Oeuvres complètes. Tome VI. Correspondance 1666-1669
(1895)–Christiaan Huygens– Auteursrecht onbekendNo 1628.
| |
[pagina 194]
| |
Raekende de transfugie van t bloed, gelijck ick UE. in mijn voorgaende promitteerde te advyseren, soo is dat in de vergaederingeGa naar voetnoot3) van de Royale Societeit dese operatie tot tweemael toe op een en het selfde subiectGa naar voetnoot4) bijgewoont hebbe, zijnde den Patient een manspersoon van ontrent de 30 jaere, wel gedisponeert van lichaem sanguineus van temperament. eerstelijcGa naar voetnoot5) heeft men de Patient uit de lincker vena cephalica gelaeten ontrent 14 once bloed, daer naer uit de arteria cruralis van het lam, te vooren daertoe geprepareert in de voornoemde cephalica ingelaeten 14 once bloet naer gissinge, eer meer als minder, den patient hem altijt wel bevindende en ons versekerende dat het inbrenge van t pijpie ende incisie niet meer seer en deden als eene gemene lating niet gevoelende die hette aan den arm van het inlopende bloet, volgens het franche relaes, naer mijn opinie veroorsaeckt door de lengte van het pijpie, welck het bloet sijn warmte doet verlijsen. 14 daeghen daer naerGa naar voetnoot6) heeft men deselve operatie aen denselfde persoon wederom gedaen met het 't selfde succes, en heeft hem den Patient zedert altijt wel bevonde en hebben hem ontrent 6 a 7 daeghen geleden noch gesproocken, gelove dat dese experiment toecomende voortijt grooten voorganck sal nemen, alsoo een vrient mij uyt Vranckrijck schrijft, dat men daer starck mede besich is en nu onlanx een parfait gecureert is geweest, door de transfugieGa naar voetnoot7) van lammeren bloet, van eene perfaite dullicheit. Eenighe weecken geleden soo hebbe ick in presentie van haere Excellentie de Heere MeeremanGa naar voetnoot8) en BoreelGa naar voetnoot9) een plaisirige experientie gedaen op een teeffie van ontrent twee iaer, extirpeerden hem eerst de milt en 5 a 6 daeghen daeraen, liet hem alle zijn bloet af en transfuseerde door sijn aderen alle het bloet van een iongh schaep (blijvende het schaep in de operatie doot) laetende alleen maer soo | |
[pagina 195]
| |
veel bloet in den hont als oordeelde tot het leven van nooden te hebben, heeft het hontie noit fieck geweest maer leeft vroolijck en lustigh. niet lange geleeden hebbe het volgende experiment tot tweemael toe gedaen beyde reyse bekans met het zelfde succes naer dat een hont het of sternum, de helft van alle de ribben en het Diaphragme wegh gesneeden hadde en het hart van sijn pericardium ontbloot hadde, soo hebbe den hont door het inblaesen van wint met een blaesbalck in zijn longe een geheel uir levendigh gehoude, leggende den hont altijt met de oogen open, gelijck of niet en schorten, slaende het hart regelierlijck en de circulatie wel gaende, maer als ick cesseerde met blaesen begon den hont in convulsie te vervallen en wederom blaesende soo cesseerde de convulsie en dit deede tot drij a vier maele, levende den hont ontrent een uir naer den opengesneden borst, en gelove dat in een welgetemperde Càmer ofte lucht noch langer soude leven. dit geeft ontrent mij wonderlijcke speculatie raekende de respiratie. een ander experiment de Respiratie raekende, en het gebruick van het Diaphragma, wel geobserveert hebbende in een doode hont de situatie van alle de zenuwe van het Diaphragma, hebbende stante pede een levende hont genomen en alle de zenuwen des Diaphragma afgesneden hebbende, den hont los gelaeten hebbende, soo stont den hont als een paert dat ende aesem gereden is, inde inspiratie den buic small werdende en plat, daer te contrarie in een gesonde hont