Houten kappen in Nederland 1000-1940
(1989)–Herman Janse– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 275]
| |
4. KoepelsDe nieuwe architectonische stroming vroeg bij nieuwbouw, vanwege het centrale plaats die de verkondiging van het Woord in de eredienst innam, centraal gebouwde kerken, waarvan de plattegrond een Grieks kruis of een achtkant kon zijn. De kerk te Willemstad (N.B.), gebouwd tussen 1597 en 1607, kreeg een koepel met houten gewelf op een achtzijdige plattegrond. De doorsnede is een 6,5 m hoog cirkelsegment op een plattegrond van bijna 18 m breed (afb. 543). Er zijn vier elkaar kruisende gebinten. In de schuine gebintstijlen zijn twee tussenbalken gepend. De stijl loopt
543. Willemstad, Herv. kerk, ca. 1600.
boven het bovenste bint iets door en draagt daar een gording. Over de hoogte zijn nog vier gordingen ingelaten, die de kepers dragen. Bovenaan is een afronding van het dak naar de koepellantaarn. Bij de bouw was Coenraet van Norenburg betrokken, afkomstig uit Namen, later uit Dordrecht. De kruisvensters in het torengedeelte van de kerk zijn kennelijk kant en klaar uit het Maasgebied geleverd, gezien de opbouw ervan. Ook de hechte constructie van de kap, aangenomen door Adriaen DiericxGa naar eind29., vertoont typisch Maaslandse elementen (zie deel II, hoofdstuk 5). De kap verbrandde in 1950. | |
[pagina 276]
| |
544. Leiden, Marekerk, 1645.
545. 's-Gravenhage, Huis Ten Bosch, doorsnede over koepel. Tekening P. Post, 1645.
Het koepeldak van de Marekerk te Leiden, gebouwd in 1644-'47 naar het ontwerp van Arent van 's-Gravesande, wijkt eveneens geheel af van het normale patroon van de zadel- en kruisdaken, zoals die voorheen in Nederland gebouwd werden. Het is opvallend, dat het bestek van de houtconstructie van de achtzijdige koepel (bijlage A 12) weinig beschrijft van de te maken kap. Er wordt veel verwezen naar het model en de tekeningGa naar eind30.. Ook worden houtmaten afhankelijk gesteld van de mogelijkheden, die het door de opdrachtgever ter beschikking gestelde hout bood. Dit bewijst, dat het traditionele timmerambacht geen ervaring en richtlijnen had om op dit soort bijzondere situaties in te spelen. De kap die tot stand kwam (afb. 544), blinkt niet uit door zuiverheid van constructie. Op de bouwtekening is een groot aantal ijzeren beugels te zien, die de onderdelen bij elkaar moeten houden. Ook de kwaliteit van het zwaar gedimensioneerde eikehout (in die tijd al moeilijk verkrijgbaar) is slecht. Grote kwasten, zoals hier voorkomen, zouden voorheen door de gilden absoluut niet getolereerd zijn. Een vrijwel identieke koepelconstructie heeft de lantaarn van de Oranjezaal van het Huis ten Bosch te 's-Gravenhage (afb. 545), na 1644 gebouwd. | |
[pagina 277]
| |
546. Middelburg, Oostkerk, ca. 1660. Gedeelte van 18de-eeuwse tekening.
Beter afgewogen is de omstreeks 1665 gebouwde achtkante koepelconstructie van de Oostkerk te Middelburg (afb. 546). Door de ingewikkelde geschiedenis van het bouwen van deze kerk is het niet geheel duidelijk wie het ontwerp van de koepelconstructie heeft gemaakt. Wellicht was dat de stadstimmerman Frans Drijffhout. Ook hiervan bleef de maquette bewaardGa naar eind31.. Binnen het bovenste deel van het muurwerk is een stelsel van houten bokken, steeds bestaande uit twee stijlen met dwarsverbindingen en schoren, dat een vormvaste ring vormt. Daarop zijn enigszins schuingeplaatste bokken, weer bestaande uit twee stijlen met regels en schoren, die de ring dragen, bestaande uit drie rondgaande platen. De drie stijlen van de bovenste rij van bokken staan nog schuiner. Daarop rust de forse lantaarn. | |
[pagina 278]
| |
[pagina 279]
| |
547. Amsterdam, Ronde Lutherse kerk, 1670. Plattegrond en doorsnede.
Een soortgelijke constructie op een cirkelvormige plattegrond had de in 1670 gebouwde koepel van de Nieuwe Lutherse kerk in Amsterdam, doorgaans Ronde Lutherse kerk genoemd (afb. 547)Ga naar eind32.. Hier waren op de onderste rij van verticale stijlen drie ringen van schuingeplaatste bokken geplaatst, waarop een lantaarn van bescheiden afmetingen rustte. De koepel verbrandde in 1822. De toen gemaakte koepel wordt besproken in deel IV, hoofdstuk 9. |
|