Zederymen(1656)–Anthony Jansen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] Vrugtbaar geloove. GElooft ghy als Gods zoon de lusten leert verzaaken, En ouders, lijf en goet om zijnent wil verzmaan, En goet te doen die 't quaat u hebben aangedaan Dat dit gebooden zijn die u en yder raken? Zoo moet ghy zelf de kragt van deze leer' genaken. Want wort dien wegh door u niet zuiver ingegaan Zoo magh al uw geloof voor geen geloof bestaan, Het welke zich door 't werk alleen kan zeker maken. De deugt, die ghy gelooft dat u geboden wort, Indien ghy die betragt en nergens komt te kort, Zoo zal 't oprecht geloof zich waarlijk openbaren. Maar zoo ghy qualijk leeft en roemt dat ghy gelooft, Gelooft dat ghy u zelf van ware troost berooft Ten zy de deugden uw geloove goet verklaren. Gelooft ghy dat de leer ons' Heeren is van aart D'opregtigheit voor Godt volmaakt in top te trekken; Zoo magh geen quaat uw Ziel noch zinnen meer bevlekken Of ghy, ten zy Gods woort u wandel wederbaart, Zijn onder uw geloof noch zeker noch bewaart. Maar voelt ghy wil en lust met ernst ten goede strekken, Om door die oefning uw vermoogen op te wekken, Zoo ist geloove goet, en met het werk gepaart. Maar blijft ghy zorgeloos in 't net der zonden hangen, [pagina 81] [p. 81] En meint ghy evenwel der eeren kroon t'ontfangen? Wijk veerdig van dien wegh. dien doolweg loopt verkeert. Zegt Christus dat alleen die in de deugt volherden, Maar niet die vleeslijk leeft, verheerlijkt zullen werden, Zoo zijt of ghy verkeert of 't is verkeert geleert. 't Geloov' is thans gesplist in stukken en in deelen In lettergreepjes, en in puntten menigvouwt: Van menschen, niet van God dierwijze opgebout Vol oorzaak van verdriet en nijdige krakkeelen. Ja scheurt een diepe scheur onmooglijk meer om heelen. O mannen! 't is op hooi en stroo, en niet op gout Noch peerlen daar uw Ziel haar welvaart op vertrout, Dat vroomen overlangh uitneement kon vervelen. 't Zy Paulus of Apol. 's naams onderscheit is niet. Want God, die op de deugt en 't heiligh herte ziet Dat hem in hoop in vrees, en liefde durf genaken, Gunt dat hy Christen heet, na zijnen Zoon den Heer Die ons den wegh bereit ten Hemel, door zijn leer. Des hoort men alle naam van andren te verzaken. Maar ghy die dezen mist der dikke duisterheden Met uw gezigt door straalt tot op haar klaare gront; Gelooft van herten, God, en zegt'et metten mont En leeft uit dat geloof na Gods bepaalde reden. [pagina 82] [p. 82] Indien u naasten treet met u gelijke treden 't Is reden dat ghy zijt met hem in een verbont. Maar schoon een vroom gemoet een weinigh anders stont, D'een moet van d'anderen zagtmoedigh zijn geleden. De heyligheit is 't eind. Dit eind is meerder waart Dan 't beste middel is dat zulk een einde baart, Gelijk 't veroorzaakt' ook zijn oorzaak gaat te booven. Daar nu gelijkheit is in d'aldergrootste zaak Verdraagtmen in het kleinst' malkandren met vermaak; En niemant zoekt een haar, gelijkmen zeit, te klooven. Vorige Volgende