Zederymen
(1656)–Anthony Jansen– Auteursrechtvrij
[pagina 50]
| |
Zangh: Spanjolette Reformeé, of: Mijnen geest voel ik my dringen.I.
ZIngh nu vrolijk alle vol - ken
Toont u vreugdenrijk:
Jesus gaat, deur lucht en wolken,
Na zijn 's Vaders Rijk.
Den Kelk is uit gedronken,
En 's Vaders Will' volbracht:
En Godt heeft hem be-
| |
[pagina 50]
| |
[pagina 51]
| |
schonken
Met d'allergrootste macht.
I I.
Hoogh verheven vol van waarde,
Is hem al 't gewelt
Zelfs van hemel en van aarde
In zijn hant gestelt.
Dies buigt het allegader
Voor hem al watter leeft,
Behalven zijnen Vader
Die 't hem gegeven heeft.
I I I.
Zijt gehoorzaam zijn gebooden.
Wandelt onbevlekt.
Want hy leeft die uit den dooden
Weer zijn volk verwekt.
Hy zelf is voorgetreden
Als 't Hooft, en blijft nu daar,
Om zijn verstroide leden
De plaatz' te maken klaar.
I V.
Schoon hy hoogh en wijt verheven
Boven Zon' en Maan',
Leeft in 't onbegrijplijk leven
Dat noit zal vergaan:
Hy zal zich weer vertoonen
Ten troost van die nu lijdt;
| |
[pagina 52]
| |
Op dat zy by hem woonen
Van alle noot bevrijdt.
V.
Doen hy 's levens wegen leerde,
Heeft hy self gesmaakt,
Door de boosheit der verkeerde,
Wat ons meest genaakt;
En daarom als de zinnen
Door lijden zijn bedroeft,
Helpt hy het leet verwinnen;
Want hy 't zelf heeft geproeft.
V I.
't Zy wat loon dan menschen geven,
Christus, die het ziet
En ten Konink is verheven,
Slaapt noch sluimert niet.
Zijn kindren die hem vreezen
En na hem zijn geaart,
Zal hy een Trooster weezen,
Wat leet haar wedervaart.
V I I.
Doch die onzen Vorst wil vinden
Tot zijn hulp bereit,
Moet zijn herte noit verbinden
Aan de ydelheit.
Zijn weezen is afkeerigh
Ook zelfs van 't minste quaat.
Maar wederom begeerigh
Na yder goede daat.
| |
[pagina 53]
| |
V I I I.
Om hier nae in zijde kleeden
Met Gods volk te gaan;
Moeten d'aardze zinlijkheden
Hier bezijden staan.
Die eens ter vreugt verrijsen
En zijn wil in Gods rijk,
Moet eerst hem hier bewijsen
Zijn Zoon te zijn gelijk.
I X.
Jesus, Heer, die uw' gemeente,
Door uw' hand gesticht
Op 't onwankelbaar gesteente,
Met uw' licht verlicht:
Och! zoo wy wel betrachten
Vw' schoone Hemelreis,
Zoo zal dien troost verzachten
De droefheit van ons vleis!
|
|