den buick opswelt en opspant, en inde exspiratie soo wiert den buick gespannen en geswollen contrarij als in een gesonde hont, den hont levende 10 daeghen zijn aesem corter om corter werdende stijrf sonder convulsie. Mij is hier een brief ter hant gestelt, gescreven uit Danzig in Pruissen van eenen doctor FabritiusGa naar voetnoot10), in welke hij scrijft van het inijcere van purgative liquores inde mediana van den rechterarm aen drij van sijne patienten met goet succes geexperimenteert. De eerste was een robust soldaet geinfecteert met een venerienne siekte lijdende door deselve groote pijne, naer dat hem een purgerend liquor geaproprieerd naer het quael van ζiijGa naar voetnoot11) vochticheit was geinijceert claegde van een groote pijn ontrent den elleboogh, en de valvula van sijn arm swellende sichtbaerlijck op, maer deselue een clein weinigh met de vinger gecomprimeert hebbende zoo verdween de pijn en de swellinge schijlijck, en vier uren after begon het medicament te wercken en kreeg de patient dien dagh vier sedes en is geluckig gecureert geweest. De andere was een getroude vrouw van 35 iaere, zijnde van haere geboorte beuange geweest met een Epilepsia sonder hoope van genesinge. Geinijceert hebbende een laxerende resina gesolveert in een ante-epilepticael | |
[pagina 196]
| |
water ofte spiritus, een uir after hadde eenighe sedes en den volgende daeghe mede doch seer sacht, haer quael verminderde van tijt tot tijt en is in tien daegen genesen geweest. Den derden mede een vrouw en hetzelfde quael mede besittende als de andere wiert op deselfde manier getracteert hebbende de eerste dagh naer het inijcere 4 sedes, maer haer selve niet wel wachtende van coude als meede van eeten en drincken stierf eenighe daegen daeraen. het is remarcabel, dat alle drij een moment naer het medicament geinijceert was voormeerde twee of drij mael sonder moijte ofte vehementie. Ick can niet naelaeten UE. te adviseren dat den Hartoogh van florence aen dese Coninck vereert heeft een clein flessie met een seeckere oly van tabacq en een druppel van deselve gestrecken zijnde op een quetsur ofte wonde van eenich dier, het selfde in de tijt van een uir sal doen sterven. In hollant zijnde hebbe met mijn Heer gesprocken van een experiencie die ick woude doen bij gelegentheit met het infunderen van melck in de adere van eenich dier, hebbe deselve experientie, begonne op een hont en warm gemaeckt hebbende een cooper pannetie de melck, soo stierf den hont datelijck naer het inijceere van de voorvoerde melck. Maer supponerende dat de doot van den hont was gecauseert door eenighe aerugineuse qualiteit uit het coopere pannetie inde melck gebracht, zoo hebbe daer naer andere materie gebruickt om de melck in te warmen, den tweede was een hont van ontrent een iaer out laetende hem ontrent drij once bloet af in een schael en inijceerde hem wederom ontrent drij once (mede te vooren afgewogen) warme melck, was drij uren naer de operatie heel gaillaert, maer in de vierde uir overviel hem een clein coutie, maer naer dat na drijmael gedroncken hadde soo was hij wederom gaillaert 5 daeghen lanck, den 6 dagh trock hem af 8 once bloed en gaf hem wederom 7 once gewarmde melck in zijn aedere, was aldoen niet heel zieck, maer liet den hont wederom 5 daeghen rusten, den 6 dagh, trok den hont wederom 10 once af en inijceerde 9 once bloet, kreegh als doen een starcke koorts en 4 uren daer nae soo bleef mijn beesie doot leghen sonder te willen drincke in dien tijt, meene dat een faute gevonde hebben die hier naer sal corrigere, daerom de circumstantie nu niet scrijven, maer UE. bij gelegentheid