Zederymen
(1656)–Anthony Jansen– AuteursrechtvrijZangh: Help my zoete Rozanier.I.
RUst der zielen vloeit in deugt.
Deugt baart vast' en wis - ze vreugt.
Vreugt is zoet en licht om dragen.
'tGeen
| |
[pagina 206]
| |
gemaklijk valt en zacht
Draagtmen geerne met behagen,
Zonder on-gemak of klagt.
I I.
Maar met ondeught ist zoo niet.
Haar vermaak is als een riet
Dat geen stant hout voor de winden.
Waar des zondaars herte naakt,
Daar was anders niet te vinden
Als 't geen hem elendigh maakt.
I I I.
Die des vroomen herte zach
Daar het klaar ontvouwen lach,
Zoo 't geweest was met zijn werken:
O voortreffelijke zaak!
Niemant zou daar iets in merken
Als uitnement zoet vermaak.
I V.
Zoekt ghy waar dit onderscheit
Openbaar t'aanschouwen leit?
Let op tweederleye menschen:
| |
[pagina 207]
| |
Waar van d'een is als een boom
Staande, zonder iets t'her wenschen
Aan een friszen waterstroom.
V.
D'andren als het lichte kaf,
Raken heilloos in het graf,
Zonder hoop van beter leven.
Hun gedachte moet vergaan.
Want by God is niets verheven
Als 't geen eeuwigh kan bestaan.
V I.
Vroome groenen als het gras.
Booze smelten als het was.
Elk zal loon na werk ontfangen.
Als Mardachi groeit in lof
Dan wort Haman opgehangen,
En vertreden in het stof.
V I I.
Dat Gods kindren veel verdriet
Overkomt, ontken' ik niet;
't Einde werkt hun Gods genade.
Maar hoe fier een zondaar treet,
Komt berouw en leet te spade,
't Laatst' is noch het quaatste leet.
V I I I.
In een waart verworpe zaak
Neemt den zondaar zijn vermaak:
Maar die lust doet nimmer rusten.
Zoo een schaduw voedzel geeft,
| |
[pagina 208]
| |
Zoo verzaden zonde lusten
't Herte dat in zonden leeft.
I X.
Maar in tegendeel, de geen
Die op Godes wegen treen
Hebben smaak, en zijn vol vreugde.
Zoo uitnement een gedeelt',
Ziet ghy dat de zond' en deugde
Van malkanderen verscheelt.
|
|