Zederymen(1656)–Anthony Jansen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 263] [p. 263] [DE voorspoet kan de weelde wekken] I I. DE voorspoet kan de weelde wekken, De weelde d'overtreding' trek-ken. Doen Izrel, vet en dik gemest, Den o-vervloet genoot veel ja-ren: Liet hy den Heer zijn rotzsteen va-ren, En sloegh stout achter uit op 't lest'. I I. Wie zoekt het leven by den dooden? Zy offerden den vreemden Goden Ten smaat van hem die haar gebaart En zoo veel weldaat had bewezen, [pagina 264] [p. 264] Om nu te eeren en te vreezen Waar voor geen oude was vervaart. I I I. Alwillens boos geeft stof tot tooren. Doen zy na Godt niet wilden hooren Zach hy haar doen en handel aan Om 't einde van haar loop t'aanschouwen, Die broos en vals was om vertrouwen, En liets' haar eigen wegen gaan. I V. Gods yver is tot haar ontsteken. En zy zijn wijders afgeweken En machteloozen toegekeert. 't Kan 's Vaders vreugt seer veel vermindren Als een de liefste zijner kindren Van hem niet meer wil zijn geleert. V. Maar als de vreemden nu genieten 't Geen d'eige kindren van haar stieten Door dertle lust in 't quaat verblint; Dan wert de geest een spoor gegeven Om na des Vaders wil te leven Dewijlmen zich verstooten vint. V I. Doch daar die vrucht niet wert geboren, Maar alle middel schijnt verloren Krijgt eens de straf haar volle maat'. Nu zy vertaajen in gebreken Heeft God een vlamme aangesteken Die diep tot inder aarden gaat. [pagina 265] [p. 265] V I I. O groote straf voor groote zonden! Den brant verslint der bergen gronden En 't landt wort zijne rentten quijt. Wat ramp kan d'ondeugt zich behalen! Een hoop van overzware qualen Is voor die geen' die 't quaad niet mijdt. V I I I. Den honger zal haar bloet verteeren. Haar vlees zal stinken door de zweeren. En d'overfelle dierentand Staat schrap om yslijks te verslinden. Waar by den adder zich laat vinden En knaagt hun deerlijk ingewant. I X. Van buiten zal haar 't zweert vernielen. Van binnen anxt en schrik der zielen. Geen jongelingh noch maagt is vry. Ja grijzen zelfs en kinders dragen Gelijken last in deze plagen, Op datter niemant vry van zy. X. God wilde 't volk geheel verderven Op dat hun afkomst uit zouw sterven En niemant aan haar naam meer dacht': Maar 's vyands bittre schimp en tooren Stont hem met leet dan aan te hooren, Als of het quam door hare macht. Vorige Volgende