No 2537.
B. de Volder à Christiaan Huygens.
26 avril 1689.
La lettre se trouve à Leiden, coll. Huygens.
Mijn Heer
Ick blijf UEdt. hartelijck dankbaar voor de boecken mij op gisteren gesonden, die mij wel ter hand sijn gecomen, en dewelcke ick hoope te besorgen dat UEd. binnen korten onbeschadight weder sullen werden herstelt. Ick sal oock, soo UEd. geen volkomen genoegen had in de proef op de solder, maar liever het glasGa naar voetnoot1) aan de maan selfs probeerde, niet manqueren op het aldereerst advys, UEdt. de blickke ring met de steert toe te stueren sij is wel heel ruw gemaackt, maar sal voor een proefje meen ik, genoech verstrecken. Ick sal hierop, soo UEd. meende die eenighsins nodigh te hebben, UEds. ordres afwachten; en verblijven middelerwijlen
Mijn Heer
Uw Edts. ootmoedige Dienaar
B. de Volder.
Leijden, den 26 April 1689.
Aan de Heer
Mijn Heer Christiaan Huijgens van Zuijlichem
Heer van Zelem etc., etc. op 't huijs te Hofwijck
tot
Voorburgh.