het vordere succes advyseren. Ben nu eenighe daeghe besich geweest (mij selve voedende met goede hoope van wonderlijcke dinghe gevonde te hebbe). Eerstelijck meende ick een wegh gevonde hadde van den chijlus nae de uterum in ionge draegende dieren, maer naer dat om deselve oorsaek drij teven met haer ionge omgebrocht hebbe, soo vinde ick dat het een lympathick vatGa naar einda) is dat neffens de andere unbilicale vaten den strengh van het jongh helpt maecken en de vochticheit van het iongh ad placentam te rugghe brenght, het selve door het binde van ligature en door de qualiteit van de vochtigheit vernemende hebbe om een andere experientie te maecken, getracht te vinde, ofte twee tacken die ver- | |
[pagina 197]
| |
scheyde maele gesien hebbe sprutende van den Ductus chiliferus niet soude kunnen vervolgen, en hebbe deselve gevonde langs het os sternum gaende van binnen, tot het Diaphragme toe, hoope deselve voorts te vervolge tot de plaets daer de melck bewaert en volhoocht wert, en sal niet rusten voor dat gevonde het selfde waer ofte valsch te zijn, alsoo mij selve inbeelde den chylus recht naer de mammen gaet. alsoo hier goede gelegentheit daer toe hebben en eens uit al die droomerie tracht te wesen. hier volgt nu een beserijvinge van een HarmaphroditGa naar voetnoot12), mij gegeven en gecommuniceert van een DoctorGa naar voetnoot13) mijn vrient zijnde, en naer visitatie van de voornoemde harmaphrodit, soo hebbe bevonde het selve alsoo te zijn, op haer woorde en mijn eigen ooghen, voor sooveel als men jegenwoordich zien kan, mij vertrouwende, manquerende alleen-in de bescrijvinge hetwelke met een screefieGa naar voetnoot14) omhaelt hebbe en van mij bijgevoeght is, zijnde door misslag van mij vriendt niet wel geobserveert. Mijnheer soude UE meer experiencie en de raisonnementen over deselve conne hier bijvoegen, als mede sommige rencontres in de practijcq maer vreese UE goetheit te misbruicke, alleenlijck dit noch bijvoegen dat zedert mij verblijf alhier twee persoonen de cataraecte pro Deo geableveert hebbe met beter succes als oit, alhier is een exspert chirurgijn en operator genaemt CharpentierGa naar voetnoot15) de welke ick tot 7 personen de cataracte heb sien ableveren met groote dexteriteit en hebbe zijn methode gevolcht, vinde deselve seeckerder en lichter. Mijn Heer zoude UE langer kunnen ophoude met veelvoudighe raisonnementen over al dese experientien alsmede door noch veel andere observatie soo in anatomicis als in de Practijcq, maer vreese door lange en moijelijcke narratie UE te veel te importuneere, sal die conserveeren tegen dat de eere sal genieten van UE selver te spreecken ofte op eene andere reise overscrijven. Ick versoeke UE gelieft dese ingeleide aen den Heer van Suilichem te laeten addressere, en soo UE bij gelegentheit (UE affaires hetselve toelaetende) de descriptie van den voornoemde harmaphrodit den voornoemde heer gelieft te communicere sult mij te meer verobligeert vinde, want de tijt niet toelaet om een copie te scrijven alsoo de post soo vertreckt, ende nochtans gaerne hadde dat hetselve mocht weten alsoo naer mijn oordeel het een wonderlijke saeke is. | |
[pagina 198]
| |
Doet mijne ootmoedighe gebiedenisse met opofferinge van mijne Dienste (soo het UE gelieft) aen Mejuffrou UE huisvrouw, en bij gelegentheit aen mijn Heer den Doctor StalpertGa naar voetnoot16) den ouden, sal altijt Danckbaerheit voor hetselve betoone en de gelegentheit afwachten om te toonen dat ick ben en altijt blijven zal,
Mijnheer UE Dienstwillige en verobligeerde dienaer Jan Bruynestein. Raptim Londini 23/4 febr. mars 1668. |
|