Zederymen
(1656)–Anthony Jansen– Auteursrechtvrij
[pagina 182]
| |
Zangh: Neemt my in der hand.I.
VAn d'oprechte rust,
't Alderzoetst der dingen
Is mijn geest belust
Om met vreugt te zingen.
Wat hier tegen gaat
Heb' ik niet verkoren;
Want of haat of quaat
Wraakt mijn tong' en ooren.
I I.
'K zing' wat ruste zy.
Waarz' in is gelegen.
En daar 't middel by
| |
[pagina 183]
| |
Hoeze wert verkregen.
Rust in eenen schat,
Die de aardsgezinden
Op haar doornig padt
Nimmer zullen vinden.
I I I.
S' is verzelt met vreugt,
Niet geteelt uit zonde;
Maar die door de deugt
Rust op wisse gronden.
Zy ist die 't gemoet
Van begeerlijkheden
Niet regeeren doet,
Anders als na reden.
I V.
Hoe de zaken zijn;
Zelfs in ramps genaken
Blijft zy buiten pijn',
Om geen anxt te maken.
Maar zoo, door 't verstant,
Onheil wert vernomen,
Van de beste kant
Zoekt zy 't voor te komen.
V.
Want zy vlijd en voegt
Haar na 't woort des Heeren;
Des zy haar genoegt
Hoe de dingen keeren.
Zy is zelfs haar loon,
Schoon haar God misdeelde;
| |
[pagina 184]
| |
Want zy is een troon
Van vermaak en weelde.
V I.
Waar 't verstant op ziet,
Hoe volmaakt in d'oogen;
Is de Rust 'er niet
't Zal niet duuren mogen.
Wie, die dezen wegh,
Voor hem klaar ziet open,
Zoekt met overlegh
Dien niet in te loopen?
V I I.
Die der deugt betragt,
Zonder zich te schromen
Wie 't veracht of acht,
Kan ter ruste komen.
Maar die na zijn lust
Leeft in veel gebreken,
Kan van deze Rust
Na haar aart niet spreken.
V I I I.
Streef dan elk die wilt
Na 't opregte leven:
Want daar is de stilt'
Maar alleen gegeven.
Weet dat u geen quaat
Noch haar aart magh lusten
Zoo ghy ernstigh staat
Na d'opregte ruste.
| |
[pagina 185]
| |
I X.
Maar dat ghy, verzett
Uit het oude leven,
V aan Christus Wet
Heel moet overgeven.
Is het quaat dan doot
En de deugt geboren,
Geen gewelt hoe groot
Kan uw ruste stooren.
X.
Onheils oorzaak sterft
Daar de zonden sterven.
Die de deugde derft
Moet de ruste derven.
Zoekt de werelt door,
Buiten 't godlijk leven;
Wat zich ook doet voor,
't Zal geen ruste geven.
X I.
Want noch staat noch eer,
Schat, of 't geen zoo waard is,
Geeft aan niemant meer
Als het zelfs van aard is:
Niets van 't aards bestaat;
Zoo doet ook haar lust niet;
't Geen zoo ras vergaat
Geeft het hert zijn rust niet.
X I I.
Dus verkeert en blint
Zukkelt menig mensche,
| |
[pagina 186]
| |
Die noit regt en vint
Zijn begeert' en wenschen.
Zoekt ghy rust en vreugt
Vast, oprechte en veilig:
Kiest den wegh der deugt
En betreet die Heyligh.
|
|