No 440.
Fr. van Schooten à Christiaan Huygens.
22 décembre 1657.
La lettre se trouve à Leiden, coll. Huygens.
Chr. Huygens y répondit par le No. 444.
22 Dec. 57.
Mijn Heer
Also Brenger deses, Monsieur van LoonGa naar voetnoot1), sijnde een mijner Discipulen, mij verhaelde van sins te syn, dese Heijligen dagen in den Hage te passeeren, so heb ick niet konnen naerlaten op UEdelheijt bij dese gelegentheijt te versoucken, dat UEdelheijt wil gelieven door denselven mij voor eenige dagen UE microscopium te laten toekomen, waer van ick in mijn laestenGa naar voetnoot2) (dewelcke ick verhoop dat UEdelheijt met de by gaendeGa naar voetnoot3) sal ter handt gekomen sijn) gemelt hebbe. Sal sorge dragen, dattet UEdelheijt sonder eenige schade sal gerestitueert worden. Vorders hebbe daerna verstaen, dat Monsieur Heuraet op staende voet, en ongevaer op gelycke wyz als het Methodus van Monsieur Hudde toegaet in het determineeren van 't grootste en kleynste, van alle kromme linien, waer van de quadraturen dan immers te vinden syn, derselue quadratura en centrum gravitatis weet te determineeren. Het welck dan voorwaer (myns oordeels) voor iets sonderlings te achten is, also het vinden der quadratura en van t' centrum gravitatis tot noch toe voor het alderswaerste in de Geometrie gehouden is; en ick niet en weet dat sulx noch sodanigh bij iemandt tot noch toe is bekent geweest op staende voet te konnen vinden. Eyndende sal naer dienstige gebiedenisse, verblyven
Mijn Heer
UE. toegedanen en dienstwilligen vrundt en dienaer Fr. van Schooten.
met grooten haest, uyt Leyden den 22 Dec. 1657.
Aen Monsieur Monsieur, Christianus Hugenius, ten huijse van Mijn Heer van Zuijlechem woonende in S' Graven-hage op t' pleyn.
met vrundt.
Auteursrecht onbekend