Zederymen
(1656)–Anthony Jansen– AuteursrechtvrijZangh:
IK zing geen ydlen lof van Bruit of Bruigoms Eer,
Of van haar jeugt of vreugt of diergelijke zaken.
De waarheit leert ons
| |
[pagina 174]
| |
ernst in plaats van dwaas ver-maken.
Des heb-be imant wat het zy of troost of leer.
't Geluk, als wenschlijk heil, begeert den mensch als goet;
Doch door begeert al - leen en wert 'et noit be - ko - men.
Maar werk by wensch gevoegt is 't werk van alle vromen,
Om dat geen wensch de deugt, maar 't werk die worden doet.
| |
[pagina 175]
| |
I I.
Vw wensch is dat ghy meugt ontfangen hier van God
Zijn gunst, en aldermeest zijn heil in 't eeuwig leven.
't Is wel. dien wensch is goet; en elk zal dien wel geven;
Maar weet dat zy u wijst te doen na zijn gebod.
Begeert ghy dat het aards van u magh zijn versmaat
Om dat u God tot veel volmaakter heeft bescheiden
Zo moet ghy door de deugt uw wandel zoo beleiden
Dat gy dien wensch vervult, of 't is vergeefse praat.
I I I.
Wy wenschen u 't gemoet wel rein en omgekeert,
En dat ghy, wel getroost, des vleis vermaak kond derven;
Waar uit met eenen volgt welleven en wel sterven,
't Welk waarlik 'thoogste zy dat iemant oit begeert:
Maar, wel vereenigt paar, gelooft, 'tis niet genoeg
Om 't tedere gemoet met wenschen te versterken;
Tis nu u tijt van vlijt van wakker zijn en werken:
Want dit 's het werklig woort: Slâ handen aan de ploeg.
I V.
Al wenschen wy u toe zoo veel van 't aardze gelt,
Of kindren, of vermaak als God u toe zal voegen:
Zoo staat nochtans aan u het vrolijk welgenoegen
Hoedanigh u den staat des Houlijx zy gestelt.
Doch wat is goet of gelt? wy wenschen u een schat
Die niet alleen van 't quaat u zuiver zal bewaren,
Maar in d'oprechte deugt volkomen wederbaren,
Indien gy neerstigh zijt op waarheits heilig padt.
| |
[pagina 176]
| |
V.
Volgt Christus op het spoor waar dat hy henen gaat:
Die altijdt, eenderlei, zoo gistren was als heden.
Zijn leering' is een zap en voedzel aan uw zeden,
Indien ghy nimmermeer zijn onderwijs verlaat.
Eenparigh zy dien aart in uw gemoet gebouwt;
Niet anxtigh uitgeperst by tijden en by vlagen.
Maar willigh en van zelfs. oprecht na Gods behagen.
Want welke wijndruif groeit aan bars en steeklig hout?
V I.
De waarheit zy u wit zoo lang ghy adem schept.
Gebruik de werelt als een vreemde wandelstede.
En komt ghy totten trap van heiligheit en vrede,
Ziet dat ghy dan bewaart 't geen ghy gewonnen hebt.
Sluit voor 't verganklijk schoon uw ziel en zinnen toe,
Op dat des werelts glans u d'oogen niet verblinde;
Maar tracht, door 't Godlijk Woort, te zijn van Gods beminde,
Zoo wert de werelt U, en Ghy der werelt moe.
V I I.
De werelt is een zee die stadigh rijst en daalt:
Daar wort ghy als een schip geslingert van de baren.
Maar wel u, zoo ghy rust in onrust kont ervaren,
En noit van u kompas de minste stip verdwaalt.
Dit wenst u mijn gemoet. let gy op waarheits leer.
| |
[pagina 177]
| |
Zoo ghy haar eis betracht door alles wel te peilen;
Ghy zult, indien ghy houwt de rechte streek in 't zeilen,
V vinden op de Ree in ruste by den Heer.
|
|