Zederymen
(1656)–Anthony Jansen– Auteursrechtvrij
[pagina 91]
| |
Zangh: Daar wort geredenzift, hoedanigh, &c.1.
EEn vroom' oprechte ziel die hier Godzaligh leeft,
En na vol - maaktheit streeft,
Is God zoo aangenaam dat hyze wil be - loo - nen.
Volmaakte liefde vloeit uit een gelijk gemoet.
En met geen minder goet,
Als 't geen die liefde baart,
wil God zijn kindren kroo-
| |
[pagina 92]
| |
nen.
Als Jesus inde lugt met macht verschijnen zal.
Om y - der, in dien dagh, of loon of straf te geven;
Dan blijven zy bevrijt van leet en on-ge-val,
En krijgen op hun hooft de kroon van 't eeuwigh leven.
Hy wil haar blijdelijk ontfangen.
En voor 't verdriet // wel eer geschiet // vergeet hy niet
Het leet // en zweet // met troost
| |
[pagina 93]
| |
te droogen van hun wangen.
I I.
Hy leit haar in zijn rijk na zijn verheven throon,
In 't alderschoonste schoon:
En geeft hun in 't verstant onnoemelijke dingen.
Het brein vol hoogh begrip, de ziel in zachte rust,
De geest vol zoete lust,
Het oor vol schoon geluit en overaardigh zingen;
De zinnen, in 't gemeen, vervult met groote vreugt,
Vol lieffelijk vermaak dat nimmer kan verveelen,
De jaren grijs noch zwak, vol zoetigheit en jeugt.
De geest altijt bereit om God ter eer' te speelen.
De monden vol volmaakte tongen,
Waar door Gods kracht // en groote macht // aan haar volbracht,
Met klank // en dank // altijt volmaakt kan zijn gezongen.
I I I.
Daar is geen ramp of pijn die deze vreugde maakt
Dat zy ten einde raakt:
Daar komt geen doot of noot haar strenge pijlen schieten.
De deugt vervult de geest, en sluit voor ongeluk,
Voor anxt voor smaat voor druk
't Vermoogen toe, op dat de ziele niets geniete.
God is haar toeverlaat, en maaktze hem gelijk
In eeuwigheit, en blijft haar alderliefste Vader.
Zy zijn de borgeren, en hy den Heer van 't rijk,
| |
[pagina 94]
| |
Die 't ruim geniet van vreugt vergunt van allegader.
Des looft hem elk met hert' en zinnen;
En zijn verblijdt // om 't allertijt // in groote vlijt,
Met stof // van lof // den Heer ter eeren te beminnen.
I V.
O! die zijn leeven hier na Godes wil besteet,
Sal met dit heerlijk kleet,
Uit goedertierentheit des Heeren, zijn beschonken.
Wel op dan Christen hert' ontgrendelt u gemoet,
En laat dit heerlijk goet,
Dat zoo hooghwaardigh is, uw ziel met lust ontvonken.
Vernieuwt in u verstant. trekt uit het vuil gewaat.
Doet aan het Bruiloftskleet dat Christus kan behagen.
Laat blijken dat ghy 't quaat, uit al uw krachten, haat
Door u, na Gods bevel, onstraffelijk te dragen.
Waar in ghy krachtigh moet volherden.
En yvren voort // na 's Heeren woort // door d'enge poortt':
Zoo zal // 't getal // hier na door u vermeerdert werden.
|
|