Zederymen(1656)–Anthony Jansen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 211] [p. 211] Psalm xxxij. I I. BE - naautheit groeit door 't groeijen van de zonden. Geen zondaar die gerust kan zijn bevonden. Maar wel den mensch! tot wien Gods goetheit strekt Zoo ver dat al zijn zonden zijn bedekt. En die, door scherp op 's Heeren wil te achten, Bedrogh en list vervreemt van zijn gedachten; Waar- [pagina 212] [p. 212] om ook God, 't geen hy bedreven heeft, Geen plaatze meer in zijn gedachten geeft. I I. Verzwegen quaat kan 't hert' met wroeging' tergen. Doen ik voor God mijn zonden wouw verbergen Verschrompelden, door 't huilen al den dagh, Mijn beenen daar ik in mijn smerte lagh. Want Godes hant sloegh zoo mijn zwakke lenden Dat ik verdween en smoorden in elenden; Ja drooghden uit gelijk een groeijent pit Gemergelt wort door Zomerdaagze hit'. I I I. Wat reden om de zonden te verschoonen? Ik sprak; ik wil mijn schulden naakt vertoonen Ik wil voor God die stellen klaar en ront. En hy vergaf de zonden my terstont. Des zullen nu de heiligen hem eeren En inder noot van herten tot hem keeren. Geen noot hoe groot maakt 't vrome hert vervaart Om dat de zorgh des Heeren hem bewaart. I V. God is mijn rots. ik zoek by hem te blijven. [pagina 213] [p. 213] Zijn magt kan al mijn ramp en leet verdrijven, En my met een verquikken door een Liet Daar in mijn geest met lust haar vryheit ziet. Koom die nu lang gedoolt te rug wilt keeren, Ik zal u nu den wegh des Heeren leeren, Ik zal den pat u zeeker doen verstaan Die ghy tot uw behoudingh hebt te gaan. V. Maar zijt niet stout als onbedreve dieren Daar een gebit moet zijn om recht te stieren, Op dat het beest niet t'zijden uit en sla En koom zijn Heer in wrevelmoet te na. Zoo edik bijt in etterige wonden Zoo bijt Gods woort in 't hert' bezet met zonden Niet dat het woort zoo scherpen wezen heeft, Maar zelf is hy zoo teer die qualijk leeft. V I. Den zondaar drukt een overvloet van plagen Die hem zijn hert en ingewant doorknagen. Doch die op God met vast vertrouwen staat Heeft inder noot een sterken toeverlaat. Verheugt u des ghy vromen en oprechten: Want geen verderf of leet kan op u hechten. En ghy altzaam die waarlijk heiligh zijt Zingt vrolijk op en weest oprecht verblijt. Vorige Volgende