De paupers
(1915)–Victor Ido– Auteursrecht onbekendVIII.Toen Boong de tamarindenlaan ijlings verliet, wist hij niet in welken toestand hij Vincent had achtergelaten. Wel vermoedde hij, dat zijn tegenstander er erg aan toe was en dat de hem toegebrachte wond in den linkerschouder wel eens ernstige gevolgen kon hebben. Maar in de stemming, waarin Boong op dat oogenblik verkeerde, kon het hem niet zoo heel veel schelen, wat er van Vincent terecht kwam. Hij had zijn wraak ten volle op dien gehaten neef kunnen koelen - en dat gevoel schonk hem momenteel groote voldoening. Hij was er zeker van, dat Vincent ten minste de eerste weken, misschien wel maanden, niets aan Lien Smits zou hebben. En nu zou hij wel eens willen zien, of zij in dien tusschentijd Vincent niet kon vergeten.... om hèm. Bij de vluchtige herdenking van de laatste oogenblikken tegenover Vincent, van de brutale woorden, welke deze hem, den om zijn kracht en behendigheid beroemden Boong, had durven toevoegen, blaakte hij opnieuw van vechtlust en stroomde het bloed door zijn reeds verhit lichaam eens zoo snel. Zooeven trok een donker | |
[pagina 152]
| |
aant.
Wat zou ie nou 't eerst doen? 't Was lang over twaalven. Als de politie Vincent daar liggend vond, levend of uit zijn flauwte ontwaakt, zou de patjakker natuurlijk dadelijk vertellen wie zijn aanvaller was. Hoofdzaak zou dus zijn, ergens 'n heenkomen te zoeken, om, als het noodig mocht wezen, z'n alibi te bewijzen. Want zóó gewiekst was ie wel, dat ie dáárvoor het eerst diende te zorgen, wilde hij niet in verdenking komen en in een politiezaak gewikkeld worden. Maar waarheen op dit uur...? Hij behoefde niet lang te piekeren. Niemand anders zou hem juist op dit uur met open armen ontvangen dan de mooie Ina van hadji Machmoed, die zóó dol op hem was, dat ze nooit genoeg van zijn liefde scheen te | |
[pagina 153]
| |
kunnen hebben. Ina...! Ja, dat was 'n uitkomst. Dat aardige dier wist nooit van uur of tijd af als ze in zijn armen lag... hij had haar maar te suggereeren, dat hij reeds van half twaalf af bij haar was, tot den volgenden ochtend - en de politie zou door haar verklaring voldoende van de wijs zijn gebracht. Hij ging naar de kampong waar hadji Machmoed woonde en onderweg begon de hitte te luwen, die gedurende het gebeurde met Vincent in zijn gansche wezen gloeide. Allengs trok ook de nevel weg, die zijn denken had verduisterd, en hij vermocht zijn gedachten beter te regelen. Tegelijkertijd won daarin hoe langer hoe meer het besef van de mogelijkheid veld, dat hij Vincent doodelijk getroffen kon hebben, want hij had hem - o, dat herinnerde ie zich nog heel duidelijk! - goed geraakt. Hij voelde nu nòg de kracht na, waarmee hij zijn mes gestoken had in het bovenlichaam van zijn tegenstander. Eerst dat bebloede mes weg! En op de brug gekomen, waar hij vroeger wel eens had staan lummelen met Perisa, Krol en Lammers, wiep hij het moordtuig in het water, na eerst scherp rondgekeken te hebben, dat niemand het merkte. God, ja, verbeeld je eens, zoo dacht hij, als die verdomde Vincent daar in de tamarindenlaan lag te crepeeren! 't Zou toch wel verschrikke- | |
[pagina 154]
| |
lijk wezen voor de familie... Tante Malie, oom Dorus, grootpa, ze zouden 't niet overleven. Als ie 'ns even terugging naar Vincent...? Gekheid, dat zou zoo stom zijn als maar kon. De politie zou hèm natuurlijk dadelijk verdenken, beschuldigen... Neen, o, Jezis neen, niet terug... voor geen goud ter wereld! Laat Vincent nou maar in z'n bloed wentelen, dat heeft die blufzak, die altijd hooger-op wou om met tòttòks gelijk te komen, wel verdiend. Neen, niet terug. Dat nooit! En als de politie 't ooit te weten kwam, wie z'n neef gepord had, welnou, dan wist hij, Boong, er nog wel raad op. Ze konden hèm zoo makkelijk niet te pakken krijgen. Maar wat zanikte hij toch! Ze zouden hèm, den kleinzoon van den deurwaarder van justitie Portalis, toch waarachtig niet 't eerst verdenken van moord op z'n eigen neef. Neen, dat zouen ze zoo gauw niet doen. En dan.... z'n eigen zuster, Daï, was nota bene juffrouw van 't huishouden bij den president van den Raad van justitie.... Hij lachte fijn-ironisch in zichzelf bij die gedachte. Juffrouw van 't huishouden, nou ja, zeg, geloove wie 't wil. Maar hij, Boong, dacht er 't zijne van. Die ouwe mr. Pel zal ook wel niet z'n oogen in z'n zak houen; die zal ook wel weten, dat Daï 'n verduvelde mooie meid is.... Ha-ha! wacht maar, die ouwe zal er wel in loopen.... en Daï is ook niet van gisteren. | |
[pagina 155]
| |
En mocht het ooit zoo ver komen, dat de politie hèm op 't spoor was, nou, dan moest Daï haar invloed maar eens op dien ouwe beproeven. Er lichtte plotseling een idee in hem: Daï moest het zoo aanleggen met dien ouwe, dat ze, als 't oogenblik dáár was, haar broer Boong 'n vrijspraak of ontheffing van 'n gerechtelijke vervolging bezorgde. Dat kon ze. Ze was er mooi en verleidelijk genoeg voor. En handig ook. Morgen reeds zou hij met Daï spreken, haar eens polsen hoe die ouwe was.... tegen haar; en, zoo er niets tusschen hen beiden was, dan haar 't zeer voordeelig denkbeeld aan de hand doen, profijt te trekken van haar heerlijke schoonheid bij 'n man van zulk 'n positie als mr. Van Vierzen Pel. 't Zou dom van haar zijn, indien ze 't al niet lang geprobeerd had. Boong vond 't denkbeeld zelf prachtig; het gaf hem een bijna volkomen gerustheid voor de toekomst, ingeval blijken mocht dat Vincent werkelijk gedood was. Morgen met Daï spreken. Maar nu eerst alles vergeten in een zoete omarming van Ina, dat schattige vrouwtje van dien drogen, afgeleefden hadji. ‘God, God, wat 'n nacht!’ zuchtte Boong. En hij tikte driemaal aan Ina's venstertje, floot zacht eenige maten van 'n amoureuse pantoen, en wachtte even. Toen opende het venstertje zich en 'n jonge, inlandsche vrouw, met lang, | |
[pagina 156]
| |
loshangend haar, slechts 'n sarong tot aan den boezem om het ranke lijfje, liet hem in.... |
|