De beginselen van Gods koninkryk in den mensch
(1689)–Pieter Huygen– Auteursrechtvrij
[pagina 116]
| |
Ende daar geloofden 'er veel meer om sijns Woords wille, ende zeiden tot de Vrouwe, wy en geloven niet meer om uwes zeggens wille, want wy zelve hebben Hem gehoort, en weten dat deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der waereld, Joh. 4.41, 42. | |
[pagina 117]
| |
De ziele onderwijst haar zelven, hoe by de verstandelijke kennisse Gods, die zy uit het heilige Woord Gods begrepen heeft, diend gevoegt te zijn de ondervindelijke kennisse.
Stem
:
't Is goed Kapucijn te zijn.
1.
'K Voele klaar in mijn natuur,
Dat ze in de Lucht moet leven,
Of ze zou den geest haast geven,
En uitdoven als het vuur:
'K voel ook wel in mijne ziele
Dat in God haar leven is,
Die, 't en zy Hy z' onderhiele,
Zonk in haar verderffenis.
2.
Maar hoe leev' ik in de Locht?
Moet ik die wel ooit gaan zoeken
Wijds en zijds in alle hoeken,
Neen: dat waar verkeerd gezocht:
Want nu 'k in haar ben en blijve:
En zy in my: als ik haar
In- en uit-waard trek en drijve:
Kenn' ik best haar hoe en waar.
3.
Die met 't zienlijk Element,
't Zy met Water, Vuur of Aarde,
Om te zien sich niet en paarde,
Maar heel anders word gekend:
Want die 't Licht, of Hitt', of Koude,
Welk sich door de Lucht verspreid,
Voor de Lucht aanmerken zoude,
Was in 't oordeel zeer misleid.
| |
[pagina 118]
| |
4.
z' Is niet tastbaar, z' is niet grof,
z' Is niet zienlijk als all' d'and're
Elementen met elkand're,
z' Is gansch van een and're stof,
En men leerd z' ook anders kennen,
Allerklaarst wel door genot,
Byna zo men sich moet wennen
Om te kennen sijnen God.
5.
Want die kan men allernetst,
Door Bevinding kennen leren,
Al wat Godgeleerde Veêren
Ons ooit hebben voor geschetst,
Van Gods goedheid en ontferming,
Van Gods ondoorgrondlijkheid.
Van sijn liefde en erberming
Aan den mensch te kost geleid.
6.
Dat omhelz' ik en geloof't:
Maar als Weten het Geloven
Door Genieten schijnt te doven,
Zo de Zon het Maan-licht dooft,
Als wy Godes goedheid Smaken,
En dat sijn ontfermenis
Onze ziele diep komt raken,
Weten wy best wat God is.
7.
Schoon zo veel in 't heilig Boek
Van Gods trouwe word geschreven,
En hoe Hy sijn Geest wil geven,
Zo men door gebeên Hem zoek',
Hoe sijn woorden zuiver waar zijn,
Vol van diep geheim en pit,
Vol van wijsheid, leerzaam, klaar zijn,
Hoe daar 's levens kracht in zit.
| |
[pagina 119]
| |
8.
Niemand is des recht bewust,
Als die 't kend door 't waar Genieten,
In wiens ziel Gods stromen vlieten,
Die sijn God, en God hem, kust,
Daar het hert rust in Gods wille,
Daar de mensch is als ontmenscht,
Daar men lieflijk, zoet en stille,
Vind in God al wat men wenscht.
9.
Heere! help dan onze ziel
U d'Onzienlijken beschouwen,
En U tegenwoordig houwen,
Ach! dat z' U nooit af en viel!
Maar in U haar adem hale,
Als waar in ze is en leeft,
Dat ze sich in U bepale,
Die geen end noch palen heeft.
| |
Hoe nodig d'innerlijke ondervindinge zy.DE Mensch pleeg op twe'erleye wijse tot kennis van sa-
| |
[pagina 120]
| |
sus de Christus, die wy voor de ware Messias houden: als Maar ten anderen, men geraakt ook aan kennis door Of wy alleen, om dat de heilige Schrift getuigt, dat | |
[pagina 121]
| |
lium houden, alleen om dat 'er zulke heerlijke dingen in In 't kort: of wy alle deze en diergelijke dingen in 't Waarlijk dit onderscheid is zeer groot! Alleen te re-
Dus is het ook gelegen met het geestelijk voedsel der |
|