebroken, omdat zij niet meer pasten in het geëlectrificeerde en gemoderniseerde spoorwegbedrijfGa naar eind27.. |
|