Zederymen
(1656)–Anthony Jansen– AuteursrechtvrijZang:
WEl hem die, achteloos den Zijwegh inge-sla-gen
In tijts, eer hy vervloeit, een trouwen vrient ontmoet,
Die zich in zijn gebrek zoo wijslijck weet te dragen;
't Zy dat hy vriendlijk straft, 'twelk hy voorsichtigh
| |
[pagina 38]
| |
doet,
Of dat hy onderwijst met woorden die beweegen
En maken dat zijn ziel de kromme paden mijdt:
Wel hem: want hy geniet een' ko-ste-lijcken zegen
Die weinigh wert gesmaakt in dees' verkeerde tijt.
I I.
Zijn inzicht is voor eerst zijn naasten t'overtuigen
Van quaat of quaden schijn in 't geen hy laat of doet;
Om dan zijn zwakke geest na redens raat te buigen
En helpen weer op 't padt zijn slibberige voet.
Des als zijn goede vrient een misslagh heeft bedreven,
Hy tergt noch quelt hem niet; maar spreekt hem vriendlijk aan.
Te lastigen verwijt kon afkeers oorzaak geven.
Zijn aanspraak is geen wraak, maar Christelijk vermaan.
| |
[pagina 39]
| |
I I I.
Noit zal hy achter af zijn zake gaan vergrooten:
Want zulx is buiten 't wit daar 't wijze oog' na schiet.
En daarom wert zijn vrient niet uit zijn hert gesloten
Dewijl hy ook in hem gelijke vrientschap ziet.
De trouwe dient bewaart: want velen liever smoren
Een heimelijk gebrek met smerten in hun geest,
Dan dat zy hun gemoet vertrouwen aan de ooren
Daar 't zelden blijft bewaart, 't welk deurgaans wert gevreest.
I V.
Maar die de geesten kent, en klaar kan onderscheiden,
En daarom hard of zacht zijn trouwe aanspraak voegt,
Om 's naastens gront ter deugd godvruchtigh te bereiden
Die heeft zijn ziel gevrijd, en ook zijn vriend vernoeght.
Verbetring' inder daat van feilen en gebreken,
Op dat den zondaar weer geraak ter goeder naam,
Zy oorzaak maar alleen om iemant aan te spreken.
Al wie het anders waant is hier toe onbequaam.
|
|