Oeuvres complètes. Tome IV. Correspondance 1662-1663
(1891)–Christiaan Huygens– Auteursrecht onbekendNo 1130.
| |
[pagina 371]
| |
sijn als die ick inden Haeg gesien heb. Maer voor eerst breeckt men het wit op een vrijfsteen met een mes, doende schoon water daer bij, en soo wat gekneedt sijnde, menght men de verw daer onder die eerst apart met water gevreven is, maer niet fijn. Als dit wel onder een gemenght is met soo weynigh water als bequaemelijck kan geschieden, soo doet men daer nae de tabacpijpaerde daer bij en kneedt die met de rest, altijdt het mes, en niets anders gebruyckende. Daer nae rolt men penneties van dese compositie op een schoon papier, formerende eerst de punt met de vingers, om dat anders lichtelyck een holligheyt in 't midden blijft. Alsse 5 of 6 uren gedrooght hebben bij haer selven, (want men moetse niet in de son noch ontrent het vier leggen, om datse dan te hard worden) soo rolt mense noch eens, omse rechter en ronder te maecken, en dan laet mense voort leggen droogen; daer toe wel 7 of 8 dagen in de somertydt van doen sijn, en 's winters wel 6 mael soo veel, daerom men die dan oock niet gewoon is te maecken. Om de donckere couleuren te maecken heeft men van het selfde wit maer met seeckere andere materie daer onder swart gemaeckt, twelck hier alsoo verkocht wort. Indigo, Schytgeel, en Lack sijn onbequaem tot dese crayons, en in plaets van Lack gebruyckense Indiaens root, 't welck ick niet en weet of in ons Landt bekent is. Men schrijft gemackelyck met dese penneties op papier, en worden noyt hardt. Het Papier dat Lilly besicht en voor 't beste houdt is licht graeuw en niet hardt. Ick heb een doos van dese crayons laeten gereet maecken daer van ickje bij gelegentheijdt sal medeelen. Gisteren thoonde my voorschreven Lilly syn | |
[pagina 372]
| |
Italiaensche teyckeningen die altemael keurlijck sijn, en sijn meestendeel gekomen uijt het cabinetGa naar voetnoot2) van Vander VoortGa naar voetnoot3). Hij seght dat hij al de beste daer uijt gekosen heeft en de rest aen UylenburghGa naar voetnoot4) gelaeten die daer me nae Holland gingh. Daer is een slapende Jacob van Raphael die wonderbaerlyck is. Int nevensgaende papierGa naar voetnoot5) hebje de verscheyde verwen die int pastel gebruyckt werden.
Au Frere de Zeelhem. |
|