No 115.
Christiaan Huygens à D. Seghers.
23 janvier 1652Ga naar voetnoot1).
La minute et la copie se trouvent à Leiden, coll. Huygens.
Mijn heer
Ick vinde mij ten hoogsten aen VE verplicht voor de sorghe en moeijte tot noch toe gecontinueert in 't onderhouden van de correspondentie tusschen Pater Gregorius en mij, en hebbe niet konnen naer laeten VE door desen daer selfs voor te dancken. De bijgaende Exemplaren van mijn boexken soude ick (ten waer de vorst mij sulx belet hadde) gheern eerder gesonden hebben, wetende dat VE de middel had om die soo wel tot mijn avantage te distribueren. Ick geniet noijt meerder vermaeck van diergelijcke inventien dan als ick die aen mijn geleerder magh mededeelen; so dat ick mij sal geluckigh achten, indien door VE toedoen elck van dese boexkens mach ter hand komen daer het is gedestineert. Voornementlijck over dat van Pater la Faille dien ick in grote achtinghe hebb, en langh gewenst aen hem bekent te sijn, meer als aen yemandt anders. Ick hebb 4 van de Exemplaren ongebonden gelaeten, 2 voor Pater Gregorius ghelijck ghij die begeert hadt, en noch 2 om datse aldus bequaemer schijnen om verre reijsen te doen, als naer Claudius Richardus in Spagne, en naer Pater della Faille. Pater Gregorius en schrijft tot noch toe mij gheen antwoordt op mijn argumenten, maer veel beleeftheijdt, als oock Pater Sarasa. Soo dat ick vertrouw, dat wij wel goede vrunden sullen blijven. Bidde oock VE soo veel moghelijck is, daer toe te willen helpen contribueren, en blijve
Mijn Heer
VE ootmoedighen Dienaer Christiaen Huijgens.
's Gravenhaghe 23 Jan. 1652.